ECLI:NL:RBOBR:2025:2281

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
24/1299
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor taxatierapport in WOZ-bezwaarprocedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 16 april 2025, wordt de hoogte van de door de heffingsambtenaar toegekende vergoeding voor proceskosten in een WOZ-bezwaarprocedure beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door Het Nieuwe WOZ-bureau B.V. (HNWB), had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van haar woning, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 346.000. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 333.000, maar de kosten voor een taxatierapport werden niet vergoed. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de kosten voor het taxatierapport had moeten vergoeden, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding is voldaan. De rechtbank stelt de vergoeding voor het taxatierapport vast op € 5,35, gebaseerd op een tijdsbesteding van vijf minuten voor de controle door de taxateur. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de heffingsambtenaar een te laag tarief heeft toegepast voor de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase. De rechtbank vernietigt de eerdere uitspraak van de heffingsambtenaar en stelt de proceskostenvergoeding in bezwaar vast op € 1.299,35. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten in beroep en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1299

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2025 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.W.B. van Middelaar)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: mr. R.A.M.T. Klaassen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de hoogte van de door de heffingsambtenaar toegekende vergoeding voor de proceskosten die eiseres in de bezwaarfase heeft gemaakt.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft met de beschikking van 24 februari 2023 de waarde van de woning aan de [adres] voor het belastingjaar 2023 vastgesteld op € 346.000 (de beschikking). Met deze waardevaststelling is aan eiseres ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente ‘s-Hertogenbosch voor het jaar 2023 opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 december 2023 (de bestreden uitspraak) het bezwaar gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de waarde van de woning verlaagd naar € 333.000. De heffingsambtenaar heeft de door eiseres gemaakte kosten van rechtsbijstand vergoed tot een bedrag van € 592. De heffingsambtenaar heeft de kosten voor het laten uitbrengen van een rapport door een taxateur niet vergoed.
1.3.
Het nieuwe WOZ bureau B.V. (HNWB) heeft namens eiseres beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Eiseres en de heffingsambtenaar hebben nadere stukken ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] en [naam] namens eiseres, en de gemachtigde van de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam] en taxateur P.H.R.J. Roijmans.
1.7.
Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank het onderzoek heropend.
1.8.
Eiseres en de heffingsambtenaar hebben nadere stukken ingediend.
1.9.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 op zitting verder behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door [naam] en [naam] en de gemachtigde van de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam] en taxateur P.H.R.J. Roijmans.

Feiten

2. HNWB heeft namens eiseres bezwaar tegen de beschikking gemaakt. Bij het bezwaarschrift is een door eiseres ondertekende machtiging gevoegd. In deze machtiging staat het volgende:
‘Verleent hierbij volmacht aan: (…) Het nieuwe WOZ-bureau BV. (…) met betrekking
tot: aanslagen ontvangen in 2023 (…) om hem/haar zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen bij: het instellen, behandelen en intrekken van een bezwaar en/of beroep (…) tegen de OZB-aanslag en/of de WOZ beschikking (…) en alles wat daarmee in verband staat en al hetgeen gevolmachtigde hieromtrent noodzakelijk acht te doen.
Tevens kan op basis van deze volmacht: een hoorzitting worden bijgewoond en daarin namens volmachtgever het woord worden gevoerd (…) en om al datgene te doen of te laten wat de gevolmachtigde in het belang van volmachtgever gewenst, nuttig of noodzakelijk acht en de volmachtgever zelf tegenwoordig zijnde, zou kunnen, mogen of moeten doen. Dit alles met het recht van substitutie.
Akte van cessie: Indien het bezwaar of het beroep gegrond is, draagt opdrachtgever alle vorderingen voortvloeiend uit deze opdracht over aan Het Nieuwe WOZ-bureau BV en gelast hierbij de heffingsambtenaar om de proceskostenvergoeding voor de behandeling van de procedure (…) en het griffierecht zoals bedoeld in artikel 7:15, 8:75 en 8:75a Awb in zijn volledigheid rechtstreeks over te maken aan Het Nieuwe WOZ-bureau BV op het hieronder genoemde bankrekeningnummer. (…)
Ondergetekende kan deze machtiging en opdracht op ieder moment intrekken of annuleren. Indien er reeds werkzaamheden zijn verricht vervalt de no cure, no pay afspraak. De kosten per proceshandeling worden dan in rekening gebracht. Uit coulance beperken we dit tot maximaal €25. Dit geldt niet indien de procedure niet wordt stopgezet, ingetrokken of geannuleerd. In dat geval blijft de no cure, no pay afspraak bestaan en is deze service voor ondergetekende in principe kosteloos, daar de proceskosten door de heffingsambtenaar worden vergoed.’
2.1.
HNWB heeft in de bezwaarfase namens eiseres een taxatierapport van Woning Waarderingsmeesters ingediend. Dit rapport is ondertekend door T.G. te Raaij (de taxateur) onder vermelding van ‘Verantwoordelijk taxateur’. In het rapport wordt de waarde van de woning op het bedrag van € 301.000 getaxeerd.
2.2.
Na het instellen van beroep heeft taxateur P.H.R.J. Roijmans namens de heffingsambtenaar contact opgenomen met eiseres en haar op 15 juli 2024 thuis bezocht. Daarbij is een formulier ingevuld en door beiden ondertekend. In het formulier is onder andere het volgende vermeld en ingevuld:
‘Bent u op de hoogte dat er beroep is ingesteld bij de rechtbank? Nee. Pas na ontvangst brief gemeente. (…)
Wat is volgens u een juiste WOZ-waarde voor belastingjaar 2023? WOZ-waarde niet ter discussie.
Wilt u het beroepschrift intrekken en de procedure beëindigen? Nee. Anders krijgt belanghebbende kosten.’

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt eerst het betoog van eiseres dat de goede procesorde is geschonden. De rechtbank beoordeelt daarna of het beroep ontvankelijk is. Daarna beoordeelt de rechtbank of de heffingsambtenaar gehouden was om voor het taxatierapport een vergoeding aan eiseres toe te kennen. Tot slot beoordeelt de rechtbank de hoogte van de in bezwaar toegekende vergoeding voor kosten van rechtsbijstand.
Is de goede procesorde geschonden?
4. Eiseres betoogt dat de goede procesorde is geschonden, omdat de heffingsambtenaar pas kort voor de zitting van 27 september 2024 een omvangrijk verweerschrift heeft ingezonden, namelijk op 9 september 2024. Daardoor is zij ernstig benadeeld geraakt.
4.1.
De rechtbank is het met eiseres eens dat het heffingsambtenaar pas op een laat tijdstip een omvangrijk verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank verbindt daaraan echter in dit geval geen gevolgen, omdat eiseres op 13 september 2024 een reactie op het verweerschrift heeft gegeven. Weliswaar heeft de heffingsambtenaar op 16 september 2024 een nader stuk ingediend, maar op de zitting van 27 september 2024 is eiseres ten volle in de gelegenheid gesteld op dat nader stuk te reageren. Van die gelegenheid heeft zij ook gebruik gemaakt. Ook op de zitting van 5 februari 2025 heeft zij haar standpunten naar voren kunnen brengen. Van benadeling is daarom geen sprake.
Is het beroep ontvankelijk?
5. De heffingsambtenaar betoogt dat het beroep om meerdere redenen niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom zij dit betoog niet volgt.
De wens van eiseres om beroep in te stellen
6. De heffingsambtenaar betwijfelt of eiseres de wens heeft om beroep in te stellen. Zij was er niet van op de hoogte dat HNWB namens haar beroep had ingesteld. Toen zij daarmee wel bekend raakte naar aanleiding van een brief van de heffingsambtenaar, heeft HNWB haar meegedeeld dat bij intrekking van het beroep een factuur zal volgen. Volgens de heffingsambtenaar blijkt uit wat eiseres heeft verklaard duidelijk dat zij nooit de intentie heeft gehad om beroep in te stellen. De gemachtigde was dan ook niet bevoegd om dit namens eiseres te doen en daarom is het beroep niet-ontvankelijk. De heffingsambtenaar wijst in dit verband met name op een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam [1] .
6.1.
De rechtbank volgt de heffingsambtenaar hierin niet, hoewel het op zijn minst merkwaardig is dat HNWB eiseres niet op de hoogte heeft gesteld van het instellen van beroep. Eiseres heeft namelijk expliciet meegedeeld dat zij het beroep in deze zaak niet wenst in te trekken (zie rechtsoverweging 2.2). De achterliggende reden voor het niet intrekken van het beroep (in dit geval de kosten die in rekening zullen worden gebracht) maakt haar intentie om het beroep voort te zetten niet anders. Dat eiseres bij een intrekking kosten zou moeten betalen aan HNWB is een gevolg van afspraken die zij van tevoren zelf met HNWB heeft gemaakt (zie rechtsoverweging 2 voor de inhoud van deze afspraken). De rechtbank is in dit geding niet bevoegd om te oordelen over de houdbaarheid van deze gemaakte afspraken of de hoogte van de te betalen kosten bij intrekking. Verder vindt de rechtbank dat de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam onvoldoende vergelijkbaar is met deze zaak. In die uitspraak had de belanghebbende expliciet aangegeven niet verder te willen procederen. In het geval van eiseres ligt dat nu juist anders.
Het procesbelang van eiseres
7. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat eiseres geen procesbelang heeft. Zij kan zich, gelet op het ingevulde formulier [2] , namelijk vinden in de hoogte van de WOZ-waarde van de woning en deze procedure gaat alleen nog over de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar. Deze komt echter volgens de gemaakte afspraken geheel toe aan HNWB . Het instellen van beroep dient dus enkel het verdienmodel van HNWB .
7.1.
Ook hierin volgt de rechtbank de heffingsambtenaar niet. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad en andere appelcolleges staat een ‘no cure no pay’-constructie niet in de weg aan het toekennen van een proceskostenvergoeding [3] . Verder levert ook het enkel procederen om de hoogte van de toegekende vergoeding van bezwaarkosten een procesbelang op [4] . Van dit laatste is in deze zaak sprake.
Is de volmacht van eiseres toereikend?
8. De heffingsambtenaar betoogt ook dat de volmacht van eiseres aan HNWB niet voorziet in het instellen van beroep om te procederen over de hoogte van de kosten voor het uitbrengen van een taxatierapport.
8.1.
De rechtbank verwerpt dit betoog. Eiseres heeft HNWB gemachtigd om bezwaar te maken en beroep in te stellen voor zover het gaat om een WOZ-beschikking ten aanzien van het jaar 2023 en alles wat daarmee in verband staat. De machtiging strekt zich hiermee ook uit tot procederen over de hoogte van de bezwaarkosten.
Conclusie
9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ontvankelijk is.
Was de heffingsambtenaar gehouden om voor het taxatierapport een vergoeding aan eiseres toe te kennen?
Standpunten van partijen
10. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat aan eiseres geen vergoeding toekomt. Kort samengevat stelt de heffingsambtenaar het volgende. Eiseres heeft HNWB niet gemachtigd om een deskundige in te schakelen voor het uitbrengen van een taxatierapport. Verder is het taxatierapport volgens de heffingsambtenaar niet aan te merken als een deskundigenrapport. De taxateur is volgens de heffingsambtenaar geen deskundige op het gebied van WOZ-taxaties. De rapporten komen grotendeels tot stand door middel van een computermodel. Dit blijkt onder meer uit het aantal rapporten dat de taxateur op één dag kan uitbrengen. Op 25 mei 2023 heeft de heffingsambtenaar 148 taxatierapporten ontvangen die allemaal zijn ondertekend door de taxateur en hij brengt ook landelijk een groot aantal rapporten uit. Daarnaast is het taxatierapport gebaseerd op onjuiste feiten en uitgangspunten en worden in het taxatierapport relevante feiten buiten beschouwing gelaten. De heffingsambtenaar brengt verder naar voren dat HNWB is te vereenzelvigen met Woning Waarderingsmeesters , omdat beiden dezelfde eigenaar hebben. Dit doet afbreuk aan de objectiviteit van het oordeel van de taxateur. Ook is niet voldaan aan de zogeheten dubbele redelijkheidstoets. Verder betwist de heffingsambtenaar dat er twee uur tijd is gemoeid met het opstellen van het rapport, mede gelet op het grote aantal rapporten. In reactie op het door HNWB na de zitting van 27 september 2024 geleverde bewijs heeft de heffingsambtenaar opgemerkt dat daaruit blijkt dat de inbreng van de taxateur bij het tot stand komen van het rapport wat betreft tijd en inhoud zeer beperkt is geweest. Als er al een vergoeding zou moeten worden toegekend, dan zou deze moeten worden gematigd.
10.1.
Eiseres is het niet met de heffingsambtenaar eens. Zij heeft HNWB wel gemachtigd om een deskundige in te schakelen. De taxateur moet als een deskundige worden aangemerkt. Zijn deskundigheid blijkt uit zijn opleidingen en werkervaring in de vastgoedsector. Hij brengt inderdaad op één dag een groot aantal taxatierapporten uit, maar hij spaart deze op. Dat is efficiënt en normaal. Eiseres brengt verder naar voren dat in de rechtspraak geen ondergrens wordt gesteld aan kwaliteit of bewijskracht van een taxatierapport. Aan de ondergrens die in de rechtspraak wèl wordt gesteld, is in dit geval voldaan: het taxatierapport is opgesteld onder verantwoordelijkheid van een deskundige, in dit geval de taxateur, wat blijkt uit zijn ondertekening van het rapport. Het tot stand komen van het taxatierapport heeft ongeveer twee uur in beslag genomen. Dit blijkt uit het na de zitting van 27 september 2024 geleverde bewijs. Zij verzoekt de rechtbank om een vergoeding ter hoogte van twee uur maal € 53, te vermeerderen met BTW.
De volmacht
11. Naar het oordeel van de rechtbank was HNWB gemachtigd om namens eiseres in de bezwaarfase een taxatierapport te laten uitbrengen. In de volmacht is HNWB gemachtigd om ‘al datgene te doen of te laten wat de gevolmachtigde in het belang van volmachtgever gewenst, nuttig of noodzakelijk acht’. Hieronder valt bij uitstek ook het laten uitbrengen van een taxatierapport, nu daarmee in beginsel een lagere WOZ-waarde kan worden onderbouwd.
Het juridisch kader voor het vergoeden van de kosten van een taxatierapport
12. Artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt:
‘De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.’
12.1.
Artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) bepaalt voor zover van belang:
‘Een (…) vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, (…) van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
b. kosten (…) van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht’.
12.2.
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch hanteert het volgende richtsnoer [5] :
‘(…)
Opmerking verdient dat:
(…) voor vergoeding alleen die kosten in aanmerking komen die men redelijkerwijs heeft moeten maken. Hierbij geldt de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets. Niet alleen moet de omvang van de kosten redelijk zijn, maar ook het maken van de kosten als zodanig – bijvoorbeeld door het inroepen van rechtsbijstand – moet redelijk zijn (Kamerstukken II 1991/92, 22 495, nr. 3, blz. 154, en Kamerstukken I 1999/00, 27 024, nr. 3, blz. 10).
(…)
Voor een deskundigenrapport in WOZ-zaken gelden de uitgangspunten voor de vergoeding volgens de Richtlijn per 1 juli 2018 (Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Stcrt. 2018, 28796). Is aannemelijk dat de kostenvergoeding volgens die Richtlijn disproportioneel is (hetgeen bijvoorbeeld het geval kan zijn indien het rapport geautomatiseerd tot stand is gebracht) bestaat aanleiding uit te gaan van een geringere tijdsbesteding. (…) Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een ter zake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen. (…)’
12.3.
Volgens de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties [6] bedraagt het tarief van een taxateur bij woningtaxaties € 53 per uur, exclusief BTW. Het aantal uren dat is gemoeid met de taxatie van een onroerende zaak en het opstellen van een rapport wordt gesteld, voor zover hier van belang, op twee voor een niet-inpandige woningtaxatie.
Hoe is het taxatierapport tot stand gekomen?
13. Op de zitting van 27 september 2024 is namens eiseres meegedeeld dat de rapporten van Woning Waarderingsmeesters worden opgemaakt door freelancers. Na de heropening van het onderzoek heeft de rechtbank eiseres verzocht om aan de hand van bewijsstukken:
-aan te geven wie het taxatierapport inzake de woning van eiseres heeft opgesteld;
-inzicht te geven in de kennis en ervaring van die persoon;
-aan te geven wat de rol van de taxateur is geweest bij de totstandkoming van dit taxatierapport.
13.1.
In reactie hierop heeft eiseres meegedeeld de naam van de betreffende freelancer, die het taxatierapport heeft opgesteld, niet te willen noemen. De heffingsambtenaar heeft namelijk diverse handelingen verricht en gedragingen begaan waardoor eiseres de persoonlijke levenssfeer van de betrokken freelancer(s) niet kan garanderen. Verder heeft eiseres verwezen naar een (anonieme) lijst van sollicitanten naar de functie van freelancer, waarin bij iedere sollicitant onder andere de opleiding, werkervaring en affiniteit met vastgoed worden vermeld. Tot slot heeft eiseres meegedeeld dat de taxateur het taxatievoorstel van de uitvoerende freelancer heeft gecontroleerd en beoordeeld in drie stappen: of de waarde van de modelwoning in gemiddelde staat logisch is ten opzichte van de opgevraagde modelwaarden, of de toegepaste correcties logisch zijn ten opzichte van de werkelijke situatie van het getaxeerde object en of het taxatievoorstel logisch is ten opzichte van de drie gekozen referenties. Hiermee controleert hij de conclusie, waarna het rapport door hem digitaal wordt ondertekend en onder zijn verantwoordelijkheid wordt verzonden naar de opdrachtgever.
13.2.
Verder heeft eiseres een videobestand overgelegd waarin [naam] toelicht hoe een taxatierapport wordt opgesteld. Hierbij is de woning van eiseres als voorbeeld genomen. In de video wordt uitgelegd hoe de vergelijkingsobjecten worden geselecteerd en hoe de opsteller van het rapport tot de waarde van de woning komt. De opsteller stuurt de taxatie op ter controle aan de taxateur. Deze controle, de ondertekening en de verzending door de taxateur neemt ongeveer vijf minuten in beslag. In totaal neemt het proces ongeveer twee uur in beslag.
Is sprake van een deskundigenrapport?
14. Naar het oordeel van de rechtbank is de taxateur aan te merken als een ‘ter zake deskundige’ als bedoeld in het richtsnoer (zie rechtsoverweging 12.2). Dit blijkt uit zijn kennis en ervaring. Vanaf 2018 is de taxateur in de vastgoedsector werkzaam geweest. Vanaf 2020 studeerde hij vastgoedkunde aan een HBO-instelling. Op 13 februari 2023 heeft hij het certificaat WOZ-taxateur woningen behaald. Volgens de gedingstukken betekent dit dat de taxateur de volledige leerlijn WOZ-taxateur heeft doorlopen en alle 26 toetsen met goed gevolg heeft afgelegd. Hierbij vindt de rechtbank het van belang dat het zijn van geregistreerd taxateur geen vereiste is om aangemerkt te kunnen worden als deskundige.
14.1.
Ook voor het overige wordt voldaan aan de ondergrens als bedoeld in het richtsnoer. Nu de taxateur het taxatierapport heeft ondertekend, is het onder zijn verantwoordelijkheid opgesteld. Uit het richtsnoer en de rechtspraak van de gerechtshoven blijkt niet dat eisen worden gesteld aan de inhoud van een taxatierapport. Ook worden geen eisen gesteld aan de wijze waarop de verantwoordelijke taxateur de getaxeerde waarde van een woning zou moeten controleren als een ander het taxatierapport opstelt. Tenslotte wordt ook voldaan aan de eis in de dubbele redelijkheidstoets dat het maken van de kosten als zodanig redelijk moet zijn. In een zaak als hier, waarin het ging om de hoogte van de WOZ-waarde van een woning, is het inroepen van de deskundigheid van een taxateur redelijk.
Over de hoogte van de vergoeding
15. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de tussenconclusie dat de heffingsambtenaar gehouden was om een vergoeding toe te kennen voor het laten uitbrengen van het taxatierapport. De rechtbank vindt het echter disproportioneel om een vergoeding toe te kennen die is gebaseerd op een tijdsbesteding van twee uur voor het tot stand komen van het rapport. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
15.1.
Zoals hiervoor is opgemerkt, worden de taxatierapporten van Woning Waarderingsmeesters opgesteld door freelancers. Eiseres heeft de namen van deze freelancers niet aan de rechtbank kenbaar willen maken. Op deze manier tast de rechtbank niet alleen in het duister over de identiteit van de feitelijke opsteller, maar ook over de kennis en ervaring en daarmee ook de deskundigheid van de feitelijke opsteller van het ingediende taxatierapport. Het had op de weg van eiseres gelegen om hier enig inzicht in te verschaffen, omdat de opstellers een substantiële inbreng hebben bij het tot stand komen van een taxatierapport. De reden bij eiseres om de namen van de freelancers niet bekend te maken is gelegen in de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer. Wat hiervan zij, dit neemt niet weg dat eiseres de rechtbank met een beroep op artikel 8:29 van de Awb had kunnen meedelen dat alleen zij van de namen kennis mag nemen. Het overzicht van sollicitanten is onvoldoende om aan te nemen dat de freelancers deskundig zijn. De rechtbank weet namelijk niet wie van de sollicitanten is aangenomen als freelancer. Dit betekent dat niet aannemelijk is geworden dat de kosten voor dit gedeelte van het opmaken van het taxatierapport in redelijkheid zijn gemaakt.
15.2.
Verder heeft de taxateur volgens de video ongeveer vijf minuten nodig voor de controle als hiervoor onder rechtsoverweging 13.1 omschreven. Deze korte tijdsbesteding wordt ook bevestigd door de grote aantallen aan taxatierapporten met de ondertekening van de taxateur die in het gehele land zijn ingediend door Woning Waarderingsmeesters . Op de zitting van 27 september 2024 is namens eiseres verklaard dat het in 2023 ging om 19.000 taxatierapporten.
15.3.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding die is gebaseerd op de tijdsbesteding van vijf minuten, gelet op de werkzaamheden van de taxateur, redelijk is en in verhouding staat tot de gemaakte kosten. Hiermee wordt dus voldaan aan de eis in de dubbele redelijkheidstoets dat de omvang van de kosten redelijk moet zijn.
De vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase
16. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar gegrond verklaard en de WOZ-waarde verlaagd. Als gevolg hiervan heeft de heffingsambtenaar een proceskostenvergoeding toegekend van € 296 per punt (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting), waarbij wordt uitgegaan van de wegingsfactor 1 (gemiddeld). Eiseres heeft aangevoerd dat op basis van het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2024 [7] een hoger tarief toegekend had moeten worden voor de proceskosten in de bezwaarfase. Dit had volgens eiseres € 624 per punt moeten zijn in plaats van € 296. De heffingsambtenaar vindt dat dit standpunt van eiseres in strijd is met de goede procesorde. Ook vindt de heffingsambtenaar dat er sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Bpb. De heffingsambtenaar heeft namelijk in alle 31 zaken met HNWB als gemachtigde, waarin het bezwaar gegrond was, per zaak een punt voor de hoorzitting vergoed, terwijl er feitelijk maar één hoorzitting is geweest.
16.1.
De rechtbank oordeelt dat het standpunt van eiseres niet in strijd met de goede procesorde is ingebracht. Het arrest van de Hoge Raad dateert van 12 juli 2024. Eiseres heeft haar beroepsgrond op 13 september 2024 aangevoerd, dus in ieder geval ruim voor de zitting bij de rechtbank van 5 februari 2025. Dit gaf de heffingsambtenaar voldoende tijd om hierop te kunnen reageren. In tegenstelling tot wat de heffingsambtenaar lijkt te menen is er geen onderdelen- of grondenfuik die maakt dat eiseres zich uitsluitend moet beperken tot wat zij heeft aangevoerd in haar beroepschrift. Ook ziet de rechtbank in wat de heffingsambtenaar heeft aangevoerd geen aanleiding voor het aannemen van bijzondere omstandigheden. De heffingsambtenaar heeft namelijk geen controleerbare gegevens over het verloop van de hoorzitting verstrekt. Bovendien heeft de heffingsambtenaar in de bestreden uitspraak zelf geen aanleiding gezien voor matiging van het bedrag van € 296 voor de hoorzitting. Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat het lagere tarief [8] van de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase buiten toepassing moet worden gelaten en de vergoeding moet worden vastgesteld aan de hand van punt 2 van onderdeel B2 van de bijlage bij het Bpb. De heffingsambtenaar heeft in de bezwaarfase het lagere tarief toegepast. De grond slaagt.
Overschrijding van de redelijke termijn?
17. De rechtbank heeft bij de sluiting van het onderzoek op de zitting van 5 februari 2025 meegedeeld dat binnen zes weken uitspraak wordt gedaan. Omdat die termijn niet is gehaald en de heffingsambtenaar het bezwaarschrift van eiseres op 5 april 2023 heeft ontvangen, beoordeelt de rechtbank ambtshalve of de redelijke termijn is overschreden [9] . Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. De immateriële schade die bij overschrijding van de redelijke termijn voor berechting voor vergoeding in aanmerking komt, is gelegen in de spanning en frustratie die een belastingplichtige ondervindt ten gevolge van het geschil inzake de belastingheffing. Over de WOZ-waarde bestond na de bestreden uitspraak tussen partijen geen verschil van mening meer. Eiseres heeft uitsluitend beroep ingesteld om een hogere proceskostenvergoeding te krijgen. Na de bezwaarfase is dan ook een eind gekomen aan de spanning en frustratie [10] .
Tot slot
18. Er zijn nog enkele geschilpunten, die de verhoudingen tussen de gemachtigden van partijen op scherp lijken te zetten. Zo is HNWB het er niet mee eens dat taxateur P.H.R.J. Roijmans na het instellen van beroep buiten hem om contact heeft gezocht met eiseres en haar thuis heeft bezocht. De rechtbank ziet geen aanleiding om over deze geschilpunten een oordeel te vellen, omdat deze geschilpunten niet van belang zijn voor de in dit geding te beantwoorden rechtsvragen. Het is aan de gemachtigden van de heffingsambtenaar en HNWB zelf om iets te doen aan hun getroubleerde verhouding.

Conclusie en gevolgen

19. De heffingsambtenaar heeft ten onrechte geen vergoeding toegekend voor het laten uitbrengen van het taxatierapport. Ook is de heffingsambtenaar uitgegaan van een te laag tarief in de bezwaarfase voor de kosten van rechtsbijstand. Daarom is het beroep gegrond en zal de rechtbank de bestreden uitspraak vernietigen ten aanzien van de proceskostenvergoeding in bezwaar. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de juiste proceskostenvergoeding in bezwaar vast te stellen. Dit betekent ook dat de heffingsambtenaar in de door eiseres voor de beroepsfase gemaakte proceskosten wordt veroordeeld en het betaalde griffierecht moet vergoeden.
19.1.
Op 1 januari 2024 is artikel 30a van de Wet WOZ in werking getreden. Op grond van het eerste en tweede lid worden de te vergoeden proceskosten vermenigvuldigd met de daar bepaalde factor. Op grond van het overgangsrecht blijft deze wettelijke vermenigvuldigingsfactor echter buiten toepassing, omdat de aanslag en de bestreden uitspraak van voor 1 januari 2024 dateren. [11] De rechtbank berekent de vergoeding als volgt.
19.2.
De rechtbank stelt de kosten voor het uitbrengen van het taxatierapport gelet op rechtsoverweging 15.3 vast op (afgerond) € 5,35 (1/12 uur x € 53 te vermeerderen met 21% BTW).
19.3.
De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding op grond van het Bpb voor de verleende rechtsbijstand in bezwaar vast op € 1.294 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 647). Naar aanleiding van het hiervoor in rechtsoverweging 16 al genoemde arrest is namelijk de bijlage bij het Bpb aangepast in die zin dat per 1 januari 2025 de waarde per punt voor de bezwaarfase is vastgesteld op € 647. [12] De proceskostenvergoeding in beroep bedraagt € 2.721 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, 0,5 punt voor het indienen van schriftelijke inlichtingen en 0,5 punt voor het verschijnen op een nadere zitting met een waarde per punt van € 907). De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 1. Volgens het richtsnoer is een wegingsfactor 0,5 op zijn plaats als het geschil beperkt is tot de hoogte van de in een eerdere fase toegekende vergoeding voor de (proces)kosten. De rechtbank vindt die wegingsfactor in dit geval te licht, gelet op de juridische complexiteit van de zaak. De heffingsambtenaar bepleit toepassing van een wegingsfactor 0,25, maar dat vindt de rechtbank dus veel te licht. Eiseres voert aan dat een (nog) hogere wegingsfactor (2, zeer zwaar) op zijn plaats is nu het geschil is uitgegroeid tot een complexe zaak die bij de voorbereiding zeer belastend was voor de gemachtigde. Dat vindt de rechtbank dan weer te zwaar. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
19.4.
De heffingsambtenaar mag op grond van deze uitspraak te vergoeden bedragen voor proceskosten en griffierecht uitsluitend uitbetalen op een bankrekening die op naam staat van eiseres. Dat volgt uit artikel 30a, vierde lid, van de Wet WOZ, waarvoor geen overgangsrecht geldt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de proceskostenvergoeding in bezwaar;
- stelt de proceskostenvergoeding in bezwaar vast op € 1.299,35;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 2.721 aan proceskosten in beroep aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Woestenburg, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.E.M. Wintjes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘sHertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘sHertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘sHertogenbosch.

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam 18 juni 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1648.
2.Zie rechtsoverweging 2.2 van deze uitspraak.
3.Hoge Raad 7 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT6841 en Centrale Raad van Beroep 13 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3574.
4.Centrale Raad van Beroep 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:635 en Hoge Raad 11 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:878.
5.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 7 augustus 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2524.
6.Deze is te zien op www.rechtspraak.nl. Ook: Stcrt. 2018, 28796.
8.Zoals tot 1 januari 2025 was vermeld in punt 1 van onderdeel B2 van de bijlage bij het Bpb.
9.Zie Hoge Raad 19 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:252 onder 3.13.2.
10.Zie Hoge Raad 2 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1128.
11.Artikel IV, onder a, van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm.
12.Artikel 14 van het Besluit van 18 december 2024, Staatsblad 2024, 441 (Eindejaarsbesluit 2024).