Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.[partij A] ,
1.De procedure in de hoofdzaak
- het tussenvonnis van 14 juni 2023
- de zitting van 17 februari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden
- de pleitaantekeningen van respectievelijk [eisers] , [partij A] en Green-Line
- het bericht van partijen dat om vonnis wordt gevraagd, nadat de procedure enige tijd was aangehouden voor schikkingsonderhandelingen.
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- het tussenvonnis van 14 juni 2023
- de zitting van 17 februari 2023
- de pleitaantekeningen van respectievelijk [partij A] en Green-Line
- het bericht van partijen dat om vonnis wordt gevraagd, nadat de procedure enige tijd was aangehouden voor schikkingsonderhandelingen.
3.De feiten
4.Het geschil
in de hoofdzaak
5.De beoordeling
met een bepaalde mate van duurzaamheid.Een koper van een woning aan wie is gegarandeerd dat de woning als woonhuis kan worden gebruikt, behoeft er niet op beducht te zijn dat die woning huiszwam bevat die in een periode van anderhalf jaar tot een (aanzienlijke) omvang kan uitgroeien. Temeer nu die huiszwam, zoals hiervoor is overwogen, gezondheidsklachten kan veroorzaken.
met alle zichtbare en onzichtbare gebreken. In artikel 6.3 staat in afwijking hiervan opgenomen dat ten tijde van de eigendomsoverdracht de woning de eigenschappen zal bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als woonhuis. In artikel 10.1 staat verder opgenomen dat de woning, na overdracht, voor risico van de koper komt. Aldus heeft als uitgangspunt te gelden dat gebreken in de woning, ook als deze van bouwtechnische aard zijn, vanaf de overdracht voor risico van [eisers] komen, tenzij de gebreken die ten tijde van de eigendomsoverdracht aanwezig waren het normaal gebruik als woonhuis in de weg staan. [3]
mr. Samsen van 28 augustus 2020, dat zowel Nooitmeerzwam als de heer [naam 1] (van Green-Line ) op dat moment al onderzoek hadden gedaan. Immers schreef [naam 1] op
11 augustus 2020 een rapport. Vast staat aldus dat [eisers] niet direct na constatering van de zwam bij [partij A] heeft geklaagd, waarmee [eisers] in strijd heeft gehandeld met zijn klachtplicht. [eisers] diende eerder dan bij schrijven van 28 augustus 2020 bij [partij A] te klagen, zodat [partij A] mogelijkheden had om zich tegen aantijgingen te kunnen verweren. De bewijspositie van [partij A] is nu geschaad.
11 augustus 2020 en daarna diezelfde maand [partij A] bij aangetekend schrijven van 28 augustus 2020 hiervan op de hoogte heeft gesteld, kan niet worden gesteld dat er niet binnen bekwame tijd is geklaagd. Voor zover [partij A] zich nog op het standpunt heeft willen stellen dat hij het aangetekend schrijven van [eisers] niet in augustus 2020 heeft ontvangen, doet zulks aan het voorgaande geen afbreuk. Vaststaat dat [partij A] in ieder geval in september 2020 van de aansprakelijkheidstelling van [eisers] op de hoogte is geraakt, aangezien bij schrijven van zijn verzekeraar Klaverblad daarop is gereageerd bij schrijven van 18 september 2020. Aangezien aldus de klacht over het gebrek aan de woning (uiterlijk) in september 2020 aan [partij A] kenbaar is gemaakt, en [eisers] [partij A] dus binnen een periode van (slechts) twee maanden na ontdekking van dat gebrek op de hoogte heeft gesteld, kan niet worden gesteld dat sprake is van het niet binnen bekwame tijd klagen. Temeer niet nu deze termijn (mede) is gebruikt om via de deskundige van Nooitmeerzwam de omvang van het gebrek te laten vaststellen.
“het verbouwen van de woning en Garage”betrof (productie 8, p. 3). Uit de opdrachtbevestiging volgt vervolgens dat de werkzaamheden conform de tekeningen en het bestek met nummers BV0201-12-11/ bv02b01-03-11/ bv0301-12-11 en bestek KDG120916 zouden worden uitgevoerd. Tussen partijen is daarbij niet in geschil dat dit de enige op de verbouwing toepasselijke tekeningen en bestek betreffen en dezelfde gegevens betreffen als die welke bij de vergunningaanvraag horen. In de opdrachtbevestiging staat vervolgens uitgesplitst welke werkzaamheden in het kader van de verbouwing door de klant zelf worden gedaan, zodat mag worden aangenomen dat alle overige verbouwingswerkzaamheden voortvloeiende uit het bestek en de tekeningen onder de opdracht aan Green-Line vielen. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank ook dat, zoals hiervoor is overwogen, op Green-Line als handelaar tegenover (destijds) [partij A] als consument de verplichting rustte om op duidelijke en begrijpelijke wijze de voornaamste kenmerken van haar diensten voorafgaand aan de opdracht inzichtelijk te maken. Eventuele onduidelijkheden in de reikwijdte van de opdracht komen tegen die achtergrond bezien dan ook voor rekening en risico van Green-Line .
welwaren beschreven (dit laatste is tussen partijen niet in geschil). In de uitsplitsing van de werkzaamheden staan vervolgens wel isolatiewerkzaamheden aan de gevel benoemd (bij het kopje “buitenwandafwerking” wordt bijvoorbeeld “steenwolisolatie” genoemd) en die isolatiewerkzaamheden zijn vervolgens ook aan Green-Line toebedeeld. Op basis van de aldus aan Green-Line in de opdrachtbevestiging opgedragen werkzaamheden, mochten [partij A] en thans als rechtsopvolger [eisers] er dus vanuit gaan dat de totale (spouw)muurisolatie door Green-Line zou worden verzorgd. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank ook dat onduidelijkheden in de opdrachtbevestiging, conform het contra proferentem gezichtspunt en mede indachtig de informatieverplichtingen van Green-Line jegens [partij A] als consument, voor rekening en risico van Green-Line dienen te blijven.
– hooguit – onder de buitengerechtelijke incassokosten. Er is aldus geen grondslag voor een integrale kostenveroordeling voor de advocaatkosten. De kosten van de deskundige komen volgens de hoofdregel van artikel 195 Rv voor rekening van de verzoeker, dat was in dit geval [eisers] .