Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 mei 2017 in de zaken tussen
[eiseres]., eiseres,
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Zij verwijst hiertoe onder meer naar de tussen de gemeente Rotterdam en [bedrijf] op 8 december 1969 gesloten overeenkomst voor levering en afname van gas en de door de gemeente aan [bedrijf] afgegeven “Vergunning voor het leggen enz. van gasleidingen” van dezelfde datum.
“Onder vergunning wordt hierbij, alsmede in de navolgende voorwaarden, begrepen ontheffing van verbodsbepalingen en toestemming in de zin van burgerlijk recht”niet worden afgeleid dat de vergunning van 8 december 1969 moet worden uitgelegd als een overeenkomst zoals bedoeld in de laatste volzin uit rechtsoverweging 2.5.4 van het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2016, zoals eiseres betoogt. Er is dan ook geen sprake van privaatrechtelijk gedogen.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- herroept de voorlopige aanslagen voor de jaren 2013 en 2014;
- herroept de aanslagen voor de jaren 2012, 2013 en 2014;
- bepaalt dat verweerder de betreffende aanslagen precariobelasting enkel oplegt voor gasleidingen die uitsluitend dienen voor de levering van gas aan industriële gebruikers naar het tarief van artikel 5, negende lid en onder b, van de Verordeningen;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht in zaak ROT 18/828 van € 334,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.225,25 voor de drie zaken in totaal.