5.1.Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1.1.Het reclameverbod in de Trw houdt in dat elke vorm van reclame verboden is, tenzij sprake is van één van de wettelijk geregelde uitzonderingen op dat verbod. Onder 'reclame' wordt in de Trw verstaan: elke handeling in de economische sfeer met als doel de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten te bevorderen en elke vorm van commerciële mededeling die het bekendheid geven aan of het aanprijzen van een tabaksproduct of aanverwant product tot doel dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg heeft, met inbegrip van reclame waarmee, zonder het tabaksproduct of aanverwant product rechtstreeks te noemen, wordt getracht het reclameverbod te omzeilen door gebruik te maken van een naam, merk, symbool of enig ander onderscheidend teken van een tabaksproduct of aanverwant product.
5.1.2.Tijdens de festivals - op respectievelijk 25 augustus 2018 en 1 juni 2019 - was in artikel 5, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Trw nog van het reclameverbod uitgezonderd de reguliere presentatie van te koop aangeboden tabaksproducten of aanverwante producten door middel van het tonen daarvan in een gesloten verpakking tegen een neutrale achtergrond en de normale prijsaanduiding daarvan in verkooppunten van tabaksproducten of aanverwante producten. Deze uitzondering ('reguliere presentatie') is destijds door de wetgever opgenomen omdat de verpakking van tabaksproducten op zichzelf al onder de definitie van reclame valt, maar het niet de bedoeling was om het tonen van die verpakkingen te verbieden. Het enkele tonen van de verpakking van tabaksproducten werd dus door de wetgever bij reguliere presentatie van het verbod uitgezonderd.
5.1.3.De rechtbank stelt voorop dat zij eerder al heeft geoordeelddat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat de Trw een “allesomvattende definitie” van het reclamebegrip bevat die “in de meest brede zin des woords” moet worden begrepen en dat het in de rede ligt om de uitzonderingen op het reclameverbod beperkt te interpreteren. Het allesomvattende reclamebegrip en de beperkte uitzonderingen op het reclameverbod brengen met zich dat er geen ruimte is voor uitbreiding van de hiervoor genoemde uitzondering voor 'reguliere presentatie'. De staatssecretaris stelt zich daarom terecht op het standpunt dat elke presentatie die een verdergaand aanprijzend karakter heeft dan nodig is om in een tabaksverkooppunt te tonen welk tabaksproduct voor welke prijs wordt verkocht, valt onder het reclameverbod.
5.1.4.De rechtbank moet dus beoordelen of de tijdens de evenementen van 25 augustus 2018 en 1 juni 2019 gebruikte wijze van presenteren in de tabakskiosken als een reguliere presentatie kan worden aangemerkt.
5.1.5.Volgens vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb)geldt als uitgangspunt dat een bestuursorgaan, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in een door een toezichthouder op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend rapport van bevindingen, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het rapport weergeven. Als die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
5.1.6.Uit de rapporten van bevindingen volgt dat op beide festivals de tabaksproducten dusdanig werden gepresenteerd, dat er van bepaalde merkvarianten (Marlboro en Heets) meerdere facings in het schap aanwezig waren, waardoor visuele blokvorming ontstond. Hierdoor is extra aandacht gevestigd op die merkvarianten. Ook is op het festival ’t Strand geconstateerd dat alleen vanuit het bovenste schap werd verkocht. Daarmee dienden de overige schappen dus geen direct verkoopdoel maar werden die kennelijk getoond om de aandacht van kopers daarop te vestigen. Tot slot is op beide festivals geconstateerd dat zich achter de facings van Heets geen voorraad bevond. Ook de schappen die deze facings bevatten, dienden dus geen verkoopdoel. Het standpunt van de staatssecretaris dat Heets een relatief nieuw product is waar niet of nauwelijks vraag naar was, heeft eiseres onvoldoende gemotiveerd betwist. Dit versterkt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat dit deel van het schap geen verkoopdoel diende. De stelling van eiseres dat zij in bezwaar gemotiveerd heeft betwist dat alleen de bovenste rijen werden gebruikt en gevuld en dat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit over festival ’t Strand ten onrechte niet op is ingegaan, maakt het voorgaande niet anders. In het rapport van bevindingen in die zaak staat namelijk:
“Ik vroeg (…) waarom alleen de bovenste rij meerdere pakjes sigaretten achter elkaar bevatte en hoorde hen zeggen: 'Wij verkopen alleen vanuit de bovenste rij en vullen deze ook steeds bij". (Bijlage 1. foto nr. 4,5,6)”
De conclusie is dat geen twijfel bestaat aan de in de rapporten van bevindingen vastgelegde bevindingen van de toezichthouders. De staatssecretaris mocht dus in beginsel afgaan op de rapporten van bevindingen.
5.1.7.Eiseres stelt op zich terecht dat de geconstateerde wijze van presenteren niet in de buurt komt van de voorbeelden van "rare of stuntachtige uitstalmethodes" die in de rechtspraak voorkomen. Dat betekent echter niet dat haar niet het verwijt kan worden gemaakt dat de geconstateerde wijze van presentatie verder ging dan nodig was om te tonen welke tabaksproducten tegen welke prijs werden verkocht. Bij wat binnen het beperkte kader van de uitzondering op het reclameverbod als gebruikelijk kan worden beschouwd, moet volgens het CBb worden gedacht aan de in tabaksverkooppunten meest voorkomende methode voor de uitstalling van verpakkingen van tabaksproducten, te weten het op elkaar stapelen of achter elkaar plaatsen in schappen. Het kan niettemin zo zijn dat die methode van uitstalling van verpakkingen van te koop aangeboden tabaksproducten op zo’n manier is vormgegeven, dat de aandacht zodanig op die tabaksproducten wordt gevestigd dat dit in strijd komt met het reclameverbod.
5.1.8.Naar het oordeel van de rechtbank wordt met de op beide festivals gebruikte wijze van presenteren om de hiervóór genoemde redenen (5.1.6.) de aandacht gevestigd op te koop aangeboden tabaksproducten op een manier die niet met het reclameverbod verenigbaar is, ook al zijn de producten in het schap achter elkaar geplaatst. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar standpunt dat de staatssecretaris de uitzondering van reguliere presentatie te beperkt opvat en de verbodsbepaling op ontoelaatbare wijze oprekt. De stelling van eiseres dat er kennelijk een limiet is aan het aantal rijen en dat zij geen idee heeft op welke wijze het dan wél toegestaan is een verkoopschap in te richten, kan haar ook niet baten. Omdat de uitzonderingen op het allesomvattende reclameverbod beperkt moeten worden geïnterpreteerd, kan de conclusie alleen maar zijn dat het in een verkoopschap opnemen van twee of meer facings per merkvariant al moet worden aangemerkt als verdergaand dan nodig is om te tonen welk tabaksproduct voor welke prijs wordt verkocht. Dat kan namelijk ook al met één facing per merkvariant. De eventuele praktische implicaties, zoals het mogelijk vaker moeten bijvullen van de voorraad achter een facing, spelen hierbij geen rol en leiden niet tot een ander oordeel.
5.1.9.Gelet op het voorgaande stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat, nu niet wordt voldaan aan de uitzondering van reguliere presentatie, in beide zaken sprake is van overtreding van het reclameverbod. De staatssecretaris was bevoegd om eiseres daarvoor te beboeten.
Heeft eiseres het sponsoringsverbod overtreden?
6. Eiseres betwist dat zij het sponsoringsverbod heeft overtreden. De afspraken tussen eiseres en de organisatoren van de evenementen zijn legitieme en volstrekt marktconforme, zakelijke afspraken. De staatssecretaris overweegt in het bestreden besluit dat, nu het voor hem vaststaat dat het reclameverbod is overtreden, het aannemelijk is dat het sponsoringsverbod eveneens is overtreden. Deze aanname is nergens op gebaseerd en kan dan ook niet leiden tot de conclusie dat het sponsoringsverbod is geschonden, laat staan dat daarvoor separaat een boete opgelegd kan worden. Het doel dat eiseres voor ogen had met deelname aan de evenementen was de toegestane verkoop van haar producten. Dat opbrengsten gedurende evenementen soms tegenvallen, is iets dat niet binnen de invloedsfeer van eiseres ligt en kan haar niet worden aangerekend. Uit de rechtspraak volgt dat de normale huur voor het gebruik van een verkooppunt op een evenement niet kwalificeert als sponsoring. De betaalde huur was hier normaal, omdat deze werd betaald voor specifieke tegenprestaties. Eiseres heeft geen bedrag betaald voor een activiteit/evenement of (rechts)persoon, maar alleen voor het kunnen (laten) exploiteren van een verkooppunt voor tabaksproducten. Dit betekent dat niet aan de criteria van sponsoring is voldaan. Ook is de naam van eiseres op geen enkele manier verbonden met het evenement of zichtbaar op of aan de kiosk. Dit is volgens de rechtspraak een belangrijke contra-indicatie in de overweging om te beoordelen of sprake is van sponsoring.