ECLI:NL:RBROT:2021:9235

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
ROT 20/2583
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke boete opgelegd aan pluimveehouder wegens vangletsel bij kuikens

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een pluimveehouder (eiseres) en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder). De zaak betreft de oplegging van een boete van € 1.500,- aan eiseres vanwege een overtreding van de Wet dieren. De boete werd opgelegd na een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 9 oktober 2018, waarbij werd vastgesteld dat bij de kuikens van eiseres sprake was van vangletsel. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 31 augustus 2021 heeft eiseres betoogd dat de toezichthouder niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de overtreding en dat de steekproef niet representatief was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder voldoende bewijs heeft geleverd dat de overtreding is begaan. De rechtbank heeft de verzoeken van eiseres om getuigen en rapporten op te roepen afgewezen en geconcludeerd dat de boete terecht is opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/2583

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [vestigingsplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: [naam 1],
en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. M.M. de Vries.

Procesverloop

Bij besluit van 17 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd van € 1.500,- vanwege een overtreding van de Wet dieren.
Bij besluit van 31 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 2], toezichthoudend dierenarts en senior inspecteur ontwikkeling en ondersteuning van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Eiseres heeft de rechtbank gevraagd om de toezichthouder, de directeur van de NVWA en een aantal deskundigen op te roepen. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen. Dat besluit is op de zitting van 31 augustus 2021 toegelicht.
Eiseres heeft de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen de rapporten van bevindingen van alle zaken waarop verweerder zich beroept, te overleggen. Ook dat verzoek heeft de rechtbank afgewezen en toegelicht op de zitting van 31 augustus 2021

Overwegingen

1. Verweerder heeft de boete opgelegd voor het volgende beboetbare feit:
“De houder op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden. Door het vangen is onnodig pijn en letsel veroorzaakt bij de dieren”.
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren en met artikel 3, aanhef en onder e, artikel 8, eerste lid, en bijlage I, hoofdstuk III, punt 1.8, aanhef en onder d, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG (de Transportverordening). Verweerder verwijt eiseres dat bij het vangen de kippen onnodig pijn of lijden is berokkend. Onder punt 1.8 (aanhef en onder d) van genoemde bijlage I staat dat het is verboden de dieren bij kop, oren horens, poten staart of vacht op te tillen of voort te trekken of ze zodanig te behandelen dat hen onnodig pijn of lijden wordt berokkend.
2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen gedateerd 10 oktober 2018 van een controle op 9 oktober 2018 bij het slachthuis [naam slachthuis] in [plaatsnaam], dat is opgemaakt door een toezichthoudende dierenarts van de NVWA. De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende:
“ Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de panklaar van pluimveeslachterij [naam slachthuis] waar op dat moment kuikens geslacht werden die afkomstig waren uit stal 4 van [naam eiseres], met adres [adres] en met KvK-nummer [KvK-nummer 1].
Als deel van de koppelcontrole aan het begin van ieder nieuw koppel wordt het aangeboden koppel gescreend voor dierenwelzijn. Daarbij zag ik dat opvallend veel kuikens in dit koppel tekenen van vangletsels vertoonden, waarop ik voor dit koppel een gestandaardiseerde letseltelling uitgevoerd heb.
Bij controle van de door het slachthuis vermelde gegevens bleek dat de kuikens die op dat moment aan de slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk van dit koppel afkomstig waren. Bij het slachthuis is de naam van de vangploeg opgevraagd, namelijk [naam bedrijf] (KvK [KvK-nummer 2])
In totaal heb ik van het bovengenoemde koppel, dat bestond uit 6.779 levend aangevoerde en 2 dood aangevoerde kuikens, twee tellingscontroles van telkens 2 minuten naar vangletsel uitgevoerd. De eerste telling om 14u54 leverde een resultaat van 6 duidelijk herkenbare letsels op. Bij de tweede telling, om 15u37, telde ik 7 duidelijke letsels. Bij een bandsnelheid van 7500 dieren per uur (125 kuikens per minuut) zag ik dus tweemaal 250 slachtkuikens voorbijkomen. Gedurende mijn gestandaardiseerde telling – uitgevoerd volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL – 030 NVWA – heb ik vastgesteld dat gemiddeld 2,60% van de kuikens in dit koppel duidelijk vangletsel vertoonden. Deze letsels bestonden uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen, 3 cm en groter, van de vleugels en de borstkas. De bloedingen waren roodpaars van kleur. Hieruit is te concluderen dat de letsels al verschillende uren aanwezig waren en dat zij tijdens het vangen van de dieren zijn ontstaan.
Dit heeft bij deze dieren ernstig lijden veroorzaakt.
Het is duidelijk dat de vangploeg haar werkzaamheden niet op zodanige wijze uitgevoerd heeft dat de dieren letsel en lijden bespaard bleef en dat hun veiligheid was gegarandeerd.”
Bij dit rapport zijn een VKI-formulier, een afkeurbewijs en vier foto’s als bijlagen opgenomen.
3. Eiseres voert aan dat niet is bewezen dat er een overtreding is begaan. Het rapport van bevindingen schiet tekort. Het ontbreekt aan duidelijkheid, kwaliteit en vakbekwaamheid in de waarneming en beoordeling.
Het is volgens eiseres de vraag of de toezichthoudende dierenarts kan garanderen dat de gecontroleerde dieren daadwerkelijk bij het koppel van 6.781 dieren behoren, nu er maar negen minuten zit tussen de controle en de slachttijd.
De toezichthouder van de NVWA heeft ten onrechte op een aantal belangrijke punten geen onderzoek gedaan naar de transportketen en de gang van zaken in de aanvoerhal op het slachthuis. In onvoldoende mate is komen vast te staan dat het geconstateerde letsel zodanig oud is dat het bij het vangen moet zijn ontstaan.
Verder voert eiseres aan dat de steekproef willekeurig is en de geconstateerde letsels niet enkel door het vangen zijn veroorzaakt. Zij verwijst in dit kader naar een aantal internetartikelen van Pluimveeweb.nl.
Ook verwijst zij naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van
22 januari 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:392).
Eiseres stelt dat in het bewijs van afkeuring geen enkele vermelding is gedaan over letsel op de karkassen. Daarnaast voert eiseres aan dat in de tijd en kleurvariatie geen referentiekader bestaat tussen 2 minuten en 12 uur. Er is geen aandacht besteed aan de bepaling van de ouderdom van de bloedingen op basis van kleur, zoals beschreven in de werkinstructie.
De Transportverordening is niet van toepassing op het vangen van de kippen. Deze verordening treedt pas in werking op het moment dat het pluimvee de stal verlaat, aldus eiseres.
3.1.
De rechtbank overweegt dat op het bestuursorgaan de bewijslast rust dat een beboetbare overtreding is begaan, terwijl de belanghebbende gelet op de in artikel 6, tweede lid, van het EVRM neergelegde onschuldpresumptie het voordeel van de twijfel geniet indien niet buiten twijfel is dat de beboetbare overtreding is begaan. De onschuldpresumptie staat er evenwel niet aan in de weg dat een overtreding op basis van bewijsvermoedens wordt vastgesteld (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2013:63, ECLI:NL:CRVB:2016:1878 en ECLI:NL:CBB:2015:49). Daarnaast geldt de vaste jurisprudentie, zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft overwogen in onder meer de uitspraak van
10 april 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:147), dat een bestuursorgaan in beginsel mag afgaan op de juistheid van de inhoud van een naar waarheid opgemaakt en ondertekend toezichtrapport en de daarin vermelde bevindingen, maar dat, indien die bevindingen gemotiveerd worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
3.2.
De stelling van eiseres dat de steekproef bij de telling van letsel willekeurig en niet representatief is, slaagt niet. Uit het rapport van bevindingen van 10 oktober 2018 volgt dat de vangletseltellingen zijn gedaan volgens de Toelichting vangletseltelling (bijlage 2 bij WLZVL-030 NVWA). Daarin staat dat twee keer twee minuten wordt geteld, zodat tenminste kuikens uit twee verschillende containers worden geteld. Zoals het CBb heeft overwogen in de uitspraak van 10 december 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:664) hoeft verweerder zich er niet van te vergewissen dat de vangletseltelling representatief is voor het gehele koppel. Op grond van de Transportverordening mag immers aan geen enkel kuiken vangletsel worden toegebracht. Verweerder hanteert alleen een grenswaarde van twee procent alvorens handhavend wordt opgetreden tegen geconstateerd vangletsel. Zoals volgt uit de Toelichting vangletseltelling en ook blijkt uit het rapport van bevindingen van 10 oktober 2018, constateert de toezichthouder eerst dat sprake is van veel letsel en besluit hij vervolgens om een telling uit te voeren. De uitkomst van die telling wordt gebruikt om te beoordelen of handhavend wordt opgetreden. De gemiddelde score bij de kuikens van eiseres kwam bij de controle op 9 oktober 2018 ruim boven de grenswaarde van 2 procent uit. Het CBb oordeelt in de genoemde uitspraak dat de toepassing van deze handhavingsnorm door verweerder niet onredelijk of anderszins onjuist is.
3.3.1.
De controles op vangletsel in de slachterij vinden, zoals hierboven al vermeld, plaats zoals beschreven in de Toelichting vangletseltelling. Als de toezichthoudend dierenarts bij de ante-mortem- en/of post-mortemkeuring aanwijzingen ziet voor een verhoogd percentage letsel door het vangen of laden, is er aanleiding voor het verrichten van een letseltelling bij de ontvederde dieren. Bij die letseltelling worden bloedingen op vleugel, poot of lichaam (alleen borstzijde) geteld die donkerrood van kleur zijn en die tevens drie centimeter of groter zijn. Er wordt maar één letsel per dier geteld. Dit staat ook zo beschreven op het Registratieformulier letseltelling pluimveeslachthuis waarop de toezichthouder het aantal getelde letsels en berekende percentages noteert. In de Toelichting vangletseltelling is het beleid voor het tellen van vangletsel verder uitgewerkt en toegelicht. Daarin staat onder meer: “De grootte en kleur van de bloeding geeft informatie over de ouderdom van de bloeding. Een bloeding van één centimeter of kleiner, die helderrood van kleur is, is minder dan twee minuten oud. Dit betekent dat deze bloeding tijdens het slachtproces en nadat het dier bewusteloos of dood was is ontstaan. Dat noemen we “schade”, er is geen lijden. “Letsel” daarentegen ontstaat bij het dier vanaf vangen tot het dier bewusteloos is t.g.v. de bedwelming; er is sprake van lijden.” Ook uit deze Toelichting volgt dat alleen bloedingen worden geteld aan vleugel, poot of lichaam, vanaf drie centimeter en die tevens donkerrood zijn. In de toelichting zijn ook foto’s opgenomen die een illustratie geven van welke bloedingen wel of niet meegeteld worden bij de letseltelling.
3.3.2.
De toezichthouder heeft bij de eerste telling 6 karkassen met duidelijk herkenbaar vangletsel geteld. Bij de tweede telling waren dat er 7. Bij gemiddeld 2.6 % van de kuikens waren ernstige tot zeer ernstige bloedingen van 3 cm en groter en roodpaars van kleur op de vleugels en de borstkas aanwezig. Hieruit kon volgens de toezichthouder worden geconcludeerd dat deze letsels al verschillende uren aanwezig waren en dat zij tijdens het vangen van de dieren waren ontstaan.
3.4.
Voorts overweegt de rechtbank dat de vaststelling van de kleur van het letsel weliswaar een subjectief element kent maar dat de toezichthoudend dierenartsen van de NVWA erop zijn getraind om dit te herkennen. De rechtbank vindt het voldoende aannemelijk dat er een aanzienlijk verschil zit tussen de kleur van een verse bloeding en die van een oudere bloeding waarvan het bloed al (deels) gestold is of onderhuids verkleurd en dat dit verschil door een deskundig dierenarts goed kan worden vastgesteld, ook bij een bandsnelheid als hier aan de orde. De rechtbank ziet zich hierin bevestigd door het CBb in de uitspraken van 4 mei 2021 en 6 juli 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:470/706). Daar komt bij dat de toezichthouders niet alleen naar de kleur maar ook naar de grootte van de bloeding en het type letsel kijken.
3.5.
De bandsnelheid bij de controle op 9 oktober 2018 was 7.500 kuikens per uur. Ook bij die bandsnelheid kan het letsel aan de karkassen voldoende worden beoordeeld door een deskundig dierenarts. Daar komt bij dat vangletsel niet enkel op basis van de kleur van een bloeding wordt vastgesteld. De toezichthouder kijkt ook naar de grootte en het type letsel.
De controle heeft 45 minuten (van 14.54 uur tot en met 15.39 uur) geduurd. De toezichthoudende dierenarts is aan het begin van de slacht van dit koppel met het tellen begonnen. Het koppel bestond uit 6.779 levende dieren en de slachtsnelheid was 7.500 dieren per uur. Het slachten van 6.779 dieren neemt dan ruim 54 minuten in beslag. In het tijdsverloop zit dus geen aanwijzing dat het niet om kuikens afkomstig van eiseres ging.
3.6.1.
In uitspraken van 3 april 2020 (onder meer ECLI:NL:RBROT:2020:2809 en 2810) heeft deze rechtbank geconcludeerd dat verweerder in die zaken voldoende heeft gemotiveerd dat sprake was van vangletsel. In die uitspraken is weergegeven waarom volgens verweerder het letsel dat bij een letseltelling geteld wordt, geen letsel is dat bij het transport of op het slachthuis kan zijn ontstaan. Het CBb heeft in een uitspraak van 4 mei 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:470) bevestigd dat voldoende aannemelijk is dat als een bloeding donkerrood of paars is en een grootte van 3 cm of meer heeft, de bloeding is ontstaan tijdens het vangen van de kuikens en het laden in de containers. De methode die verweerder gebruikt om vangletsel vast te stellen, is volgens het CBb een deugdelijke methode. De rechtbank wijst er op dat in de uitspraak van 6 juli 2021 het CBb weer heeft overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn dat de door verweerder gehanteerde methode van vangletseltelling niet deugdelijk zou zijn (zie overweging 17 van die uitspraak). Uit die laatste uitspraak blijkt ook nog eens uitdrukkelijk dat ook het CBB geoordeeld heeft dat de Transportverordening ook van toepassing is op het vangen van kippen (zie overweging 6 van die uitspraak).
3.6.2.
In de twee onder 3.6.1 genoemde twee vergelijkbare zaken is door verweerder toegelicht dat letsel ontstaan bij transport voornamelijk andersoortig letsel is en een aanzienlijk groter deel van de kuikens treft dan bij vangletsel wordt geconstateerd. Daarnaast gaat de toezichthouder na of zich bij het transport calamiteiten hebben voorgedaan.
Het kantelen van de containers is na een verbetertraject in 2016/2017 zodanig verbeterd dat dat niet tot verwondingen als hier geconstateerd kan leiden. Het type letsel dat bij het slachtproces kan ontstaan is anders en er is een verschil in kleur ten opzichte van het vangletsel. In de onderhavige zaak heeft verweerder in het verweerschrift een vergelijkbare toelichting gegeven.
Ook is in het verweerschrift uitgebreid toegelicht waarom het letsel niet tijdens het transport of op het slachthuis kan zijn ontstaan, waarbij verweerder heeft verwezen naar het rapport van de Wageningen University & Livestock Research (WUR) van januari 2019.
3.7.
Wat hiervoor is overwogen vindt ook onderbouwing in het rapport van WUR waarop verweerder het bestreden besluit mede heeft gebaseerd. Daarin staat dat de methode van verweerder, namelijk het scoren van grote bloedingen in de slachtlijn, een valide methode lijkt voor het vaststellen van vangletsel. Ook volgt uit dit rapport dat niet aannemelijk is dat het transport de oorzaak is voor het ontstaan van letsel. Voor zover uit dit rapport ook blijkt dat bepaald letsel eerst na het vangen is toegenomen, is gelet op het voorgaande niet aannemelijk dat verweerder dat soort letsel, waaronder vleugeldislocaties en verse (kleine) bloedingen, meetelt bij de vangletseltellingen.
4. Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat bij kuikens van eiseres vangletsel is vastgesteld. Voor de rechtbank staat in voldoende mate vast dat de overtreding is begaan.
Dat eiseres een professioneel gecertificeerd bedrijf inhuurt voor het vangen van de kuikens betekent niet dat de overtredingen haar niet verweten kunnen worden. De toezichthouder heeft letsel geconstateerd dat is ontstaan bij het vangen van de kuikens van eiseres. Eiseres is als houder van de dieren verantwoordelijk voor de wijze waarop de dieren worden gevangen door een bedrijf dat zij daarvoor heeft ingeschakeld. Verweerder was bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.
Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de boete.
5. Het beroep is dus ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 30 september 2021
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven