Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 oktober 2019 in de zaak tussen
[Naam vennootschap], te Amsterdam, eiseres,
De Nederlandsche Bank N.V. (DNB), verweerster,
Procesverloop
Overwegingen
- Eiseres heeft de integriteitsrisico’s die verbonden zijn aan (de dienstverlening aan) [doelvennootschap] niet afdoende onderzocht. Ook zijn de beheersmaatregelen die eiseres ter mitigatie van de integriteitsrisico’s heeft genomen niet (zichtbaar) vastgelegd, wat in strijd is met artikel 23 van de Rib 2014;
- Eiseres heeft nagelaten het doel van de structuur waar [doelvennootschap] deel van uitmaakt afdoende te onderzoeken en dit vast te leggen in het dossier, wat in strijd is met artikel 19 van de Rib 2014;
- Eiseres heeft in strijd met artikel 13, tweede lid, aanhef en onder d, en artikel 23, eerste lid, van de Rib 2014 niet althans onvoldoende voldaan aan haar doorlopende onderzoeksplicht en de resultaten van haar onderzoek niet althans onvoldoende in het dossier vastgelegd.
- [entiteit] is betrokken bij de financiële dienst die eiseres heeft verleend en dient als relatie in de zin van artikel 1 van de RTSw te worden aangemerkt. In het memo ‘Response to DNB email dated 24th June 2016 regarding [de stichting]’ is opgemerkt dat [doelvennootschap] iedere zes maanden gecheckt wordt via Worldcheck en dat een review plaatsvindt van media-artikelen. Uit dit memo blijkt niet dat [entiteit] wordt gescreend voor onder meer sanctiewetdoeleinden. Eiseres heeft desgevraagd geen screenshot over kunnen leggen waaruit blijkt op welke datum [entiteit] is ingevoerd in de Search Engine Optimization (SEO) en daardoor wordt gescreend tegen de sanctielijsten. Eiseres heeft meermaals verklaard dat [entiteit] op 29 juni 2016 is ingevoerd in SEO. DNB stelt hierom vast dat [entiteit] in ieder geval niet eerder dan vanaf 29 juni 2016 is opgenomen in SEO en dus pas vanaf die datum wordt gescreend tegen de sanctielijsten. Dit had echter moeten gebeuren vanaf het moment dat het eiseres duidelijk was of had moeten zijn dat [doelvennootschap] een relatie in de zin van artikel 1 van de RTSw is. DNB stelt dit tijdstip vast op 30 augustus 2013 (ondertekening facility agreement). Daarmee is artikel 2 van de RTSw overtreden.
- In het CAD is geen risicoanalyse opgenomen die ziet op de periode vóór 23 april 2015, terwijl de dienstverlening van [eiseres] aan [doelvennootschap] op 20 augustus 2013 is aangevangen en [eiseres] in ieder geval vanaf 1 januari 2015 gehouden was te voldoen aan de drie leden van artikel 23 van de Rib 2014. Uit het CAD, meer in het bijzonder de summiere toelichting op de indeling van [doelvennootschap] in risicocategorie B op 23 april 2015, blijkt dat [eiseres] ook op of omstreeks 23 april 2015 niet afdoende heeft onderzocht welke integriteitsrisico’s zijn verbonden aan haar dienstverlening. De enkele mededeling dat aan Mozambique een hoger risico is verbonden, kan niet gelden als deugdelijke risicoanalyse. Eiseres heeft nagelaten een bericht van Bloomberg van 13 november 2013 bij haar analyse te betrekken, welk bericht op diverse andere nieuwssites is overgenomen. In dit bericht wordt gewaarschuwd dat gelden niet worden besteed zoals beschreven in de Offering Circular van 10 september 2013. Dit is opmerkelijk, omdat eiseres in haar toelichting wel verwijst naar een bericht van Bloomberg uit september 2014, waarin melding is gemaakt van de levering van vissersboten. [doelvennootschap] is in april 2015 in risicocategorie B ingedeeld, maar dit is op 24 juni 2015 gewijzigd in categorie D. Daarbij is opgemerkt: “This is a very public and transparant but also political and controversial deal which obviously has attracted some attention. We carry this mandate HR and follow media, political and financial developments closely”. DNB is, in het licht van het voorgaande, van oordeel dat eiseres deze analyse eerder had moeten maken. De omstandigheid dat [doelvennootschap] vanuit risicocategorie B in risicocategorie D is geplaatst, maakt daarnaast dat DNB verwacht dat eiseres een gedegen analyse naar de risico’s verbonden aan de dienstverlening aan [doelvennootschap] had verricht, waarvan de uitkomsten zichtbaar in het dossier zijn neergelegd. Dat is echter niet het geval. Uit het CAD kan niet worden herleid dat eiseres naar aanleiding van de uitkomst van haar onderzoeken mitigerende maatregelen heeft getroffen. Op 23 april 2015 is slechts opgemerkt dat de betrokken banken, clearing huizen en advocaten een goede reputatie hebben en eiseres geen risico ziet wat betreft de herkomst van de middelen, aangezien deze zijn ontvangen door een gereguleerde bank. Tijdens de bespreking op 23 augustus 2016 bij DNB heeft eiseres erop gewezen dat meer controles zijn verricht en mitigerende maatregelen zijn genomen dan vastgelegd. In dat geval is in elk geval sprake van overtreding van artikel 23, derde lid, van de Rib 2014, omdat een en ander niet in het CAD is vastgelegd.
- Het doel van de structuur waar [doelvennootschap] (samen met [de stichting]) deel van uitmaakt, is in een document zonder titel (bijlage 4.4) omschreven als: “Special Purpose Vehicle structure: CLO for the acquisition of fishermen ships in Mozambique. Structure set-up to facilitate a financing structure and to attract other investors (like pension funds, institutional investors) than banks. The Netherlands is an attractive country as it has a robust and reliable legal infrastructure with a stable government, a good banking infrastructure, robust legislation and compliance. Moreover, the Netherlands has highly qualified advisors and corporate services providers.” Een omschrijving van de specifieke functie van [doelvennootschap] binnen de structuur ontbreekt. Ook wordt niet duidelijk wat de beweegredenen zijn om een Nederlandse doelvennootschap op te richten en waarom de lening aan [entiteit] door de uitgifte van obligaties wordt overgenomen. DNB is dan ook van oordeel dat eiseres geen, althans onvoldoende kennis had van het doel waarmee de structuur waar [doelvennootschap] deel van uitmaakt is opgezet. Eiseres heeft desalniettemin diensten aan [doelvennootschap] verleend, wat in strijd is met artikel 19, derde lid, van de Rib 2014. Deze norm gold ook onder artikel 14 van de Regeling integere bedrijfsvoering Wtt. Ook later is geen onderzoek gedaan toen daarvoor aanleiding bestond, namelijk toen eiseres in haar contacten met [de bank] constateerde dat met een deel van het geld mogelijk patrouilleboten waren aangeschaft. De informatie die eiseres op 4 april 2017 heeft verstrekt over een telefoongesprek met [de bank] op 28 juli 2015 zat niet in het dossier dat op 8 juli 2016 aan DNB is verstrekt en is bovendien niet verifieerbaar. Bovendien komt uit het verslag van dit gesprek naar voren dat in strijd met de afspraken niet alleen 24 vissersboten zijn aangeschaft, maar ook drie patrouilleboten zouden worden geleverd. Een en ander zou reden moeten zijn geweest voor nader onderzoek naar het doel van de structuur, maar daarvan blijkt niet. Hieruit volgt dat eiseres onvoldoende onderzoek heeft verricht naar het doel van de structuur, zowel bij aanvang van de dienstverlening als toen hiertoe opnieuw aanleiding bestond.
- Uit artikel 13, tweede lid, aanhef en onder d, en artikel 23, eerste lid, van de Rib 2014 volgt dat het trustkantoor doorlopende controle moet uitoefenen op de zakelijke relatie. Naast deze wettelijke bepalingen heeft eiseres ook in haar eigen procedurehandboek van februari 2013 opgenomen dat zij een ‘periodical compliance review’ uitvoert. DNB kan niet vaststellen wat de aanleiding van de verhoging van de risicocategorie is geweest. Dat [doelvennootschap] vanuit risicocategorie B in risicocategorie D is geplaatst, maakt dat DNB verwacht dat eiseres een adequaat nader onderzoek naar [doelvennootschap] en de risico’s verbonden aan de dienstverlening aan [doelvennootschap] heeft verricht, waarvan de uitkomsten zichtbaar in het dossier zijn neergelegd. Dat is niet gebeurd. In het dossier zijn bijvoorbeeld geen Client Acceptance Forms for Continuation opgenomen die op grond van het handboek aan de Local Compliance Officer zouden moeten zijn verstrekt.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit wat betreft de hoogte van de bestuurlijke boetes;
- herroept het primaire boetebesluit wat betreft de hoogte van de bestuurlijke boetes;
- stelt de boetebedragen vast op € 534.375,- en € 9.000,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- bepaalt dat DNB aan eiseres het betaalde griffierecht van € 345 vergoedt;
- veroordeelt DNB in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.072,-.
Rechtsmiddel
Bijlage
(…)”
2. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete. De overtredingen worden gerangschikt in categorieën naar zwaarte van de overtreding met de daarbij behorende basisbedragen, minimumbedragen en maximumbedragen. Daarbij wordt de volgende indeling gebruikt: