7.2.De door verweerder voor de omvang van de ‘algemene voorziening schoon huis’ gehanteerde basisnorm van 2 uur per week is, zo blijkt uit de toelichting bij beleidsregel 2.2.3, gebaseerd op dit KPMG-rapport. Dat is ter onderbouwing van de algemene voorziening aanvaardbaar, mede in aanmerking genomen dat bijlage 1 bij de beleidsregels voorziet in maatwerk in geval van zogenoemde beïnvloedingsfactoren die meer uren huishoudelijke hulp noodzakelijk zouden maken. Voor zover eiseres in dit verband nog naar voren heeft gebracht dat verweerder de onderzoeksbevindingen zou hebben gebaseerd op verouderde informatie, heeft zij dat niet aannemelijk gemaakt. Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat haar beperkingen zouden zijn toegenomen; zij heeft geen medische stukken ingebracht die dit zouden kunnen onderbouwen.
8. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de ‘algemene voorziening schoon huis’ voldoende compensatie biedt voor de beperkingen die eiseres bij het voeren van haar huishouden ondervindt.
9. Voor zover eiseres aanvoert dat verweerder van zijn beleid dient af te wijken, omdat het haar keuzevrijheid te zeer aantast, kan dat niet slagen. De keuzemogelijkheid tussen zorg in natura en een pgb is uitsluitend aan de orde indien een maatwerkvoorziening wordt verstrekt. De beperkingen van eiseres bij het voeren van een huishouden kunnen worden gecompenseerd door de algemene voorziening. Op grond van artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015 behoeft dan geen pgb te worden verstrekt. Overigens heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege het niet beheersen van de Nederlandse taal en haar religieuze achtergrond geen gebruik zou kunnen maken van de algemene voorziening. Eiseres heeft voorts geen zodanig bijzondere omstandigheden aangevoerd dat verweerder gebruik had moeten maken van zijn in de hardheidsclausule neergelegde discretionaire bevoegdheid, omdat sprake zou zijn van een onbillijkheid van overwegende aard.
10. Met betrekking tot de maaltijdservice en de boodschappenservice is volgens vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van 11 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2182 en de uitspraak van 30 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:397) het uitgangspunt dat deze aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 in de weg staan, mits deze voorzieningen daadwerkelijk beschikbaar zijn, een passende bijdrage leveren aan het realiseren van een situatie waarin betrokkene tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en door de aanvrager financieel gedragen kunnen worden. Eiseres heeft haar stelling dat zij als gevolg van maagklachten geen gebruik kan maken van een maaltijdservice niet onderbouwd met medische gegevens, zodat het ervoor gehouden mag worden dat een maaltijdservice niet om die reden eiseres geen compensatie zou kunnen bieden. Uit het indicatierapport blijkt echter niet dat verweerder heeft onderzocht wat de kosten van een maaltijdservice en een boodschappenservice zijn en of eiseres die kan dragen. De enkele verwijzing in het verweerschrift naar de mogelijkheid van bijzondere bijstand is onvoldoende. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat eiseres deze voorzieningen financieel kan dragen. Het bestreden besluit is daarom voor zover dit ziet op de maaltijdservice en de boodschappenservice onvoldoende zorgvuldig voorbereid. 11. Uit wat onder 10. is overwogen volgt dat het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot stand is gekomen. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder onderzoeken of het voor eiseres financieel haalbaar is om gebruik te maken van een maaltijdservice en een boodschappenservice. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
12. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk mededelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
13. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
14. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.