“
Op dinsdag 9 februari 2021 omstreeks 21.00 uur was ik, [toezichthouder A] , in een opvallende herkenbare auto aanwezig op een uitvoegstrook aan de Provinciale weg 310 en in gesprek met collega [toezichthouder B] . Wij, [toezichthouder A] en [toezichthouder B] zagen een aanhanger staan van [eiseres] te [plaats] op een uitvoegstrook van de Provincialeweg N310 ter hoogte van afslag Kootwijk. Het kenteken van de aanhanger was [kenteken] (zie bijlage 1).
Terwijl wij stonden te praten kwam de voorwagen van [eiseres] , met kenteken[kenteken] , aanrijden met de bedoeling om de aanhangwagen aan te pikken en weg te rijden. Ik, [toezichthouder A] , zette al lopend koers richting de veewagencombinatie, zo te noemen nu voor -en aanhangwagen compleet waren, en collega [toezichthouder B] reed in zijn eigen auto richting de veewagencombinatie van [eiseres] Collega [toezichthouder B] was al in gesprek met de chauffeur van de veewagencombinatie toen ik, [toezichthouder A] , mij ook voorstelde en legitimeerde aan de chauffeur als toezichthouder van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit (NVWA). De chauffeur stelde zich voor als [naam] .
Ik, [toezichthouder A] , vroeg aan de chauffeur of ik in de voorwagen van de veewagencombinatie mocht kijken. Ik kon moeilijk naar binnen kijken, want het was een geconditioneerde voorwagen (zie bijlage 2, foto 2). Collega [toezichthouder B] heeft toen een ladder gepakt en wat wij, [toezichthouder A] en collega [toezichthouder B] , nog konden zien was dat er nog enkele mestresten van evenhoevigen (kalveren) aan de wanden en aan de tussenschotten aanwezig waren. Verder zag ik dat er iets van gebruikt stro in het vervoermiddel aanwezig was. Er was naar mijn oordeel niet of niet goed schoongemaakt op de plaats van lossing.
De chauffeur van de veewagencombinatie vertelde ons, [toezichthouder A] en collega [toezichthouder B] , dat hij zou desinfecteren bij Verzamelcentrum J. de Koning BV, Goorsteeg 21 te Lunteren, die erkend is voor het reinigen en desinfecteren van veewagens. Ik, [toezichthouder A] , vertelde de chauffeur dat wij daar ook naar zouden gaan om te kijken of er inderdaad was schoongemaakt. Eenmaal bij 3. de Koning aan de Goorsteeg in Lunteren aangekomen, nu met collega [toezichthouder C] die in de buurt was, zagen wij dat er niet was gereinigd en ontsmet. Ik, [toezichthouder A] , deelde aan de chauffeur mede dat het vervoermiddel niet gereinigd en ontsmet was en heb hem en in zijn persoon [eiseres] te [plaats] een rapport van bevindingen aangezegd voor het 'op de openbare weg rijden met een ongeladen vervoermiddel welke niet is gereinigd en ontsmet'.
[…]
Om omstreeks 22.00 uur sprak ik, [toezichthouder A] , de chauffeur van de vervoermiddel die aan mij op mijn vragen, opgaf, middels zijn rijbewijs, te zijn: [naam] geboren [geboortedatum] en hierna te noemen [de chauffeur] . Nadat ik, [toezichthouder A] , tegen [de chauffeur] had gezegd dat hij niet tot antwoorden verplicht was, verklaarde hij omstreeks 22.05 uur het volgende:
“Ik ben chauffeur van deze wagen en ben in dienst bij [eiseres] . Ik heb zojuist kalveren gelost en heb een poging gedaan om schoon te maken. Dit ging echter niet goed, het was steenkoud en ik zou toch naar Jan de Koning toe voor de 2e Reiniging en ontsmetting. Ik sta hier droog en heb dan minder last van opvriezend water. Ik kan hier tenminste goed schoon maken.
”
(Op het moment van controle was de buitentemperatuur -7 graden Celsius, [toezichthouder A] )”