Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De gewijzigde vordering van COFCO
cryptocurrencies, onder overlegging van de
private keyen andere gegevens die nodig zijn om deze
cryptocurrencieste gelde te maken;
3.De verdere beoordeling
- dat [gedaagde01] door voormelde handelwijze op verschillende punten ernstig tekort is geschoten in de nakoming van zijn arbeidsovereenkomst en dat hem hiervan een verwijt kan worden gemaakt alsmede dat [gedaagde01] niet in alle opzichten de belangen van COFCO aan het behartigen was (r.o. 4.13.);
- dat [gedaagde01] aansprakelijk is voor de schade die COFCO als gevolg van zijn handelen heeft geleden, voor zover daarbij kan worden vastgesteld dat die schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 7:661 BW (r.o. 4.19.);
- dat het door COFCO gestelde schadebedrag van USD 127.000.000,- is opgebouwd uit het bedrag van USD 69.633.000,- aan geleden verlies ten opzichte van [bedrijf03] en het bedrag van USD 57.367.000,- aan extra handelsverlies (r.o. 4.20. en 4.22.);
- dat voor het bedrag van USD 69.633.000,- geen aansprakelijkheid van [gedaagde01] kan worden aangenomen, zodat dit onderdeel van de vordering afgewezen dient te worden (r.o. 4.21.);
- dat COFCO het gestelde schadebedrag van USD 57.367.000,- betrekkelijk summier heeft onderbouwd in de processtukken die zij tot dan toe had genomen en dat COFCO in de gelegenheid wordt gesteld om haar vordering met betrekking tot de omvang van die schade nader te onderbouwen en toe te lichten (r.o. 4.22.);
- dat de betaling van de bonus over 2013 en 2014 door COFCO onverschuldigd is gedaan en dat [gedaagde01] de in dat kader ontvangen geldsom aan COFCO moet terugbetalen, zodat het gevorderde bedrag van € 412.952,14 kan worden toegewezen (r.o. 4.33.).
synthetic gasoil deals’, (2) het annuleren van contracten, (3) het nalaten van het versturen van een factuur aan [bedrijf03] en (4) ten onrechte verrichte cashbetalingen. Niet duidelijk is hoe dat bedrag zich verhoudt tot de schadebedragen van USD 69.633.000,- en USD 57.367.000,-. Het is aan COFCO om dat nader toe te lichten en per onderdeel gemotiveerd te stellen dat – en waarom - sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van [gedaagde01] in de zin van meergenoemd artikel 7:661 BW (r.o. 4.26.).
synthetic gasoil deals’ zich tot de [bedrijf02] -contracten (r.o. 4.27.)?
exposureten aanzien van [bedrijf03] sterk begon op te lopen, actie heeft proberen te ondernemen om de openstaande posities naar beneden te brengen, maar dat dat niet mogelijk bleek te zijn.
workarounds’.
Pollemans / Hoondert).
- primair USD 127.000.000,- althans USD 40.413.179,- aan schadevergoeding;
- subsidiair een verklaring voor recht dat [gedaagde01] aansprakelijk is voor de schade van COFCO als gevolg van zijn onrechtmatig handelen, met een verwijzing naar de schadestaatprocedure en betaling van een voorschotbedrag;
- meer subsidiair een verklaring voor recht dat [gedaagde01] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst, met een veroordeling tot betaling van
rechtstreeks en van eminent belang is voor de positie van[ [gedaagde01] ]” omdat COFCO het rapport gebruikt voor de onderbouwing van haar schade in de civiele procedure en [bedrijf05] dit wist (zie randnummers 4.33, 4.70 en 4.71 van het rapport van de Accountantskamer). In het rapport van [bedrijf05] is, volgens de Accountantskamer, ten onrechte nagelaten de gevonden informatie zoveel mogelijk te verifiëren of op zoek te gaan naar informatie die een ander licht op de zaak zou kunnen werpen (zie randnummers 4.71 en 4.11 van de uitspraak).
synthetic gasoil deals’USD 22.229.000,-
- (ii) het annuleren van contracten/deals met [bedrijf03] USD 13.987.179,-
- (iii) het nalaten van het versturen van een factuur aan [bedrijf03] USD 2.775.000,-
- (iv) ten onrechte verrichte cashbetalingen
synthetic gasoil deals’ met [bedrijf03] gesloten. Dat wil zeggen dat er op hetzelfde moment twee contracten werden gesloten. Met het ene contract werd een product door COFCO verkocht (een zogeheten ‘
short’ positie) tegen een vaste prijs en met het andere contract werd hetzelfde product door [bedrijf03] teruggekocht (een ‘
long’ positie) tegen een variabele prijs. De combinatie van deze contracten resulteert netto in een speculatieve positie op het product.
margin calls’) te betalen aan COFCO. Dat weerhield [gedaagde01] er niet van om deze speculatieve en risicovolle transacties met [bedrijf03] te blijven aangaan en dit te verbergen voor COFCO. Daarbij heeft [gedaagde01] ten onrechte contracten op naam van [bedrijf08] gezet. Deze handelwijze heeft tot gevolg gehad dat er een onbetaalde en oninbare vordering op [bedrijf03] is ontstaan van USD 22.229.000,-. COFCO heeft dit bedrag geheel moeten afschrijven, aldus COFCO.
synthetic gasoil deals’, dat binnen COFCO bekend was dat dergelijke transacties werden afgesloten en dat daarop niet werd ingegrepen, dat COFCO wist dat niet alle transacties back-to-back met [bedrijf08] waren en dat [gedaagde01] duidelijk heeft gecommuniceerd dat er geen sprake was van een algehele garantie van [bedrijf08] op deze transacties.
synthetic gasoil deals’ zich verhouden tot het gestelde handelsverlies als gevolg van transacties met [bedrijf03] (dat in het tussenvonnis al is afgewezen). COFCO stelt in haar akte na tussenvonnis weliswaar dat het bedrag van USD 40.413.179,- niet gerelateerd is aan het handelsverlies dat COFCO ten aanzien van [bedrijf03] heeft geleden, maar geeft er verder geen handen en voeten aan.
synthetic gasoil deals’. Dat leidt tot het oordeel dat aansprakelijkheid van [gedaagde01] niet vaststaat omdat er niet van kan worden uitgegaan dat [gedaagde01] opzettelijk of bewust roekeloos de omstandigheid heeft gecreëerd dat COFCO verlies heeft geleden uit de ‘
synthetic gasoil deals’.
Subsidiair doet [gedaagde01] een beroep op matiging van de boete op grond van artikel 6:94 lid 1 BW en 7:650 lid 6 BW. Gezien de verhouding tussen de overtreding en de schade als gevolg daarvan, de bedrijfscultuur van COFCO, de aard van de arbeidsovereenkomst en de persoonlijke en financiële gevolgen ervan voor [gedaagde01] , is het gevorderde boetebedrag buitensporig hoog.
Intrahof / Bart Smit).
X / Gemeente Veghel). Indien uit de houding van de schuldenaar blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn, kan de ingebrekestelling plaatsvinden door een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat hij voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld (artikel 6:82 lid 2 BW). Nu de onderhavige dagvaarding kan worden aangemerkt als een dergelijke mededeling, wordt de wettelijke rente toegewezen over € 200.000,- vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling (vgl. HR 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1012,
Vano / Foreburghstaete).
Dexia, r.o. 3.5.3).
(€ 604.797,-). Voor toewijzing is vereist dat, in de gegeven omstandigheden, de kosten redelijk zijn en de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren om schadevergoeding te verkrijgen. In het kader van die dubbele redelijkheidstoets is COFCO in r.o. 4.35. van het tussenvonnis gevraagd om nader toe te lichten welke werkzaamheden beide bureaus hebben verricht, waarom het nodig was om met zoveel verschillende mensen aan het onderzoek te werken, wat de noodzaak was om hoog gekwalificeerde medewerkers in te zetten en waarom het nodig was om beide bureaus in te schakelen en beide zo’n langdurig en uitgebreid onderzoek te laten uitvoeren.
governancebinnen COFCO onderzocht en de werking van de interne (controle)systemen beoordeeld. De onderzoeken hebben ieder dus een ander doel. Bovendien staan de kosten volgens COFCO in verhouding tot de door haar geleden schade van USD 127.000.000,- de omvangrijke gevolgen van de onregelmatigheden binnen haar organisatie en de grote neerwaartse bijstelling van het nettoresultaat met USD 207.000.000,-.
Tripels/Masson). COFCO wijst erop dat [gedaagde01] tot op heden niet transparant is geweest over zijn inkomens- en vermogenspositie en er alles aan doet om zijn vermogensbestanddelen aan verhaal te onttrekken. Zo heeft [gedaagde01] in 2021 geprobeerd zijn woning te verkopen aan een onbekende derde tegen een bedrag van € 353.000,-. COFCO heeft daar als beslaglegger niet aan meegewerkt en later is de woning (alsnog) executoriaal verkocht tegen een bedrag van € 434.000,-. [gedaagde01] probeerde COFCO derhalve te misleiden. COFCO heeft er dan ook belang bij dat [gedaagde01] wordt verplicht tot het verschaffen van de gevraagde informatie, los van de (beperktere) informatieverplichting van de schuldenaar aan de deurwaarder op grond van artikel 475g Rv. Bij e-mail van 27 januari 2023 heeft COFCO [gedaagde01] verzocht om inzicht te verschaffen in zijn financiële positie. [gedaagde01] heeft daar niet op gereageerd.
€ 132,00
4.De beslissing
4 september 2015 tot aan de dag van volledige betaling;