ECLI:NL:RBROT:2021:2383
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- I. Bouter
- E.J. Rutten
- A.P. Monsma
- Rechtspraak.nl
Geschil over de rechtmatigheid van precariobelasting opgelegd aan een leverancier van industriële gassen in Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een leverancier van industriële gassen en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam over de rechtmatigheid van opgelegde precariobelasting. De eiseres, die industriële gassen levert aan verschillende afnemers in de Rotterdamse haven, heeft bezwaar gemaakt tegen twee aanslagen precariobelasting voor de belastingjaren 2017 en 2018, die respectievelijk € 246.483,20 en € 246.490,70 bedroegen. De heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren ongegrond, waarna eiseres beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 november 2020, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de aanslagen niet in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel, omdat de eiseres niet in een vergelijkbare positie verkeert als Gasunie, die voor niet-industriële leidingen geen precariobelasting wordt opgelegd. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake is van een begunstigend beleid van de gemeente en dat de tariefstelling in de verordeningen een objectieve en redelijke rechtvaardiging heeft. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.