ECLI:NL:RBROT:2020:2809

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
ROT 17/6547
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van boetes aan pluimveehouder voor letsel bij het vangen van pluimvee

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarin eiseres, een pluimveehouder, acht boetes heeft gekregen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens overtredingen van de Wet dieren. De boetes zijn opgelegd naar aanleiding van vastgesteld vangletsel bij kuikens tijdens het vangen voor transport. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toezichthouder van de NVWA voldoende bewijs heeft geleverd dat het letsel is ontstaan door onjuiste behandeling van de dieren tijdens het vangen. Eiseres heeft betoogd dat de overtredingen niet aan haar kunnen worden toegerekend, omdat zij de dieren niet zelf heeft vervoerd en dat zij niet tijdig op de hoogte is gesteld van de constateringen van vangletsel. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bewijslast bij de verweerder ligt en dat de rapporten van bevindingen van de toezichthouder voldoende zijn om de boetes te rechtvaardigen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de rapporten en heeft geoordeeld dat de boetes terecht zijn opgelegd. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 17/6547

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. A.R. van Tilborg,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. M.M. de Vries.

Procesverloop

Bij besluiten van 17 maart 2017, 12 mei 2017, 26 mei 2017 en 2 juni 2017 (de primaire besluiten) heeft verweerder eiseres acht maal een boete opgelegd vanwege overtredingen van de Wet dieren.
Bij besluit van 5 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [de senior toezichthoudend dierenarts] , senior toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiseres zeven boetes van € 1.500,- en een boete van € 3.000,- opgelegd voor het volgende beboetbare feit: “De houder op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden. Door het vangen is onnodig pijn en letsel veroorzaakt bij de dieren.” Volgens verweerder heeft eiseres daarmee overtredingen begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren en met artikel 3, aanhef en onder e, artikel 8, eerste lid, en bijlage I, hoofdstuk III, punt 1.8, aanhef en onder d, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG (de Transportverordening).
2. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op acht rapporten van bevindingen die zijn opgemaakt door een toezichthoudend dierenarts van de NVWA. De bevindingen zijn alle gedaan bij de slachterij [de slachterij]
2.1.
In het rapport van bevindingen van 26 augustus 2016 (127380/95748) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 22 augustus 2016 onder meer het volgende:

Ik zag tijdens de AM-screening containers waarvan een 8-tal lades overvol geladen waren met vleeskuikens. In deze lades zaten verschillende kuikens bovenop elkaar omdat er voor ieder individueel dier niet voldoende vloeroppervlakte was om op te staan! zitten. Er heerste onder de kuikens in deze lades veel onrust en stress wat zichtbaar was door veel gefladder, ademen met open bek en natte ontlasting. Ook zag ik 8 kreupele dieren, 5 kuikens metvleugelfracturen en 2 rugliggers. Volgens de aanvoerplanning en na verificatie bij de chef panklaar van het betreffende pluimveeslachthuis, betroffen het vleeskuikens van koppel ‘ [eiseres] ’ uit stal 8. Bij hetzelfde koppel geslachte dieren zag ik in de panklaar-afdeling tijdens de PM screening bij 625 karkassen 29 gesloten en open vleugelfracturen met donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm². Bloedingen van deze aard zijn in delaatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal middels een vangmachine. In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Beide controles duurden 2 minuten. Tussen de controles zat een half uur. De bandsnelheid tijdens de controle was 125 kuikens per minuut. Tijdens de eerste controle heb ik 14 letsels geteld, tijdens de tweede controle 16. Uit deze 2tellingen kwam een gemiddelde score van 6,0 % letselschade, bestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen en fracturen van voornamelijk de vleugels (zie foto’s). Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL - 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimveeslachthuis. Deze ernstige fracturen met bloedingen hebben ertoe geleid dat deze dieren vanaf het ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens De het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren. Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik daarom uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door de vangploeg onnodige pijn en lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.2.
In het rapport van bevindingen van 31 augustus 2016 (127513/95971) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 30 augustus 2016 onder meer het volgende:

Ik zag tijdens de AM-screening containers waarvan een 6-tal lades overvol geladen waren met vleeskuikens. In deze lades zaten verschillende kuikens bovenop elkaar, omdat er niet voor ieder individueel dier voldoende vloeroppervlakte was om op te staan / zitten. Er heerste onder de kuikens in deze lades veel onrust en stress wat zichtbaar was door veel gefladder, ademen met open bek en natte ontlasting. Ik zag op wagen met nummer 13 maar liefst 6 dode kuikens en 2 kuikens die ‘bijna’ dood waren. Bij navraag aan de chauffeur vanwagen 13 of hem bij het laden op het bedrijf wat was opgevallen vertelde hij mij: ‘er lagen zeer veel dode kuikens in de stal en ook zeer veel dode kuikens die neergelegd waren bij de uitgang van de stal
’ Volgens de aanvoerplanning en na verificatie bij de chef panklaar van het betreffende pluimveeslachthuis, betroffen het vleeskuikens van koppel ‘ [eiseres] ’ uit stal 9. Bij hetzelfde koppel geslachte dieren zag ik in de panklaar-afdeling tijdens de PMscreening bij 625 karkassen 50 karkassen met omvangrijk letsel, waarvan 21 met multipele fracturen van de dijbenen en 15 vleugelfracturen; allen in combinatie met donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm². Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal middels een vangmachine. In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Beide controles duurden 2 minuten. Tussen de controles zat een half uur. De bandsnelheid tijdens de controle was 125 kuikens per minuut. Tijdens de eerste controle heb ik 20 letsels geteld, tijdens de tweede controle 22. Uit deze 2tellingen kwam een gemiddelde score van 8,4 % letselschade, bestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen, waarvan het merendeel vergezeld met fracturen of luxaties. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL - 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimveeslachthuis. Deze ernstige fracturen met bloedingen hebben ertoe geleid dat deze dieren vanaf het ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren. Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik daarom uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door de vangmachine onnodige pijn en ernstig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.3.
In het rapport van bevindingen van 22 oktober 2016 (128905/96976) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 20 oktober 2016 onder meer het volgende:

Ik zag tijdens de AM-screening ongelijk verdeelde containers waarvan een 8-tal lades overvol geladen waren met vleeskuikens. In deze lades zaten verschillende kuikens bovenop elkaar omdat er niet voor ieder individueel dier voldoende vloeroppervlakte was om op te staan/zitten. Er heerste veel onrust en stress wat zichtbaar was door veel gefladder, ademen met open bek en natte ontlasting. Ik zag 2 kuikens met bebloede, gefractureerde vleugels. Volgens de aanvoerplanning en na verificatie bij de chef panklaar van het betreffende pluimveeslachthuis, betroffen het vleeskuikens van koppel ‘ [eiseres] ’ uit stal 6. Bij hetzelfde koppel geslachte dieren zag ik in de panklaar-afdeling tijdens de PM screening bij 625 karkassen 17 fracturen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm² van voornamelijk vleugels. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal middels een vangmachine. In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Beide controles duurden 2 minuten. Tussen de controles zat ongeveereen half uur. De bandsnelheid tijdens de controle was 125 kuikens per minuut. Tijdens de eerste controle heb ik 15 letsels geteld, bij de tweede controle 10 letsels. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 5,0 % letselschade naar voren. De letsels bestonden uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen en fracturen van de vleugels. Deze ernstige fracturen met bloedingen hebben ertoe geleid dat deze dieren vanaf het ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren. Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik daarom uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door het vangen met de vangmachine onnodige pijn en ernstig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.4.
In het rapport van bevindingen van 17 december 2016 (130694/98251) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 6 december 2016 onder meer het volgende:

Ik zag tijdens de AM-screenings omstreeks 18:15 uur en 20:15 uur op de lijnen 1 en 2 in alle containers een vergelijkbaar beeld van de klinische toestand van de kuikens. Ik zag daarbij in alle containers ongelijk verdeelde lades waarvan een groot aantal lades overvol geladen waren met vleeskuikens. In deze lades zaten verschillende kuikens bovenop elkaar omdat er niet voor ieder individueel dier voldoende vloeroppervlakte was om op te staan/zitten. Ik zag in totaal 6 kuikens met open fracturen van de vleugels, 5 dode dieren, een 15-tal zogenoemde ‘spreadlegs’ (een positie waarbij 1 of beide poten in een onnatuurlijke positie van 180 graden naast het lichaam wordt gehouden) en 3 kuikens met een fractuur van het dijbeen. Volgens de aanvoerplanning en na verificatie bij de chef panklaar van het betreffende pluimveeslachthuis, betroffen alle koppels welke ik opbovenstaande tijdstippen gezien heb vleeskuikens van pluimveehouder ‘ [eiseres] ’ uit stallen 10, 11 (om 18:15 uur) en stallen 6, 7 en 8 (om 20:15 uur). Bij dezelfde koppels geslachte dieren zag ik in de panklaar-afdeling tijdens de PM screening bij 625 karkassen gemiddeld 31 fracturen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm² van voornamelijk vleugels. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal middels een vangmachine. In totaal heb ik van bovengenoemde koppels 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Beide controles duurden 2 minuten. Tussen de controles zat ongeveereen half uur. De bandsnelheid tijdens de controle was 125 kuikens per minuut. Tijdens de eerste controle heb ik van de stallen 10, 11, 6, 7 en 8 respectievelijk 14, 6, 7, 14 en 11 letsels geteld; bij de tweede controle respectievelijk 11, 11, 7, 16 en 12 letsels. Uit deze 2 tellingen kwamen gemiddelde scores van 5,0 %, 3,4 %, 2,8 %, 6,0 % en 4,6 % letselschade naar voren. De letsels bestonden uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen en fracturen van de vleugels. Deze ernstige fracturen met bloedingen hebben ertoe geleid dat deze dieren vanafhet ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren. Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik daarom uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door het vangen met een vangmachine onnodige pijn en ernstig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.5.
In het rapport van bevindingen van 9 december 2016 (130543/98157) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 12 december 2016 onder meer het volgende:

Ik zag tijdens de AM-screening ongelijk verdeelde lades met vleeskuikens. In een 6-tal lades zaten verschillende kuikens bovenop elkaar omdat er niet voor ieder individueel dier voldoende vloeroppervlakte was om op te staan/zitten. Ik zag 2 dode dieren liggend op de rug. Volgens de aanvoerplanning en na verificatie bij de chef panklaar van het betreffende pluimveeslachthuis, betroffen het vleeskuikens van koppel ‘ [eiseres] ’ uit stal 2. Bij hetzelfde koppels geslachte dieren zag ik in de panklaar-afdeling tijdens de PM-screening bij 625 karkassen 23 fracturen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm² van voornamelijk vleugels. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal middels een vangmachine. In totaal heb ik van bovengenoemde koppels 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Beide controles duurden 2 minuten. Tussen de controles zat ongeveereen half uur. De bandsnelheid tijdens de controle was 125 kuikens per minuut. Tijdens de eerste controle heb ik 11 letsels geteld, bij de tweede controle 7 letsels. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 3,6% letselschade naar voren. De letsels bestonden uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen en fracturen van de vleugels. Deze ernstige fracturen met bloedingen hebben ertoe geleid dat deze dieren vanaf het ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren. Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik daarom uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door het vangen met een vangmachine onnodige pijn en ernstig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.6.
In het rapport van bevindingen van 13 december 2016 (130543/98814) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 12 december 2016 onder meer het volgende:

Ik zag tijdens de AM-screening ongelijk verdeelde containers waarvan een 5-tal lades overvol geladen waren met vleeskuikens. In deze lades zaten verschillende kuikens bovenop elkaar omdat er niet voor ieder individueel dier voldoende vloeroppervlakte was om op te staan/ zitten. Ik zag 2 kuikens met open fracturen van de vleugels en 2 dode dieren liggend op de rug. Volgens de aanvoerplanning en na verificatie bij de chef panklaar van het betreffende pluimveeslachthuis, betroffen het vleeskuikens van koppel ‘ [eiseres] ’ uit stal 10. Bij hetzelfde koppels geslachte dieren zag ik in de panklaar-afdeling tijdens de PMscreening bij 625 karkassen 32 fracturen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van voornamelijk vleugels. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal middels een vangmachine. In totaal heb ik van bovengenoemde koppels 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Beide controles duurden 2 minuten. Tussen de controles zat een half uur. De bandsnelheid tijdens de controle was 125 kuikens per minuut. Tijdens de eerste controle heb ik 14 letsels geteld, bij de tweede controle 7 letsels. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 4,2% letselschade naar voren. De letsels bestonden uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen en fracturen van de vleugels. Deze ernstige fracturen met bloedingen hebben ertoe geleid dat deze dieren vanaf het ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren. Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik daarom uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door de vangmachine onnodige pijn en ernstig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.7.
In het rapport van bevindingen van 17 december 2016 (131151/98818) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 13 december 2016 onder meer het volgende:

Ik zag tijdens de AM-screening ongelijk verdeelde containers waarvan een 10-tal lades overvol geladen waren met vleeskuikens. In deze lades zaten verschillende kuikens bovenop elkaar omdat er niet voor ieder individueel dier voldoende vloeroppervlakte was om op te staan/zitten. Verschillende kuikens zaten bovenop elkaar. Ik zag 3 kuikens met open fracturen van de vleugels en 4 dode dieren liggend op de rug. Tevens zag ik 2 kuikens met ontstoken wonden van de achterhand. Volgens de aanvoerplanning en na verificatie bij de chef panklaar van het betreffende pluimveeslachthuis, betroffen het vleeskuikens van koppel‘ [eiseres] ’ uit stal 7. Bij hetzelfde koppel geslachte dieren zag ik in de panklaar-afdeling tijdens de PM screening bij 625 karkassen 46 fracturen met forse donkerrode tot paarsebloedingen groter dan 3 cm van voornamelijk vleugels. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal middels een vangmachine. In totaal heb ik van bovengenoemde koppels 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Beide controles duurden 2 minuten. Tussen de controles zat een half uur. De bandsnelheid tijdens de controle was 125 kuikens per minuut. Tijdens de eerste controle heb ik 25 letsels geteld, bij de tweede controle 32 letsels. Uit deze2 tellingen kwam een gemiddelde score van 11,4 % letselschade naar voren. De letsels bestonden uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen en fracturen van de vleugels. Deze ernstige fracturen met bloedingen hebben ertoe geleid dat deze dieren vanaf het ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren. Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik daarom uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door de vangmachine onnodige pijn en ernstig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
2.8.
In het rapport van bevindingen van 29 maart 2017 (133486/100779) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 20 maart 2017 onder meer het volgende:

Ik zag tijdens de AM-screening in de aanvoerhal een 10-tal slecht bevederde (bijna kale), zwakke kuikens in de lades. Ik zag daarnaast 1 dood kuiken liggend op de rug (zie bijlage foto 1). Volgens de aanvoerplanning en na verificatie bij de chef panklaar van het betreffende pluimveeslachthuis, betroffen het vleeskuikens van koppel ‘ [eiseres] ’ uit stal 7.Bij hetzelfde koppel geslachte dieren zag ik in de panklaar-afdeling tijdens de PMscreening bij 625 karkassen 21 fracturen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van voornamelijk de vleugels. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal middels een vangmachine. In totaal heb ik van bovengenoemde koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd. Beide controles duurden 2 minuten. Tussen de controles zat een tijdsbestek van 31 minuten. De bandsnelheid tijdens de controle was 125 kuikens per minuut. Tijdens beide controles heb ik 11 letsels geteld. Uit deze 2 tellingenkwam een gemiddelde score van 4,4% letselschade naar voren. De letsels bestonden uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen en fracturen van de vleugels. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL - 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimveeslachthuis. Deze ernstige fracturen met bloedingen hebben ertoe geleid dat deze dieren vanaf het ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren. Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik daarom uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel. De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat devoorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door het vangen met de vangmachine onnodige pijn en ernstig lijden bij de dieren is veroorzaakt.
3. Eiseres voert aan dat de volgens verweerder overtreden voorschriften artikel 3, aanhef en onder e, van de Transportverordening en artikel 2.5 van de Wet dieren zien op het vervoer van dieren en dat deze dus niet van toepassing zijn op eiseres omdat zij de dieren niet vervoert. Voorts voert eiseres aan dat zij pas maanden later van verweerder heeft vernomen dat er vangletsel was geconstateerd. Eiseres vraagt zich af waarom zij niet is gebeld toen vangletsel werd geconstateerd. Ook had de toezichthouder de kippen met letsel kunnen bewaren zodat contra-expertise mogelijk was; door vernietiging van het bewijsmateriaal is eiseres in een substantieel nadelige positie gekomen. Daarnaast stelt eiseres dat uit de rapporten van bevindingen wel blijkt dat schade is vastgesteld maar dat niets wordt vermeld over de verkleuring van de bloedingen die zijn waargenomen. Daarnaast is de tijdspanne tussen 2 minuten en 12 uur, die in een tabel in de Toelichting op Bijlage (vang)letseltelling (hierna: Toelichting letseltelling) van verweerder wordt genoemd, een uitermate lange tijd waarbinnen het vangen, transporteren en slachten plaatsvindt. Een donkerrode bloeding van 5 minuten oud kan ten onrechte worden meegeteld als vangletsel. Aan de hand van de waargenomen donkerrode tot paarse verkleuringen is niet met zekerheid aan te geven wanneer de schade is ontstaan. Er is alleen aangegeven of de bloedingen (donker)rood zijn. Weliswaar zijn bij de rapporten enkele foto’s gevoegd maar de vraag is of die van het betreffende koppel zijn, aangezien een datum en tijdstip bij de foto’s ontbreekt. Verder stelt verweerder dat conform de werkvoorschriften is gehandeld maar heeft verweerder daar geen objectief onderzoek naar gedaan. Daarbij is van belang dat de rapporten allemaal zijn opgemaakt door dezelfde toezichthouder die niet geheel onafhankelijk haar werkt doet. Verweerder had ook andere toezichthouders kunnen inschakelen. De kippen van eiseres zijn in goede staat op transport gegaan en eiseres is niet verantwoordelijk voor wat er tijdens dit transport gebeurt; daar heeft zij geen invloed op. Ten aanzien van de telling voert eiseres aan dat het een steekproef betreft en voor haar onduidelijk is waarom dit volgens verweerder representatief zou zijn. Daarnaast zit er in alle boetezaken een enorme discrepantie tussen de constateringen van de toezichthouder en de afkeurbewijzen en paspoorten van de betreffende koppels. Verweerder moet ook deze documenten in de beoordeling betrekken, juist om een goed beeld van het gehele koppel te verkrijgen, aldus eiseres.
3.1.
De rechtbank overweegt dat op het bestuursorgaan de bewijslast rust dat een beboetbare overtreding is begaan, terwijl de belanghebbende gelet op de in artikel 6, tweede lid, van het EVRM neergelegde onschuldpresumptie het voordeel van de twijfel geniet indien niet buiten twijfel is dat de beboetbare overtreding is begaan. De onschuldpresumptie staat er evenwel niet aan in de weg dat een overtreding op basis van bewijsvermoedens wordt vastgesteld (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2013:63, ECLI:NL:CRVB:2016:1878 en ECLI:NL:CBB:2015:49). Daarnaast geldt de vaste jurisprudentie, zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 10 april 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:147), dat een bestuursorgaan in beginsel mag afgaan op de juistheid van de inhoud van een naar waarheid opgemaakt en ondertekend toezichtrapport en de daarin vermelde bevindingen, maar dat, indien die bevindingen gemotiveerd worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
3.2.
De rechtbank ziet in beginsel geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de rapporten van bevindingen. Wat eiseres naar voren heeft gebracht ten aanzien van de betrokken toezichthouder levert naar het oordeel van de rechtbank geen objectieve aanwijzing dat sprake is geweest van vooringenomenheid bij deze toezichthouder. Niet is gebleken dat de toezichthouder niet conform de voorschriften heeft gehandeld bij de constatering van vangletsel. Ter zitting heeft [de senior toezichthoudend dierenarts] bovendien verklaard dat hij ter controle van een uniforme werkwijze naast verschillende toezichthouders, waaronder deze toezichthouder, ook vangletseltellingen heeft uitgevoerd en dat daarbij geen sprake was van noemenswaardige verschillen in het percentage geteld vangletsel. Overigens is de rechtbank ambtshalve bekend dat bij deze slachterij door minimaal vier verschillende toezichthouders overtredingen inzake vangletsel zijn vastgesteld. Voorts kunnen de verwijzingen van eiseres naar de bewijzen van afkeuring en de paspoorten van de betreffende koppels niet afdoen aan de constateringen van de toezichthouder in de rapporten. Die documenten gaan namelijk over controles op andere punten dan specifiek vangletsel, namelijk op ziekelijke afwijkingen en op de kwaliteit van het vlees, en de in die documenten genoemde aantallen en percentages zijn dus niet representatief voor geconstateerd (vang)letsel.
3.3.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij niet direct is ingelicht over de constateringen van vangletsel en geen mogelijkheid heeft gehad voor het laten verrichten van een contra-expertise overweegt de rechtbank dat titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen verplichting voor verweerder bevat om de gelegenheid te bieden een contra-expertise te laten verrichten. Ook de van toepassing zijnde nationale en Europese regelgeving bevat een dergelijke verplichting niet. Bovendien is het bieden van een mogelijkheid tot contra-expertise in deze gevallen niet goed mogelijk, aangezien dan alle kuikens die door de toezichthouder zijn geteld van de slachtlijn zouden moeten worden gehaald. Dit zou het slachtproces en de door de toezichthouders te verrichten controles tijdens dat proces teveel beïnvloeden.
3.4.
Ter zitting heeft de rechtbank gewezen op artikel 5:18 van de Awb en dit met partijen besproken. Uit artikel 5:18, zesde lid, van de Awb volgt dat de belanghebbende op zijn verzoek zo spoedig mogelijk in kennis wordt gesteld van de resultaten van het onderzoek, de opneming of de monsterneming. Wil een belanghebbende een dergelijk verzoek kunnen doen, moet hij wel op de hoogte zijn dat er een onderzoek plaatsvindt. In deze gevallen hebben de constateringen niet plaatsgevonden op het bedrijf van eiseres, maar op de slachterij en is eiseres pas maanden later in kennis gesteld van de constateringen middels toezending van een voornemen en het rapport van bevindingen. Dit neemt echter niet weg dat eiseres weet dat haar dieren die dag worden geslacht op het slachthuis, zodat haar bekend is dat een onderzoek naar vangletsel kan plaatsvinden. De toezichthoudend dierenarts heeft ter zitting onbetwist gesteld dat eiseres de mogelijkheid had om verweerder te vragen te worden geïnformeerd als er vangletsel zou worden geconstateerd. Eiseres heeft van die mogelijkheid evenwel geen gebruik gemaakt.
3.5.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het gehele rapport van bevindingen, dus niet alleen de bevindingen in het kader van de letseltelling maar ook de daaraan voorafgaande bevindingen bij de ante-mortem- of post-mortemkeuring, de grondslag vormen voor het vaststellen van de overtreding. De gegevens van de letseltelling zijn van belang voor de handhaving; indien bij tenminste 2 % van de kuikens vangletsel wordt geconstateerd gaat verweerder over tot handhaving. De controles op vangletsel in de slachterij vinden plaats zoals beschreven in de “Toelichting op BIJLAGE (vang)letseltelling”, hierna: Toelichting letseltelling. Als de toezichthoudend dierenarts bij de ante-mortem- en/of post-mortemkeuring aanwijzingen ziet voor een verhoogd percentage letsel door het vangen of laden, is er aanleiding voor het verrichten van een letseltelling bij de ontvederde dieren. Bij die letseltelling worden bloedingen op vleugel, poot of lichaam (alleen borstzijde) geteld die donkerrood van kleur zijn en die tevens drie centimeter of groter zijn. Er wordt maar één letsel per dier geteld. Dit staat ook zo beschreven op het Registratieformulier letseltelling pluimveeslachthuis waarop de toezichthouder het aantal getelde letsels en berekende percentages noteert. In de Toelichting letseltelling is het beleid voor het tellen van vangletsel verder uitgewerkt en toegelicht. Daarin staat onder meer: “De grootte en kleur van de bloeding geeft informatie over de ouderdom van de bloeding. Een bloeding van één centimeter of kleiner, die helderrood van kleur is, is minder dan twee minuten oud. Dit betekent dat deze bloeding tijdens het slachtproces en nadat het dier bewusteloos of dood was is ontstaan. Dat noemen we “schade”, er is geen lijden. “Letsel” daarentegen ontstaat bij het dier vanaf vangen tot het dier bewusteloos is t.g.v. de bedwelming; er is sprake van lijden.” Ook uit deze Toelichting volgt dat alleen bloedingen worden geteld aan vleugel, poot of lichaam, vanaf drie centimeter en die tevens donkerrood zijn. In de toelichting zijn ook foto’s opgenomen die een illustratie geven van welke bloedingen wel of niet meegeteld worden bij de letseltelling.
3.6.
Ter zitting is door [de senior toezichthoudend dierenarts] nader toegelicht waarom verweerder ervan uitgaat dat het letsel dat bij de letseltelling geteld wordt geen letsel is dat bij het transport of bij de slacht kan zijn ontstaan. De toezichthoudend dierenarts heeft toegelicht dat letsel dat bij transport zou kunnen ontstaan voornamelijk andersoortig letsel betreft dan vangletsel en dat als zich bij het transport een incident heeft voorgedaan een aanzienlijk groter deel van de kuikens (tenminste 40 %) daardoor letsel oploopt dan de percentages die bij vangletseltellingen naar voren komen. Daarnaast gaat de toezichthouder na of zich bij het transport calamiteiten hebben voorgedaan die tot letsel zouden kunnen leiden door te bezien of de laadbon daarvan melding maakt en dit ook mondeling na te vragen bij de transporteur. In het algemeen kan dus, in het geval dat zich geen calamiteiten bij het transport hebben voorgedaan en een relatief kleiner deel van de kuikens letsel heeft, worden uitgesloten dat het door de toezichthouder vastgestelde letsel door het transport is ontstaan. Ook is op de zitting toegelicht dat het door de toezichthouder getelde letsel niet kan zijn ontstaan op het slachthuis. Toegelicht is dat de kuikens op de betreffende slachterij aan het begin van het slachtproces, voorafgaand aan het kantelen van de containers, onomkeerbaar worden bedwelmd. Ter zitting heeft verweerder een filmpje getoond waarop is te zien dat het uitladen geautomatiseerd plaatsvindt waarbij de kuikens in de containers worden bedwelmd en pas daarna gekanteld. De toezichthoudend dierenarts heeft verder op de zitting toegelicht dat bedwelmde kuikens een zeer lage hartslag hebben wat betekent dat eventuele in de slachterij ontstane bloedingen onderhuids nauwelijks uitbreiden en er dus alleen sprake zal zijn van kleine bloedingen als het letsel op het slachthuis is ontstaan. Bovendien heeft een bloeding van drie centimeter tijd nodig om zich tot dat formaat te ontwikkelen en daarvoor is volgens verweerder het proces op het slachthuis te kort. Daarnaast is ook het type letsel dat bij het slachtproces zou kunnen ontstaan anders dan het letsel dat over het algemeen bij het vangen kan ontstaan en is er een verschil in kleur. Letsel dat is ontstaan op de slachterij is vers en dus lichtrood van kleur. De toezichthoudende dierenartsen zijn er op getraind om eventueel vers letsel uit te sluiten. Schade die is ontstaan verderop in het slachtproces (dus na het kantelen) tijdens of na het aansnijden en leegbloeden, zal bovendien niet tot een grote bloeding leiden, omdat het bloed zich niet onderhuids zal verspreiden, aldus de toezichthoudend dierenarts op de zitting.
3.7.
Voorts overweegt de rechtbank dat de vaststelling van de kleur van het letsel weliswaar een subjectief element kent maar dat de toezichthoudend dierenartsen van de NVWA erop zijn getraind om dit te herkennen. De rechtbank vindt het voldoende aannemelijk, gelet op de ter zitting gegeven toelichting, dat er een aanzienlijk verschil zit tussen de kleur van een verse bloeding en die van een oudere bloeding waarvan het bloed al (deels) gestold is of onderhuids verkleurd en dat dit verschil door een deskundig dierenarts goed kan worden vastgesteld. Ter zitting is toegelicht dat een bloeding na een paar uur echt donkerrood van kleur is en deels gestold en dat de duur van het proces op de slachterij daarvoor te kort is. Verder is op het ter zitting bekeken filmpje door verweerder de situatie getoond zoals de toezichthouder bij een letseltelling de karkassen voorbij ziet komen aan de slachtlijn met een bandsnelheid van 7500 kuikens per uur. Dat was ook de bandsnelheid bij de controles in de zaken van eiseres. De rechtbank heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen en leidt uit het getoonde filmpje af dat bij die snelheid het letsel aan de karkassen voldoende kan worden beoordeeld door een deskundig dierenarts. Daar komt bij dat vangletsel niet enkel op basis van de kleur van een bloeding wordt vastgesteld. De toezichthouder kijkt ook naar de grootte en het type letsel. Bovendien laat de kleur zich ook niet altijd goed vastleggen op foto’s, de afdrukkwaliteit van de foto’s kan bepalend zijn voor hoe donker het rood oogt. Ten aanzien van de foto’s die bij de rapporten van bevindingen worden gevoegd is bovendien ter zitting gebleken dat dit geen foto’s zijn van de kuikens die zijn geteld bij de letseltelling. De foto’s die bij de rapporten zitten worden door de toezichthouder genomen tussen de eerste en tweede vangletseltelling en dienen ter illustratie van hoe het er in het betreffende koppel in het algemeen uitzag. De foto’s die bij de rapporten zijn gevoegd onderbouwen dus niet de overtreding, maar naar het oordeel van de rechtbank is dat ook niet nodig indien de rapporten zelf (en de daarbij gevoegde stukken) voldoende duidelijkheid geven over hetgeen is geconstateerd, namelijk donkerrode bloedingen van drie centimeter of meer.
3.8.
Het voorgaande vindt ook deels een onderbouwing in het hiervoor genoemde rapport van WUR waarin staat dat de methode van verweerder, namelijk het scoren van grote bloedingen in de slachtlijn, een valide methode lijkt voor het vaststellen van vangletsel. Ook volgt uit dit rapport dat niet aannemelijk is dat het transport de oorzaak is voor het ontstaan van letsel. Voor zover uit dit rapport ook blijkt dat bepaald letsel eerst na het vangen is toegenomen, is gelet op het voorgaande niet aannemelijk dat verweerder dat soort letsel, waaronder vleugeldislocaties en verse (kleine) bloedingen, meetelt bij de vangletseltellingen.
3.9.
Gelet op de toelichting en onderbouwing van het beleid die in deze zaak is gegeven van de zijde van verweerder ziet de rechtbank in deze zaak geen aanleiding om de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 22 januari 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:392) te volgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de rapporten van bevindingen en daarbij behorende stukken, het bestreden besluit, het verweerschrift en de gegeven toelichting ter zitting voldoende gemotiveerd dat bij kuikens van eiseres vangletsel is vastgesteld.
3.10.
Ten aanzien van de door de toezichthouder genomen steekproef bij de vangletseltellingen, overweegt de rechtbank dat uit de rapporten van bevindingen volgt dat de vangletseltellingen hebben plaatsgevonden conform de Toelichting letseltelling waarin staat dat twee keer twee minuten wordt geteld, zodat tenminste kuikens uit twee verschillende containers worden geteld. Uit de rapporten blijkt dat de toezichthouder telkens twee tellingcontroles van elk twee minuten heeft uitgevoerd bij een bandsnelheid van 125 kuikens per minuut en dat tussen die tellingen ongeveer 30 minuten zat. Daarmee heeft de toezichthouder kuikens uit ten minste twee verschillende containers beoordeeld. Voorts verwijst de rechtbank naar de uitspraak van het CBb van 10 december 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:664) waarin is overwogen dat verweerder zich er niet van hoeft te vergewissen dat de vangletseltelling representatief is voor het gehele koppel en dat toepassing van een handhavingsnorm van 2 procent niet onredelijk of anderszins onjuist is.
4. Gelet op al het voorgaande heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres de overtredingen heeft begaan. De rechtbank merkt op dat eiseres haar stelling dat de voorschriften die zouden zijn overtreden niet op haar van toepassing zijn omdat zij de dieren niet heeft vervoerd, ter zitting heeft laten vallen. Nu in voldoende mate vaststaat dat eiseres de overtredingen heeft begaan, was verweerder bevoegd eiseres daarvoor boetes op te leggen. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen gronden heeft gericht tegen de hoogte van de boetes en ook niet om matiging heeft verzocht. Evenmin is de rechtbank gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder de boetes had moeten matigen dan wel had moeten afzien van de oplegging van de boetes.
5. Het beroep is dus ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is gedaan op 3 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.