Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 januari 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Tijdens de AM screening in de aanvoerhal zag ik 14 dieren met zogenoemde ‘spreadlegs’, een positie waarbij 1 of beiden poten in een hoek van bijna 180 graden gestrekt naast het lichaam wordt gehouden. Dit is een onnatuurlijke houding van het kuiken en wordt veroorzaakt door pijn ten gevolge van ontsteking of letsel. Volgens de aanvoerplanning en na verificatie bij de chef panklaar van het betreffende pluimveeslachthuis, betroffen het vleeskuikens van koppel ‘ [naam] ’ uit de stal 1. Bij hetzelfde koppel geslachte dieren zag ik in de panklaar-afdeling tijdens de PM screening bij 625 karkassen 17 karkassen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van de vleugels en rug en 16 fracturen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van voornamelijk de vleugels.Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal middels een vangploeg. In totaal heb ik van bovengenoemde koppel 2 tellingscontroles van 2 minuten naar vangletsel uitgevoerd. Tussen de controles zat een tijdsbestek van 35 minuten. Ik telde respectievelijk 10 en 15 dieren met letsel. Bij een bandsnelheid van 7500 dieren per uur, zag ik dus 2 maal 250 kuikens voorbij komen en kwam ik op een gemiddelde score van 5,0 % letsel, bestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen van vleugels en rug en fracturen van vleugels. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL — 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimveeslachthuis. Deze ernstige fracturen en kneuzingen met bloedingen hebben ertoe geleid dat deze dieren vanaf het ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren. Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik daarom uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot hetbehandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door de vangploeg onnodige pijn en ernstig lijden bij de dieren is veroorzaakt.”
Het is namelijk niet geheel uit te sluiten dat in het slachthuis dieren incidenteel klein letsel wordt toegebracht. Letsel dat ontstaan is op het slachthuis is echter in de regel anders van aard. Het aantal dieren met (vang)letsel, samengenomen met de kleur, afmeting en de locatie van de bloedingen, duidt daarentegen op een bepaalde mate van continuïteit en op een specifieke manier van vangen. Om deze redenen is er een grenswaarde van maximaal 2 % vangletsel bij pluimvee vastgelegd.” En in het verweerschrift schrijft verweerder hierover: “
Daarbij geldt dat deze wettelijke norm op elk individueel dier van toepassing is. Echter, bij het vangen van het pluimvee hanteert de NVWA sinds jaren de zogenaamde 2 %-norm. Immers, de NVWA begrijpt dat er incidenteel fouten gemaakt kunnen worden. Met deze 2%-norm wordt dit ondervangen. Dit percentage is echter geen wettelijke norm, maar een handhavingsnorm. Dit houdt in dat indien het percentage letsel op of onder de 2 %-norm uitkomt, er niet handhavend wordt opgetreden. Deze norm vloeit voort uit het beleid van de NVWA (Interventiebeleid Diertransport, kenmerk IB 01 - SPEC 17 van 4 oktober 2012).”
De grootte en kleur van de bloeding geeft informatie over de ouderdom van de bloeding. Een bloeding van één centimeter of kleiner, die helderrood van kleur is, is minder dan twee minuten oud. Dit betekent dat deze bloeding tijdens het slachtproces en nadat het dier bewusteloos of dood was, is ontstaan. (…) Bloedingen kunnen grofweg worden geantidateerd op kleur. Vergroening van de plek begint op 12-14 uur na het letsel.” Vervolgens is een tabel opgenomen waarbij de geschatte ouderdom van bloedingen wordt gerelateerd aan de kleur van de blauwe plek; een geschatte ouderdom van 2 minuten betreft een rode kleur en bij een bloeding van (geschat) 12 uur oud is de kleur donkerrood - paars. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht gaat het om een glijdende schaal; een verse bloeding is (licht)rood en in 12 uur tijd vindt er een verkleuring plaats naar donkerrood - paars.
Bloedingen die meegeteld worden als vangletsel zijn donkerrood van kleur en qua grootte: Grote (diffuse) bloedingen vanaf 3 centimeter op vleugel, poot of lichaam. Let op: je telt maar 1 groot letsel per dier!” Aldus moet uit de combinatie van het rapport van bevindingen en noot 1 in het registratieformulier worden afgeleid dat de toezichthouder bloedingen heeft geteld die donkerrood van kleur waren. Verder is van belang dat de Toelichting letseltelling uitgaat van een kleurgradatie van rood (2 minuten oud) naar donkerrood - paars (12 uur oud), terwijl bij de telling van eisers kuikens kennelijk bloedingen met een donkerrode kleur zijn meegenomen, kortom een kleur die ergens tussen de twee gradaties in de Toelichting letseltelling zit. Nu het hier een boetezaak betreft moet verweerder het bewijs leveren dat de overtreding is begaan; er dient in voldoende mate vast komen te staan dat het geconstateerde letsel zodanig oud is dat het bij het vangen moet zijn ontstaan. Dit is op zichzelf al niet eenvoudig bij het gebruik van een glijdende schaal van verkleuring; immers een exacte tijdsbepaling op basis van een specifieke kleur kan niet worden gegeven. Dit geldt hier eens te meer nu de conclusie wordt gebaseerd op de kleur donkerrood, waaraan in de Toelichting letseltelling geen duidelijke ouderdomsbepaling is gekoppeld (wel aan donkerrood - paars). Bovendien is het verschil tussen rood en donkerrood niet eenduidig; niet iedere persoon zal dezelfde kleurschakering als donkerrood (in plaats van gewoon rood) bestempelen. Daarbij zij nog opgemerkt dat de bepaling van de kleur van een bloeding aan de lopende slachtlijn plaatsvindt waardoor de toezichthouder ongeveer een halve seconde per kuiken heeft voor zijn waarneming. Nu niet valt te ontkennen dat de bepaling van de kleur donkerrood een subjectief element heeft, er bovendien een nadere feitelijke waarneming hieromtrent in het rapport ontbreekt en er ook geen foto’s bij het rapport zijn gevoegd waaruit blijkt welke verkleuringen zijn meegeteld, kan niet worden gecontroleerd en ook niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat alleen bloedingen die zodanig oud zijn dat ze bij het vangen moeten zijn veroorzaakt, zijn meegeteld. De rechtbank merkt hierbij op dat volgens vaste jurisprudentie in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van de bevindingen in een controlerapport. De rechtbank ziet in beginsel ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de in het rapport opgenomen gegevens van de tellingen. Nu eiser de conclusies in het rapport van bevindingen evenwel gemotiveerd heeft betwist door onder meer gemotiveerd te stellen dat bepaling van de ouderdom van een bloeding aan de hand van de kleur niet eenduidig is, lag het op de weg van verweerder om nader inzichtelijk te maken en te onderbouwen dat alleen letsel dat is ontstaan bij het vangen is meegeteld. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hierin onvoldoende geslaagd. Door het gebruik van een glijdende kleurschaal, en een kleurvaststelling die niet eenduidig is en bij gebreke van verder feitelijke waarnemingen of foto’s op dit punt, is er te veel onzekerheid over de ouderdom van de meegetelde bloedingen en kan dus niet in voldoende mate worden vastgesteld dat sprake was van vangletsel.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.