ECLI:NL:HR:2004:AR6481

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38843
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.G. Pos
  • L. Monné
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gelijke behandeling bij onroerendezaakbelastingen en woonwagens

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 juli 2002, betreffende een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Vlissingen voor het jaar 2000. Belanghebbende ontving een aanslag wegens het gebruik van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z, welke aanslag na bezwaar door de heffingsambtenaar werd gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarop hij cassatie instelde.

De Hoge Raad oordeelt dat het in het midden kan blijven of de woonwagens roerende of onroerende zaken zijn. De Hoge Raad benadrukt dat, zelfs als de woonwagens als onroerende zaken worden aangemerkt, het beginsel van gelijke behandeling niet in dit geval doorslaggevend is. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat er sprake is van ongelijke behandeling of dat er een begunstigend beleid is gevoerd waar hij op kan terugvallen. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2004.

Uitspraak

Nr. 38.843
26 november 2004
RvS
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 juli 2002, nr. BK-00/02185, betreffende na te melden aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Vlissingen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 wegens het gebruik van de onroerende zaak a-straat 1 te Z een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Vlissingen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende was op 1 januari 2000 gebruiker in de zin van artikel 1, lid 1, van de Verordening onroerende-zaakbelastingen Vlissingen 1998 van het woonhuis a-straat 1 aldaar. Hem is te dier zake een aanslag in de onroerendezaakbelastingen, gebruikersbelasting, van die gemeente opgelegd. In de gemeente staan, verdeeld over twee kampen, een veertigtal woonwagens. Aan de gebruikers daarvan zijn voor het onderhavige jaar geen aanslagen in de vorenbedoelde belasting opgelegd.
3.2. Belanghebbende heeft voor het Hof aangevoerd dat de hem opgelegde aanslag dient te worden vernietigd op grond van het gelijkheidsbeginsel. Het Hof heeft belanghebbendes beroep ongegrond verklaard, en daartoe redengevend geoordeeld dat de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen de woonwagens terecht niet als onroerende zaken heeft aangemerkt en dat de woning van belanghebbende niet gelijk is aan of vergelijkbaar met de woonwagens, zodat belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt.
3.3. In het midden kan blijven of de vorenbedoelde woonwagens roerende of onroerende zaken zijn. Immers, ook indien dit laatste het geval zou zijn, valt niet in te zien op welke grond bij de afweging van het beginsel dat de wet moet worden toegepast tegen het beginsel dat de administratie gelijke gevallen gelijk moet behandelen, in het onderhavige geval aan laatstgenoemd beginsel doorslaggevende betekenis moet worden toegekend. Belanghebbende beroept zich, blijkens het slot van zijn beroepschrift in cassatie, niet erop dat de (door hem gestelde) ongelijke behandeling steunt op een gevoerd begunstigend beleid, waarvan te zijnen aanzien zou zijn afgeweken. Uit 's Hofs uitspraak of de stukken van het geding blijkt ook niet dat hij zich voor het Hof heeft beroepen op een oogmerk van begunstiging. Evenmin blijkt daaruit dat belanghebbende zich voor het Hof erop heeft beroepen dat ten aanzien van een meerderheid van de gebruikers van onroerende zaken in de gemeente Vlissingen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven.
De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2004.