6.De rechtbank overweegt ambtshalve het volgende. Omdat met de hiervoor onder punt 4 genoemde brief van 17 januari 2011 het rechtsgevolg van het besluit van 29 oktober 2010 niet wijzigt, doch slechts een aanvullende motivering wordt gegeven inzake de boetehoogte en nadien met het bestreden besluit op het bezwaar is beslist, zal de rechtbank de brief van 17 januari 2011 als een informerende brief zonder zelfstandig rechtsgevolg aanmerken. Gelet op de kennisgeving van het voornemen tot boeteoplegging van 23 augustus 2010 en het primaire boetebesluit heeft de minister eiseres twee bestuurlijke boetes opgelegd wegens overtreding van artikel 5, eerste en vijfde lid, van de Tabakswet, waarbij de grondslag voor de boete van € 135.000,00 uitdrukkelijk is gezocht in het in artikel van artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet neergelegde reclameverbod. Gelet op hetgeen hiervoor onder punt 5 is overwogen heeft de minister in bezwaar de grondslag van die boete gewijzigd in overtreding van het reclameverbod en het sponsorverbod. Omdat de minster de feitelijke grondslag voor de vaststelling van die overtreding niet heeft gewijzigd en beide gedragingen vallen onder dezelfde verbodsbepaling en de uitbreiding niet leidt tot een hoger boete acht de rechtbank deze uitbreiding van de wettelijke grondslag van de overtreding toelaatbaar. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres door de handelwijze van de minister niet in haar verdedigingsrechten is geschaad, dit temeer nu in het aan eiseres gezonden boeterapport, dat bestaat uit het hiervoor genoemde proces-verbaal, is overwogen dat ook het sponsorverbod is overtreden.
7.1.Eiseres betoogt dat zij het sponsorverbod niet heeft overtreden. Zij voert in dit verband aan dat: de contractanten op geen enkele wijze geacht werden om de als tegenprestatie ontvangen sigaretten te roken in het bijzijn van anderen danwel anderszins het merk [naam sigarettenmerk] op enige wijze naar buiten toe in een positief daglicht te plaatsen; de contractanten niet zijn geselecteerd op bekendheid, maar op verlangde input; niet iedere betaling in sigaretten in plaats van in geld reeds leidt tot sponsoring en dat door betaling in sigaretten deze niet automatisch worden aangeprezen.
Eiseres betoogt voorts dat zij het reclameverbod niet heeft overtreden. Zij voert in dit verband aan dat: de minister niet onderbouwt dat sprake is van een commerciële mededeling richting de consument; de minister toont niet aan dat het merk [naam sigarettenmerk] door middel van het project buiten de groep contractanten meer naamsbekendheid heeft gekregen; de presentatie “Shag in een hip jasje” waarin de term ambassadeur voorkomt is een externe presentatie van TNS/NIPO die niet aan eiseres valt toe te rekenen en aan de deelnemers is niet gevraagd zelf het productimago van shag van [naam sigarettenmerk] te verbeteren, maar om input te leveren aan [Naam] ten aanzien van de wijze hoe [Naam] dat productimago dient te verbeteren.
7.2.Gelet op de “Overeenkomst Brainstorm Leaders”, de “Overeenkomst Brainstorm Participant”, de verklaringen van een aantal “contractanten” en van een medewerkster van [Naam], de presentatie “Shag in een hip jasje” en de verklaringen van medewerkers van TNS/NIPO kan het handelen van eiseres niet anders worden begrepen dan als vallende onder de definities van reclame en sponsoring in artikel 1 van de Tabakswet. Met juistheid heeft de minister in aanmerking genomen dat was te verwachten dat de deelnemers de aan hen verstrekte sigaretten ook daadwerkelijk (zichtbaar) zouden gaan roken in hun directe omgeving. De minister hoeft voor die aanname geen bewijs te leveren. Evenmin hoeft hij vast te stellen dat daar door [Naam] opdracht toe is gegeven. Omdat van deze personen, gelet op verklaringen van twee van hen en het gebruik van twee soorten contracten, er tenminste een aantal een inspiratie zijn voor de jongeren in het uitgaansleven van Amsterdam, is voorzienbaar dat de verstrekking van sloffen [naam sigarettenmerk] een vergroting van de naamsbekendheid van [naam sigarettenmerk] tot gevolg heeft en is die verstrekking daar ook blijkbaar op gericht. Of de handelwijze van eiseres werkelijk heeft geleid tot meer naamsbekendheid van [naam sigarettenmerk] vormt geen criterium voor de vraag of artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet door haar is overtreden.
7.3.Dat het verstrekken van sigaretten aan de “contractanten” en het door hen roken van de verstrekte sigaretten geen “vorm van commerciële mededeling” vormt, laat onverlet dat het hier naar het oordeel van de rechtbank gaat om een “handeling in de economische sfeer met als doel de verkoop van tabaksproducten te bevorderen”, zodat is voldaan aan een van de alternatieven die voorkomen in de definitie van reclame in artikel 1 van de Tabakswet. Voorts is, althans ten aanzien van de groep personen die wel bij de brainstormsessie is geweest, voldaan aan de definitie van sponsoring, omdat aan de meergenoemde groep personen sloffen [naam sigarettenmerk] zijn verstrekt anders dan om niet. Dit moet gelet op de context waarin die sigaretten zijn verstekt worden beschouwd als “particuliere economische bijdrage aan een activiteit, evenement of persoon, die het bekendheid geven aan of het aanprijzen van een tabaksproduct tot doel dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg heeft”. De handelwijze van eiseres valt derhalve zowel onder het sponsorverbod als het reclameverbod van artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet.
8.1.Eiseres betoogt dat zij het verbod tot het gratis of tegen een symbolische vergoeding verstrekken van sigaretten, die het aanprijzen van een tabaksproduct ten doel of tot rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg heeft, niet heeft overtreden. Zij voert in dit verband aan dat: [Naam] de contractanten niet heeft laten weten dat zij geen tegenprestatie meer hoefden te verrichten en het enkele feit dat op grond van externe factoren uiteindelijk geen tegenprestatie is verricht, terwijl ten tijde van de verstrekking van de sigaretten daarin wel uitdrukkelijk was voorzien, niet maakt dat geen tegenprestatie werd gevergd.
8.2.De rechtbank stelt bij haar beoordeling van deze grond voorop dat uit de systematiek van de Tabakswet, waarin uitdrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen reclame- en sponsoringbeperkingen (§ 3) enerzijds en verkoopbeperkingen (§ 4) anderzijds, volgt dat het verbod van artikel 9, eerste lid, Tabakswet – opgenomen in § 4 van die wet – op het bedrijfsmatig gratis uitreiken, toezenden of op enigerlei wijze beschikbaar stellen van tabaksproducten aan particulieren in de context van de verkoop van tabaksproducten moet worden gelezen. Het vijfde lid van artikel 5 van de Tabakswet heeft een aanmerkelijk ruimer bereik dan artikel 9, eerste lid, van de Tabakswet. Onder dit reclameverbod – in de ruime betekenis die daaraan, gelet op de in artikel 1 van de Tabakswet opgenomen definitie van reclame, moet worden toegekend – valt iedere verstrekking – inclusief tabaksproducten – om niet of tegen een symbolische vergoeding ter aanprijzing van een tabaksproduct door wie ook en aan wie ook (verg. CBb 15 december 2006, LJN AZ5787).
8.3.Uit hetgeen hiervoor is vastgesteld volgt dat eiseres sloffen sigaretten heeft uitgedeeld wat mede het aanprijzen van een tabaksproduct tot doel dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg heeft. Indien voorts komt vast te staan dat sloffen [naam sigarettenmerk] om niet of gedeeltelijk om niet verstrekt zijn, is in dat geval sprake van overtreding van artikel 5, vijfde lid, van de Tabakswet naast de hiervoor vastgestelde overtreding van artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de door eiseres gevolgde handelwijze ten minste in een aantal gevallen geleid tot het verstrekken van tabaksproducten om niet. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de contracten geen aanknopingspunt bieden voor de door eiseres gevolgde handelwijze om in natura sloffen [naam sigarettenmerk] te verstrekken in plaats van aan de contractanten betalingen in geld te doen, gebaseerd op de consumentenprijs van vier danwel twee sloffen [naam sigarettenmerk] per maand op jaarbasis. Voorts neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat de feitelijke verstrekking van sloffen sigaretten ook niet onlosmakelijk was gekoppeld aan deelname aan de brainstormsessie van 14 juli 2009. Immers, bijna een derde van de contractanten kwam niet opdagen, maar ook zij kregen sloffen [naam sigarettenmerk] uitgereikt.
9.1Eiseres betoogt dat sprake is van eendaadse samenloop. Indien eiseres de sigaretten immers aan deze groep personen had verkocht of laten verkopen was namelijk geen sprake van overtreding van met artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet. Volgens eiseres kwam de minister derhalve niet de bevoegdheid toe om eiseres tweemaal te beboeten.
9.2.Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van meerdaadse samenloop als bedoeld in (de wetsgeschiedenis van) artikel 5:8 van de Awb en staat die bepaling derhalve niet in de weg aan het opleggen van twee boetes. In dit verband is niet zonder belang dat het mogelijk is om het algemene reclame- en sponsorverbod van artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet te overtreden zonder tevens tabaksproducten om niet in de zin van artikel 5, vijfde lid, van de Tabakswet te verstrekken. Voorts moet het verstrekken om niet dat het aanprijzen van tabaksproducten tot gevolg heeft, worden onderscheiden van het algemene sponsorverbod. In het handelen van eiseres kan naar verschillende momenten worden onderscheiden. Als enkel de verstrekking van sigaretten en de tegenprestatie uit de contracten in ogenschouw wordt genomen gaat het uitsluitend om overtreding van artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet. Juist omdat eiseres geen enkele poging heeft ondernomen de sloffen sigaretten of de tegenwaarde daarvan terug te vorderen van de contractanten die niet zijn komen opdagen op de brainstormsessie, is die overtreding ten aanzien van die personen deels van kleur verschoten: niet langer is het algemene sponsorverbod overtreden, maar zijn tabaksproducten om niet verstrekt.