ECLI:NL:HR:2007:BB3437
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van aanslag in de precariobelasting door de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de precariobelasting die was opgelegd aan belanghebbende door de gemeente Hilversum voor het jaar 2002. De aanslag, ter hoogte van € 256, was gebaseerd op de 'Verordening Precariobelasting 2002' van de gemeente. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar dit bezwaar werd door de heffingsambtenaar afgewezen. Hierop volgde een beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gemeente Hilversum de aanwezigheid van de woonark van belanghebbende op de gemeentegrond gedoogde. Dit was van belang voor de vraag of de precariobelasting kon worden geheven. De Hoge Raad oordeelde dat de gemeente alleen precariobelasting kan heffen als zij het hebben van voorwerpen op of boven de gemeentegrond toestaat. Het Hof had ten onrechte geoordeeld dat de gemeente haar recht om op te treden tegen de aanwezigheid van de woonark niet had prijsgegeven. De Hoge Raad concludeerde dat er omstandigheden waren die meebrachten dat de gemeente niet meer kon optreden tegen de woonark, waardoor de aanslag niet kon worden gehandhaafd.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en de aanslag, en gelastte de gemeente Hilversum om de kosten van het geding te vergoeden, inclusief griffierechten. Dit arrest benadrukt de noodzaak van redelijkheid en billijkheid in de verhouding tussen de gemeente en de woonarkbewoners, vooral in het licht van de gedoogconstructie die was ontstaan.