ECLI:NL:RBROT:2021:9232
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke boete opgelegd aan houder van dieren wegens overtreding van de Wet dieren
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiseres, een houder van dieren, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De eiseres had een boete van € 1.500,- opgelegd gekregen vanwege een overtreding van de Wet dieren. De boete was opgelegd na een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 23 juli 2019, waaruit bleek dat er bij het vangen van kuikens onnodig letsel was veroorzaakt. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Minister, maar dit werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 31 augustus 2021 heeft de rechtbank de verzoeken van eiseres om getuigen en rapporten op te roepen afgewezen. De rechtbank heeft overwogen dat de bewijslast bij de Minister ligt en dat de eiseres het voordeel van de twijfel geniet, maar dat dit niet betekent dat de Minister niet op basis van bewijsvermoedens kan handelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de NVWA de boete terecht heeft opgelegd, omdat de eiseres verantwoordelijk is voor de wijze waarop de dieren worden gevangen en er voldoende bewijs was van overtredingen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiseres niet heeft aangetoond dat de steekproef willekeurig was of dat de geconstateerde letsels niet door het vangen zijn veroorzaakt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.