ECLI:NL:RBROT:2021:9234
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke boete opgelegd aan houder van dieren wegens vangletsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres, een houder van kuikens, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De eiseres had een boete van € 1.500,- opgelegd gekregen vanwege een overtreding van de Wet dieren, die verband hield met het vangen van kuikens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boete was opgelegd op basis van een rapport van bevindingen van de NVWA, waarin werd geconcludeerd dat er bij het vangen van de kuikens onnodig letsel was veroorzaakt. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat er geen overtreding was begaan en dat de rapportage van de NVWA tekortschiet in bewijsvoering.
Tijdens de zitting op 31 augustus 2021 heeft de rechtbank de verzoeken van eiseres om getuigen en rapporten op te roepen afgewezen. De rechtbank heeft overwogen dat de bewijslast bij de verweerder ligt en dat de onschuldpresumptie van toepassing is. Echter, de rechtbank oordeelde dat de NVWA voldoende bewijs had geleverd dat de overtreding was begaan, onderbouwd door de bevindingen van de toezichthoudende dierenarts. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de stelling dat de steekproef willekeurig was en dat de Transportverordening niet van toepassing was op het vangen van pluimvee, verworpen.
De rechtbank concludeerde dat de NVWA op basis van de rapportage en de bevindingen van de toezichthouder terecht had geconcludeerd dat er sprake was van vangletsel en dat de boete terecht was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiseres verantwoordelijk was voor de wijze waarop de dieren werden gevangen, ongeacht het inschakelen van een professioneel bedrijf. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.