ECLI:NL:HR:2004:AR3495
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.C. van Oven
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Onverbindendheid van legesverordening in het kader van milieuvergunningen
In deze zaak gaat het om de vraag of de legesverordening van de provincie Gelderland onverbindend is, omdat deze in strijd zou zijn met algemene rechtsbeginselen. De belanghebbende, een bedrijf dat zich bezighoudt met de opslag en verwerking van afval, had een vergunning aangevraagd op basis van de Wet milieubeheer. Voor deze vergunning werd een bedrag van ƒ 40.924,61 aan leges geheven, wat na bezwaar door de inspecteur werd gehandhaafd. Het Hof vernietigde deze uitspraak en verlaagde de leges tot ƒ 2000. Hiertegen stelde het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland cassatie in.
De Hoge Raad oordeelt dat de legesheffing op basis van de Tarieventabel van de Legesverordening Gelderland 1994 leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de inspecteur en vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht. De Hoge Raad stelt vast dat de Verordening en de Tarieventabel niet voldoen aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, en dat de inspecteur niet heeft aangetoond dat er een redelijke verhouding bestaat tussen de leges en de kosten van de verleende diensten.
De Hoge Raad concludeert dat de Verordening en de Tarieventabel in strijd zijn met algemeen rechtsbeginsel, en dat de legesheffing in dit geval onredelijk en willekeurig is. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven, en de Hoge Raad kan de zaak afdoen zonder verdere behandeling van de niet door het Hof behandelde grieven van de belanghebbende. De proceskosten worden niet toegewezen.