21.4.De rechtbank is van oordeel dat het aan de onderneming opgelegde boetebedrag in beginsel evenredig is. De rechtbank vindt het echter niet evenredig dat de bestuurder tweemaal in haar vermogen wordt geraakt omdat zij uiteindelijk 130% van de aan de onderneming opgelegde boete zal moeten voldoen. De rechtbank acht een bestuurlijke boete of een totaal aan bestuurlijke boetes ter hoogte van 100% van de boete die aan de onderneming is opgelegd wel evenredig. Daarbij betrekt zij dat het verwijt dat aan de bestuurder valt te maken al een rol heeft gespeeld bij de vaststelling van de boetehoogte voor de onderneming. Uit een oogpunt van verhaalbaarheid kan het wenselijk zijn eiseressen gezamenlijk een bestuurlijke boete van € 81.000 op te leggen. Uit rechtspraak volgt echter dat een dergelijke vorm van hoofdelijke aansprakelijkheid niet mogelijk is en een boete individueel moet worden vastgesteld aan de hand van de individuele schuld (ECLI:NL:RVS:2021:2295, overweging 10.1 en ECLI:NL:CBB:2019:47, overweging 6.12.3 e.v.). Omdat de wet de mogelijkheid biedt zowel de rechtspersoon als de feitelijk leidinggever te beboeten en de NZa dit ook heeft gedaan, ziet de rechtbank (ook uit een oogpunt van verhaalbaarheid) aanleiding om de aan de bestuurder opgelegde boete van € 24.300 te handhaven, maar de aan de onderneming opgelegde boete van € 81.000 te verlagen met 30%. Dit levert voor de onderneming een boetebedrag op van € 56.700 (vgl. ECLI:NL:CBB:2019:340). 22. Dit betekent dat het beroep slaagt voor zover dit ziet op de hoogte van de aan de onderneming opgelegde boete. Het bestreden besluit komt in zoverre voor vernietiging aanmerking. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72a van de Awb de door de onderneming verschuldigde boete zelf vaststellen op € 56.700.
Beoordeling van het beroep tegen de openbaarmaking
23. Verder stelt de rechtbank vast dat eiseressen enerzijds in bezwaar en beroep betogen dat het primaire besluiten ten onrechte is gepubliceerd, maar dat zij anderzijds – anders dan in bezwaar – niet langer om rectificatie vragen. Ter zitting hebben eiseressen desgevraagd bevestigd dat zij het bestreden besluit vernietigd willen hebben voor zover dit ziet op de openbaarmaking van het primaire besluit, zonder dat de rechtbank de NZa opdracht geeft tot bekendmaking van haar uitspraak op de wijze waarop de NZa het primaire besluit heeft gepubliceerd.
24. De rechtbank stelt ambtshalve het volgende vast. Het bezwaar van eiseressen zag mede op de beslissing tot openbaarmaking van de primaire boeteoplegging (zie de slotzin van de conclusie in het bezwaarschrift). De NZa heeft echter verzuimd het primaire besluit op dit onderdeel te heroverwegen. Dit betekent dat het bestreden besluit in zoverre wegens strijd met artikel 7:11 van de Awb voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank zal hierna bezien of zij zelf in de zaak kan voorzien. Zij zal daarom – doende wat de NZa had behoren te doen – beoordelen of de openbaarmaking van de boeteoplegging stand kan houden. In dit verband is van belang dat de NZa ter zitting desgevraagd heeft bevestigd dat zij het primaire besluit wenst te handhaven ook wat betreft de publicatie.
25. Gelet op vaste rechtspraak is openbaarmaking van een sanctiebesluit onevenredig indien de boeteoplegging aan eiseressen – in zijn geheel – geen stand zal kunnen houden. Het gaat er dus vooral om of eiseressen op goede gronden als een overtreders zijn aangemerkt en of de inzet van het sanctiemiddel redelijk is (bijv. ECLI:NL:RVS:2019:3106). Indien de bestuursrechter uiteindelijk het boetebedrag matigt, maakt dit in beginsel niet het publicatiebesluit onrechtmatig (ECLI:NL:CBB:2014:163). Onder artikel 3.1 van de hier van toepassing zijnde Wet open overheid geldt geen andere toetsingsmaatstaf. Gelet hierop zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het bezwaar tegen de in het primaire besluit vervatte beslissing tot openbaarmaking ongegrond te verklaren. 26. De beroepen zijn gegrond. Hoewel de rechtbank de besluitvorming van de NZa grotendeels rechtmatig acht, zal de rechtbank de aan de onderneming opgelegde boete neerwaarts bijstellen. De onderneming zal een boete van € 56.700 moeten betalen, terwijl de aan de bestuurder opgelegde boete van € 24.300 blijft gehandhaafd. Verder zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien met betrekking tot het bezwaar tegen de openbaarmaking van de boeteoplegging, door dit alsnog ongegrond te verklaren.
27. De NZa moet gelet hierop het griffierecht aan eiseressen vergoeden. Eiseressen krijgen ook een vergoeding van hun proceskosten. De NZa moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt vast: 1 punt voor het indienen van het bezwaar, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting in bezwaar, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting van de rechtbank, met een waarde per punt van € 837 voor de beroepsfase en een waarde per punt van € 597 voor de bezwaarfase en wegingsfactor 1. Dat is een bedrag van € 2.868.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin de aan de onderneming opgelegde boete is gehandhaafd en is verzuimd de beslissing tot publicatie van het primaire besluit te heroverwegen;
herroept het primaire besluit voor zover dit ziet op de boeteoplegging aan de onderneming en stelt het boetebedrag dat de onderneming aan de NZa dient te voldoen vast op € 56.700;
verklaart het bezwaar van eiseressen tegen de beslissing tot publicatie van het primaire besluit ongegrond;
bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats komt van het bestreden besluit;
bepaalt dat NZa het griffierecht van € 365 aan eiseressen moet vergoeden;
veroordeelt NZa tot betaling van € 2.868 aan proceskosten aan eiseressen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, voorzitter, en mr. E. Lunenberg en
mr. S.A. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2023.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
3. Overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. Artikel 51, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5:43
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op indien aan de overtreder wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel een kennisgeving als bedoeld in artikel 5:50, tweede lid, aanhef en onderdeel a, is bekendgemaakt.
2. Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
(…)
2. Indien een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, kan de strafvervolging worden ingesteld en kunnen de in de wet voorziene straffen en maatregelen, indien zij daarvoor in aanmerking komen, worden uitgesproken:
1°. tegen die rechtspersoon, dan wel
2°. tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven, alsmede tegen hen die feitelijke leiding hebben gegeven aan de verboden gedraging, dan wel
3°. tegen de onder 1° en 2° genoemden te zamen.
(…)
Artikel 3.1. Actieve openbaarmaking als inspanningsverplichting
1. Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, maakt bij de uitvoering van zijn taak uit eigen beweging de bij het bestuursorgaan berustende informatie neergelegd in documenten voor eenieder openbaar, indien dit zonder onevenredige inspanning of kosten redelijkerwijs mogelijk is, behoudens voor zover de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 aan openbaarmaking in de weg staan of met de openbaarmaking geen redelijk belang wordt gediend. Deze informatie betreft in ieder geval informatie over het beleid, inclusief de voorbereiding, uitvoering, naleving, handhaving en evaluatie.
2. Het bestuursorgaan doet bij een gedeeltelijke niet-openbaarmaking hiervan mededeling gelijktijdig met de openbaarmaking.
3. Documenten als bedoeld in het eerste lid worden niet openbaar gemaakt dan nadat belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben tegen openbaarmaking, in de gelegenheid zijn gesteld binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn hun zienswijze naar voren te brengen.
4. Het bestuursorgaan deelt een belanghebbende mede dat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, onder vermelding van het tijdstip van openbaarmaking en de openbaar te maken documenten. De mededeling wordt gelijkgesteld met een besluit.
Wet marktordening gezondheidszorg
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
b. zorg:
1°. zorg of dienst als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg;
(…)
c. zorgaanbieder:
1°. de natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verleent;
2°. de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor zover deze tarieven in rekening brengt namens, ten behoeve van of in verband met het verlenen van zorg door een zorgaanbieder als bedoeld onder 1°;
(…)
1. Het is een zorgaanbieder verboden een tarief in rekening te brengen:
a. dat niet overeenkomt met het tarief dat voor de betrokken prestatie op grond van artikel 50, eerste lid, onderdeel b, is vastgesteld;
b. dat niet ligt binnen de tariefruimte die op grond van artikel 50, eerste lid, onderdeel c, voor de betrokken prestatie is vastgesteld;
c. voor een prestatie waarvoor geen prestatiebeschrijving op grond van artikel 50, eerste lid, onderdeel d, is vastgesteld;
d. voor een prestatie waarvoor een andere prestatiebeschrijving wordt gehanteerd dan op grond van artikel 50, eerste lid, onderdeel d, is vastgesteld;
e. anders dan op de wijze die overeenkomstig deze wet is vastgesteld.
(…)
1. Zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars voeren een administratie waaruit in ieder geval de overeengekomen en geleverde prestaties blijken, alsmede wanneer die prestaties zijn geleverd, aan welke patiënt onderscheidenlijk aan welke verzekerde die prestaties door een zorgaanbieder zijn geleverd, de daarvoor in rekening gebrachte tarieven en de in verband daarmee ontvangen of verrichte betalingen of vergoedingen aan derden.
(…)
3. De zorgautoriteit kan, ten behoeve van de vergelijkbaarheid van gegevens, toepassing van uniforme principes bij de toerekening van kosten en opbrengsten en bij het registreren van gegevens over kwaliteit en opbrengsten, nadere regels stellen betreffende de administratie van:
a. zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars met het oog op de bevordering van concurrentie, het voorkomen van fraude, de inzichtelijkheid en toegankelijkheid van die administratie alsmede het vaststellen van tarieven, en
b. zorgverzekeraars en Wlz-uitvoerders met het oog op de bevordering van een goede uitvoering van de Zorgverzekeringswet onderscheidenlijk de Wet langdurige zorg.
(…)
1. De zorgautoriteit kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen (…) 34 tot en met 36, (…).
2. De bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding bedraagt ten hoogste € 500 000 of, indien dat meer is, tien procent van de omzet van de onderneming in Nederland.
(…)
Regeling verpleging en verzorging NR/REG-2002 (geldend tot 1 januari 2021) en
Artikel 4 Registratieverplichtingen
1. De registratie van de prestaties en tarieven in de administratie van de zorgaanbieder is volledig, juist en actueel. Voor deze verplichting kan worden aangesloten bij de (gecorrigeerde) planning. Tijdregistratie per patiënt tijdens de zorgverlening is in dat geval niet noodzakelijk. In het kader van onderlinge dienstverlening is de opdrachtgevende zorgaanbieder er voor verantwoordelijk dat de uitvoerende zorgaanbieder beschikt over een volledige, juiste en actuele administratie met betrekking tot de zorg die door de uitvoerende zorgaanbieder is geleverd. Dit laat onverlet dat de uitvoerende zorgaanbieder hier ook zelf verantwoordelijk voor is. Op verzoek van de opdrachtgevende zorgaanbieder, de NZa en/of de zorgverzekeraar zal de uitvoerende zorgaanbieder de administratie met betrekking tot de geleverde zorg te allen tijde inzichtelijk kunnen maken.
2. De administratieve organisatie dient zodanig ingericht te zijn dat een audit-trail mogelijk is. In het kader van onderlinge dienstverlening is de opdrachtgevende zorgaanbieder er voor verantwoordelijk dat de administratieve organisatie zodanig ingericht is, dat te allen tijde een audit-trail mogelijk is met betrekking tot de zorg die door de uitvoerende zorgaanbieder is geleverd. Dit laat onverlet dat de uitvoerende zorgaanbieder hier ook zelf verantwoordelijk voor is. De NZa en de zorgverzekeraar moeten te allen tijde de mogelijkheid hebben om vastlegging van de uitgevoerde behandeltrajecten op juistheid te controleren.
(…)
Regeling verpleging en verzorging NR/REG-2205b (vastgesteld op 1 februari 2021, terugwerkend vanaf 1 januari 2021)
Artikel 4 is inhoudelijk niet gewijzigd.
Beleidsregel Bestuurlijke boete Wet marktordening gezondheidszorg 2018 (AL/BR-0050)