ECLI:NL:RBOBR:2024:3453

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
C/01/381491/ HA ZA 22-239 en C/01/385062/ HA ZA 22-463 en C/01/388339/ HA ZA 22-665
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid beslaglegger voor beslag op goederen waarvan later is vastgesteld dat deze in eigendom waren van een derde

In deze zaak heeft [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] beslag gelegd op een aantal oldtimers van [eiseres HA ZA 22-239] vanwege een huurachterstand van [naam A]. Later is vastgesteld dat deze auto's in eigendom waren van [eiseres HA ZA 22-239]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van [eiseres HA ZA 22-239] tot afgifte van de Fiat 500, die niet was teruggegeven, werd afgewezen omdat zij geen vorderingsrecht had. Tevens werd de vordering tot schadevergoeding afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de risicoaansprakelijkheid van de beslaglegger niet van toepassing was, aangezien de vordering waarvoor beslag was gelegd niet ongegrond was. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres HA ZA 22-239] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. De vorderingen in de vrijwaring en ondervrijwaring werden eveneens afgewezen, met proceskostenveroordelingen voor de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Vonnis van 24 juli 2024
in de hoofdzaak
Zaaknummer: C/01/381491/ HA ZA 22-239
[eiseres HA ZA 22-239],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres HA ZA 22-239] ,
advocaat: mr. P.A. Visser,
tegen
[gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] ,
advocaat: mr. M.C.A. Geerts.
in de vrijwaring
Zaaknummer: C/01/385062/ HA ZA 22-463
[gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463],
te [plaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. M.C.A. Geerts,
tegen

1.[gedaagde 1 HA ZA 22-463 en eiser 1 HA ZA 22-665] C.V.,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2 HA ZA 22-463 en eiser 2 HA ZA 22-665],
te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden HA ZA 22-463] ,
advocaat: mr. P.J. de Jong Schouwenburg.
in de ondervrijwaring
Zaaknummer: C/01/388339/ HA ZA 22-665

1.[gedaagde 1 HA ZA 22-463 en eiser 1 HA ZA 22-665] C.V.,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2 HA ZA 22-463 en eiser 2 HA ZA 22-665],
te [plaats] ,
eisende partijen,
advocaat: mr. P.J. de Jong Schouwenburg,
tegen
1.
[gedaagde 1 HA ZA 22-665] GERECHTSDEURWAARDERS B.V, tevens handelende onder de naam [gedaagde 1 HA ZA 22-665] ,
te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de Gerechtsdeurwaarder ,
advocaat: mr. L.C. Dufour,
2.
[gedaagde 2 HA ZA 22-665] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2 HA ZA 22-665] ,
niet verschenen,
3.
[gedaagde 3 HA ZA 22-665] B.V., tevens handelende onder de naam [gedaagde 3 HA ZA 22-665] ,
te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. M.H. Visscher,
hierna te noemen: [gedaagde 3 HA ZA 22-665] ,
gedaagde partijen.

1.Samenvatting

1.1.
[gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] heeft beslag gelegd op een aantal oldtimers omdat hij een vordering (huurachterstand) op [naam A] heeft. Later is vastgesteld dat deze auto's van [eiseres HA ZA 22-239] zijn. Deze auto's zijn daarna aan [eiseres HA ZA 22-239] afgegeven, met uitzondering van een Fiat 500. [eiseres HA ZA 22-239] vordert afgifte van deze Fiat 500 dan wel een schadevergoeding als afgifte niet mogelijk is. Deze vordering wordt afgewezen omdat [eiseres HA ZA 22-239] geen vorderingsrecht heeft.
1.2.
Daarnaast vordert [eiseres HA ZA 22-239] een schadevergoeding omdat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] ten onrechte beslag heeft gelegd op de auto's van [eiseres HA ZA 22-239] en deze auto's niet in dezelfde staat bij haar zijn teruggebracht. Deze vordering wordt afgewezen omdat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] onrechtmatig heeft gehandeld.
1.3.
[gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] vindt dat, mocht hij worden veroordeeld in de procedure tegen [eiseres HA ZA 22-239] , niet hij maar het door hem ingeschakelde incassobureau ( [gedaagden HA ZA 22-463] ) aan deze vordering moet voldoen. [gedaagden HA ZA 22-463] vindt dat op haar beurt dat niet zij aansprakelijk is maar de door haar ingeschakelde Gerechtsdeurwaarder en twee bedrijven waar de auto's opgeslagen stonden ( [gedaagde 2 HA ZA 22-665] en [gedaagde 3 HA ZA 22-665] ). Deze vorderingen worden ook afgewezen omdat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] in de hoofdzaak niet aansprakelijk kan worden gehouden.
2. De procedure
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
In de hoofdzaak ( [eiseres HA ZA 22-239] tegen [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] ):
- het incidenteel vonnis van 10 augustus 2022,
- de akte vermeerdering van eis van 14 december 2022 van [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] ,
- de brief van 22 maart 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van 17 mei 2014 van [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] met producties A tot en met F
- de akte uitbreiding bewijsaanbod tevens akte wijziging eis van 28 mei 2024,
in de vrijwaring ( [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] tegen [gedaagden HA ZA 22-463] ):
- het incidenteel vonnis van 30 november 2022.
- de brief van 22 maart 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
in de ondervrijwaring ( [gedaagden HA ZA 22-463] tegen de Gerechtsdeurwaarder , [gedaagde 2 HA ZA 22-665] en [gedaagde 3 HA ZA 22-665] ):
- de dagvaarding in ondervrijwaring met producties,
- de conclusie van antwoord in ondervrijwaring van de Gerechtsdeurwaarder met producties,
- de conclusie van antwoord in (onder)vrijwaring van [gedaagde 3 HA ZA 22-665] met producties,
- de brief van 22 maart 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte indienen aanvullende productie in (onder)vrijwaring van [gedaagde 3 HA ZA 22-665] met producties.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

in de hoofdzaak ( [eiseres HA ZA 22-239] tegen [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] )
3.1.
[eiseres HA ZA 22-239] en de heer [naam A] (hierna: [naam A] ) zijn sinds 2008 partners en wonen samen.
3.2.
Vanaf 1 mei 2016 heeft [naam A] een loods in [plaats] (hierna: de loods) gehuurd van [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] . [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] heeft [naam A] op enig moment gedagvaard vanwege een huurachterstand. De kantonrechter heeft in een vonnis van 27 september 2018 de huurovereenkomst tussen [naam A] en [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] ontbonden en [naam A] veroordeeld tot ontruiming van de loods en betaling van diverse bedragen.
3.3.
Op 8 november 2018 is onder [naam A] executoriaal beslag gelegd op onder meer de auto’s die in de loods stonden: een Fiat 500, een DAF 55, een DAF 66, een Citroën en een Mercedes 230C.
3.4.
De Gerechtsdeurwaarder heeft de auto's in bewarend beslag gegeven aan [gedaagde 2 HA ZA 22-665] . Hier zijn de auto's gebleven tot en met 16 januari 2019. De auto’s zijn vervolgens naar [gedaagde 3 HA ZA 22-665] vervoerd.
3.5.
De DAF 55, DAF 66, Citroën en de Mercedes 230C stonden ten tijde van de beslaglegging niet op een (Nederlands) kenteken.
3.6.
Op 24 januari 2019 is aan [naam A] aangezegd dat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] de executie wenste te vervolgen en dat de openbare verkoop van de auto’s online via [gedaagde 3 HA ZA 22-665] zou plaatsvinden op 6 februari 2019.
3.7.
[eiseres HA ZA 22-239] heeft per brief van 28 januari 2019 aan de deurwaarder meegedeeld dat vier van de zes inbeslaggenomen auto’s aan haar in eigendom toebehoren (DAF 55,
DAF 66, Citroën en de Mercedes 230C). [eiseres HA ZA 22-239] heeft daarbij aan de deurwaarder verzocht om de vier auto’s binnen een week aan haar terug te geven dan wel daarvoor een vergoeding te betalen.
3.8.
Op 6 februari 2019 zijn de DAF 55, DAF 66, Citroën en de Mercedes 230C verkocht voor een totaalbedrag van € 11.910,00. De Fiat 500 is verkocht voor een bedrag van € 2.125,00.
3.9.
[eiseres HA ZA 22-239] heeft in kort geding afgifte van de auto’s gevorderd. De voorzieningenrechter heeft de zaak verwezen naar de bodemprocedure omdat nader onderzoek nodig is naar de eigendom van de auto’s en een kortgedingprocedure zich hiervoor niet leent. Bij wijze van ordemaatregel heeft de voorzieningenrechter de gunning verboden totdat over de eigendom van de auto’s in een bodemprocedure is beslist.
3.10.
Bij vonnis van 30 december 2020 heeft de rechtbank Oost-Brabant geoordeeld dat ervan uit moet worden gegaan dat [eiseres HA ZA 22-239] eigenaar is van de DAF 55, de DAF 66, de Citroën en de Mercedes 230C. [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] is veroordeeld tot afgifte van deze auto’s aan [eiseres HA ZA 22-239] . Ten aanzien van de Fiat 500 heeft de rechtbank geoordeeld dat [eiseres HA ZA 22-239] geen recht heeft op afgifte omdat zij geen eigenaar is van deze auto.
3.11.
Op 13 januari 2021 zijn de DAF 55, DAF 66, Citroën en de Mercedes 230C aan [eiseres HA ZA 22-239] afgegeven. In de periode van januari 2019 tot afgifte aan [eiseres HA ZA 22-239] hebben de auto’s in de buitenlucht op het terrein van [gedaagde 3 HA ZA 22-665] gestaan.

4.De vorderingen

in de hoofdzaak ( [eiseres HA ZA 22-239] tegen [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] )
4.1.
[eiseres HA ZA 22-239] vordert na eiswijziging - samengevat - veroordeling van [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] tot betaling van € 66.865,82, vermeerderd met de btw en rente. Daarnaast vordert [eiseres HA ZA 22-239] [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] te veroordelen tot afgifte van de Fiat 500 aan [eiseres HA ZA 22-239] , onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, althans indien afgifte van de Fiat 500 onmogelijk blijkt, [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] te veroordelen om aan [eiseres HA ZA 22-239] te voldoen een bedrag van € 16.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder vordert [eiseres HA ZA 22-239] veroordeling van [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 1.746,83.
4.2.
[gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] verzoekt de vordering van [eiseres HA ZA 22-239] af te wijzen, met veroordeling van [eiseres HA ZA 22-239] in de werkelijke proceskosten.
in de vrijwaring ( [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] tegen [gedaagden HA ZA 22-463] )
4.3.
[eiseres HA ZA 22-239] vordert veroordeling van [gedaagden HA ZA 22-463] , zoveel mogelijk gelijktijdig met het wijzen van het vonnis in de hoofdzaak, om aan [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] al datgene te betalen waartoe hij in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling in dat geding.
4.4.
[gedaagden HA ZA 22-463] verzoekt de vordering van [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] af te wijzen, met veroordeling van [eiseres HA ZA 22-239] in de proceskosten.
in de ondervrijwaring ( [gedaagden HA ZA 22-463] tegen de Gerechtsdeurwaarder , [gedaagde 2 HA ZA 22-665] en [gedaagde 3 HA ZA 22-665] )
4.5.
[gedaagden HA ZA 22-463] heeft veroordeling gevorderd van de Gerechtsdeurwaarder , [gedaagde 2 HA ZA 22-665] en [gedaagde 3 HA ZA 22-665] om aan [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] / [gedaagden HA ZA 22-463] al datgene te betalen waartoe [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling in dat geding. [gedaagden HA ZA 22-463] heeft deze vordering tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken.
4.6.
[gedaagde 3 HA ZA 22-665] verzoekt om veroordeling van [gedaagden HA ZA 22-463] in de werkelijke proceskosten.

5.De beoordeling

In de hoofdzaak ( [eiseres HA ZA 22-239] tegen [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] )
Fiat 500
5.1.
Als eerste is in geschil of [eiseres HA ZA 22-239] afgifte kan vorderen van de Fiat 500 dan wel een schadevergoeding als afgifte niet mogelijk is. [eiseres HA ZA 22-239] stelt dat de heer [naam B] , zoon van [naam A] , (hierna: [naam B] ) eigenaar is van de Fiat 500 en dat al zijn vorderingsrechten zijn overgedragen aan [eiseres HA ZA 22-239] .
5.2.
In de wet is bepaald dat voor levering van vorderingen als de onderhavige in elk geval een daartoe bestemde akte is vereist (artikel 3:94 BW). Voor de bepaling van de inhoud van een akte van cessie is niet slechts van belang hetgeen uit de desbetreffende akte zelf blijkt. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 16 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF4602).
5.3.
[eiseres HA ZA 22-239] stelt dat de vorderingsrechten van [naam B] zijn overgedragen in een verklaring van [naam B] Hierin staat:
"Geachte heer [naam C] ,
Ik had mijn Fiat 500 kenteken [kenteken] bij aan mw [eiseres HA ZA 22-239] afgegeven met het verzoek deze in bewaring te nemen. Bij de beslaglegging d.d. 08-11-2018 is deze oldtimer onrechtmatig meegenomen. Ik heb de sleutels en het kentekenbewijs in mijn bezit. Helaas was bij het terugbrengen van de oldtimers in januari 2021 de Fiat 500 er NIET bij.
De Fiat zou zelfs nooit bij [gedaagde 3 HA ZA 22-665] zijn geweest en blijkt recent op naam te zijn gezet, wat ook al onrechtmatig is.
Ik wil u hiermee verzoeken in deze zaak te willen optreden.
Met vriendelijke groet,
[naam B] "
5.4.
[eiseres HA ZA 22-239] heeft deze verklaring niet nader toegelicht. Deze verklaring, die gericht is aan de advocaat van [eiseres HA ZA 22-239] , kan zonder verdere toelichting niet zodanig worden uitgelegd dat de bedoeling van [naam B] was dat zijn rechten en verplichtingen zouden worden overgedragen aan [eiseres HA ZA 22-239] . Er zou alleen in kunnen worden gelezen dat [naam B] verzocht om een vordering namens hem in te stellen maar dit is niet gebeurd. De verklaring van [naam B] kan dus niet worden aangemerkt als een akte in de zin van artikel 3:94 BW. [naam B] heeft dus geen vorderingsrechten aan [eiseres HA ZA 22-239] overgedragen.
5.5.
Daarnaast heeft [eiseres HA ZA 22-239] ter zitting gesteld dat [naam B] haar aansprakelijk heeft gesteld maar heeft niet toegelicht en niet onderbouwd waarom zij daarom een vorderingsrecht heeft tegenover [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] . [eiseres HA ZA 22-239] heeft daarom in dit verband onvoldoende gesteld.
5.6.
Er kan dus niet worden vastgesteld dat [eiseres HA ZA 22-239] enig vorderingsrecht heeft in verband met de Fiat 500 zodat de vordering met betrekking tot de Fiat 500 zal worden afgewezen.
Auto's [eiseres HA ZA 22-239]
5.7.
[eiseres HA ZA 22-239] stelt dat het beslag op haar auto's onrechtmatig was en dat zij als gevolg van het beslag schade heeft geleden. De auto's zijn volgens haar namelijk niet in dezelfde staat teruggegeven als de staat waarin de auto's verkeerde ten tijde van het beslag.
Gezag van gewijsde
5.8.
Als eerste beroept [eiseres HA ZA 22-239] zich erop dat al in de eerdere bodemprocedure is beslist dat het beslag onrechtmatig is geweest. Deze beslissing geldt volgens [eiseres HA ZA 22-239] ook in deze procedure.
5.9.
[eiseres HA ZA 22-239] doet hiermee een beroep op het gezag van gewijsde. Het gezag van gewijsde kan worden ingeroepen als in een geding tussen dezelfde partijen eenzelfde geschilpunt wordt voorgelegd als in een eerder geding, en de in het dictum van de eerdere uitspraak gegeven beslissing (mede) berust op een beslissing over dat geschilpunt. Er komt geen gezag van gewijsde toe aan niet-dragende, ten overvloede gegeven beslissingen (HR 20 januari 1984, ECLI:NL:PHR:1984:AG4740).
5.10.
[eiseres HA ZA 22-239] heeft in de eerdere bodemprocedure om afgifte gevraagd van onder andere haar auto's. De rechtbank heeft in dat kader geoordeeld dat [eiseres HA ZA 22-239] eigenaar is van de auto's. Daarbij heeft de rechtbank als volgt ook overwogen dat het beslag onrechtmatig was:
"4.9. De conclusie is daarom dat de rechtbank ervan uit moet gaan dat [eiseres HA ZA 22-239] eigenaar is van de vier auto’s. Als eigenaar kan [eiseres HA ZA 22-239] de auto’s van [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] opeisen. Het beslag is onrechtmatig. Daarom wordt de gevorderde afgifte toegewezen.
Daarbij acht de rechtbank mede gezien de tijd van het jaar waarin deze uitspraak wordt gewezen en waarbinnen een en ander mogelijk wat lastiger te regelen is, een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis redelijk."
5.11.
In het dictum is vervolgens bepaald dat de auto's aan [eiseres HA ZA 22-239] moeten worden afgegeven.
5.12.
In de vorige bodemprocedure is dus door partijen niet de vraag voorgelegd of het beslag onrechtmatig was. De hiervoor gegeven overweging dient zodanig te worden uitgelegd dat de beslissing in het dictum (over de afgifte van de auto's) niet is gebaseerd op het oordeel dat het beslag onrechtmatig is. Het is immers een losstaande zin die niet verder is gemotiveerd. Uit de overweging, in samenhang met de rest van de motivering, volgt dat de beslissing dat de auto's moeten worden afgegeven is gebaseerd op het oordeel dat de auto's van [eiseres HA ZA 22-239] waren. Het oordeel over het onrechtmatig beslag is daarom geen dragende beslissing en er komt daarom geen gezag van gewijsde toe.
Risicoaansprakelijkheid?
5.13.
Verder beroept [eiseres HA ZA 22-239] zich op de vaste rechtspraak dat in het geval beslag wordt gelegd voor een vordering die achteraf geheel ongegrond blijkt, een risicoaansprakelijkheid van de beslaglegger bestaat (o.a. HR 13 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1608).
5.14.
Deze risicoaansprakelijkheid is echter in deze zaak niet van toepassing. De vordering waarvoor beslag is gelegd betreft namelijk een vordering van [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] op [naam A] en niet gesteld is dat deze vordering ongegrond is. Daarnaast heeft de Hoge Raad expliciet geoordeeld dat deze risicoaansprakelijkheid niet bestaat in het geval dat de deurwaarder bij het leggen van beslag, zaken van een derde in beslag neemt (HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1110). [eiseres HA ZA 22-239] heeft geen feiten en omstandigheden aangedragen waarom hier in deze zaak anders over geoordeeld moet worden.
Inbreuk op het (eigendoms)recht van [eiseres HA ZA 22-239] ?
5.15.
[eiseres HA ZA 22-239] stelt daarnaast dat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] onrechtmatig heeft gehandeld omdat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] inbreuk heeft gemaakt om haar eigendomsrecht door de auto's' niet in dezelfde staat terug te geven.
5.16.
Van een inbreuk op een recht als bedoeld in art. 6:162 lid 2 BW is niet reeds sprake op grond van de enkele omstandigheid dat een gedraging (of nalaten) letsel of zaaksbeschadiging als voorzienbaar gevolg heeft; een zodanige gedraging (of nalaten) is in het algemeen alleen onrechtmatig als zij in strijd was met een norm van geschreven of ongeschreven recht die ertoe strekt letsel of zaaksbeschadiging te voorkomen (HR 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:17).
5.17.
De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiseres HA ZA 22-239] aldus dat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] als beslaglegger voldoende zorg had moeten dragen voor de auto's. Deze zorg is niet voldoende geweest omdat de auto's in de buitenlucht hebben gestaan en niet maandelijks zijn gecontroleerd, waaronder het regelmatig starten van de auto's en het rijden met de auto's.
5.18.
In de rechtspraak is bepaald dat een beslaglegger zich de belangen van de beslagene behoort aan te trekken indien de in beslag genomen zaken aan de feitelijke macht van de beslagene zijn onttrokken waardoor deze laatste zelf niet voor het behoud van deze zaken kan zorgen. De beslaglegger dient niet alleen een op zijn taak berekende bewaarder aan te (doen) stellen, maar ook deze bewaarder zodanige instructies en aanwijzingen te geven omtrent de wijze waarop voor het behoud van de in beslag genomen zaak dient te worden gezorgd, dat zoveel als redelijkerwijs kan worden verlangd wordt gewaakt tegen verlies of beschadiging van die zaak (HR 2 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2718).
5.19.
Allereerst is van belang dat [eiseres HA ZA 22-239] , als eigenaar van de auto's, bij uitstek weet hoe er voor de auto's gezorgd moet worden. Zij heeft tijdens het beslag geen uitleg gegeven over hoe er voor de auto's moest worden gezorgd. Zij heeft er ook niet bij [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] , en overigens ook niet bij de deurwaarder dan wel [gedaagde 3 HA ZA 22-665] , op gewezen dat er schade aan auto's zou kunnen ontstaan indien de auto's buiten zouden staan en niet maandelijkse gecontroleerd zouden worden. [eiseres HA ZA 22-239] heeft weliswaar gesteld dat [naam A] bij de inbeslagname zou hebben gezegd dat er goed voor de auto's moest worden gezorgd maar niet gesteld is dat medegedeeld is op welke wijze voor de auto's moest worden gezorgd.
5.20.
De vraag is dus of [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] uit eigen beweging had moeten zorgen dat de auto's overdekt zouden worden geplaatst en maandelijks gecontroleerd zouden worden. De rechtbank is van oordeel dat dit niet redelijkerwijs van [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] mocht worden verwacht. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat er geen sleutels aanwezig waren bij de auto's zodat in elk geval de auto's niet regelmatig konden worden gestart en mee kon worden gereden. [eiseres HA ZA 22-239] heeft verder niet concreet naar voren gebracht welke controles wel konden worden uitgevoerd zonder aanwezigheid van de sleutels van de auto's. Dat oldtimers bij andere veilinghuizen wel overdekt zouden staan, wordt betwist door [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] , en niet verder onderbouwd door [eiseres HA ZA 22-239] zodat hieraan voorbij wordt gegaan. Ook kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] had moeten weten dat er schade aan de auto's zou ontstaan doordat zij buiten stonden. [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] betwist dit namelijk en [eiseres HA ZA 22-239] heeft niet onderbouwd dat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] dit wist, dan wel had moeten weten. Ook is dit geen feit van algemene bekendheid.
Onrechtmatig handelen door de Gerechtsdeurwaarder ?
5.21.
Daarnaast stelt [eiseres HA ZA 22-239] dat de deurwaarder onrechtmatig heeft gehandeld doordat de deurwaarder zou hebben toegezegd dat de ontruiming op 20 november 2018 zou plaatsvinden terwijl er op 8 november 2018 al beslag is gelegd op auto's en de auto's toen zijn weggehaald. [eiseres HA ZA 22-239] heeft daardoor niet de gelegenheid gehad om haar auto's op tijd weg te halen.
5.22.
De taken en bevoegdheden van de gerechtsdeurwaarder zijn beschreven in de Gerechtsdeurwaarderswet. Deze regelt het ambt van de gerechtsdeurwaarder . De gerechtsdeurwaarder is als natuurlijk persoon een door de Kroon benoemde functionaris met een onafhankelijke positie. De belangrijkste van de verschillende ambtsverplichtingen van de deurwaarder is de ministerieplicht, dat wil zeggen de plicht van de gerechtsdeurwaarder om, indien daarom wordt verzocht, zijn ambtelijke diensten te verlenen, zoals het ten uitvoer leggen van executoriale titels en het in dat verband leggen van executoriale beslagen. Beslag kan in het wettelijk stelsel alleen worden gelegd door een deurwaarder, die beslag legt in zijn hoedanigheid van openbaar ambtenaar. De deurwaarder moet zelfstandig beoordelen of en in hoeverre hij een opdracht zal uitvoeren. Bij het bepalen van zijn beleid moet de deurwaarder de nodige zorgvuldigheid in acht nemen. De ministerieplicht eindigt daar waar de deurwaarder zich door het uitvoeren van de opdracht schuldig zou maken aan onrechtmatig handelen. Dit betekent dat de deurwaarder als onafhankelijke functionaris de enige is die verantwoordelijk is voor zijn handelen bij de beslaglegging en, volgens vaste jurisprudentie, ook de enige die behoort te worden aangesproken op een onjuiste taakvervulling en (beweerdelijk) onrechtmatig handelen (zie o.a. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 september 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6875 en rechtbank Noord-Holland 7 oktober 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:9406 en A-G Snijders, ECLI:NL:PHR:2022:211, r.n. 3.13).
5.23.
Dit betekent dat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] niet kan worden aangesproken voor onrechtmatig handelen door de Gerechtsdeurwaarder . Voor zover [eiseres HA ZA 22-239] heeft bedoeld te stellen dat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] in dit verband zelf iets valt te verwijten, geldt dat deze stelling onvoldoende is toegelicht. De vordering van [eiseres HA ZA 22-239] kan ook op deze grond niet worden toegewezen.
Conclusie: vorderingen van [eiseres HA ZA 22-239] worden afgewezen
5.24.
Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiseres HA ZA 22-239] . De vorderingen van [eiseres HA ZA 22-239] zullen daarom worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
5.25.
[eiseres HA ZA 22-239] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] heeft verzocht om [eiseres HA ZA 22-239] te veroordelen tot vergoeding van de werkelijke proceskosten.
5.26.
Er kan plaats zijn voor een veroordeling in de werkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand bij misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Dat is het geval als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.
5.27.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van misbruik van procesrecht. Hoewel [eiseres HA ZA 22-239] heeft nagelaten haar stellingen voldoende te motiveren en/of te onderbouwen, betekent dat niet dat sprake is van evidente ongegrondheid van de eis en/of misbruik van procesrecht. De proceskosten worden toegewezen tot het geldende liquidatietarief.
5.28.
De proceskosten van [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] worden begroot op:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.907,00
5.29.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in de vrijwaring ( [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] tegen [gedaagden HA ZA 22-463] )
5.30.
Omdat de vorderingen van [eiseres HA ZA 22-239] in de hoofdzaak tegen [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] worden afgewezen, zullen ook de vorderingen van [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] in vrijwaring worden afgewezen.
5.31.
[gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] moet als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden HA ZA 22-463] worden begroot op:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.443,00
5.32.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in de ondervrijwaring ( [gedaagden HA ZA 22-463] tegen de Gerechtsdeurwaarder , [gedaagde 2 HA ZA 22-665] en [gedaagde 3 HA ZA 22-665] )
5.33.
[gedaagden HA ZA 22-463] heeft haar vorderingen ingetrokken, waarbij de rechtbank begrijpt dat de vorderingen zijn verminderd tot nihil zodat niet meer geoordeeld hoeft te worden over deze vorderingen.
5.34.
[gedaagden HA ZA 22-463] moet als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd en moet daarom de proceskosten betalen. [gedaagde 3 HA ZA 22-665] heeft verzocht om [gedaagden HA ZA 22-463] te veroordelen tot vergoeding van de werkelijke proceskosten. Voor de beoordelingsmaatstaf wordt verwezen naar randnummer 5.26.
5.35.
In deze zaak is geen sprake van misbruik van procesrecht. Hoewel [gedaagden HA ZA 22-463] heeft nagelaten haar stellingen voldoende te motiveren en/of te onderbouwen, betekent dat niet dat sprake is van evidente ongegrondheid van de eis en/of misbruik van procesrecht. Dat [gedaagde 3 HA ZA 22-665] rauwelijks is gedagvaard verdient niet de schoonheidsprijs maar levert geen grond voor veroordeling in de werkelijke proceskosten.
5.36.
De rechtbank ziet in de wijze van procederen door [gedaagden HA ZA 22-463] wel aanleiding om af te wijken van het liquidatietarief. Om de hoogte van de proceskosten te kunnen begroten, maakt de rechter doorgaans gebruik van het forfaitaire liquidatietarief. De rechter is hier evenwel niet aan gebonden en kan daar dus van afwijken (zie HR 3 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2621). [gedaagden HA ZA 22-463] heeft de vordering tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken voordat ondervrijwaring inhoudelijk is behandeld. [gedaagden HA ZA 22-463] heeft geen verklaring gegeven waarom zij niet voorafgaande aan de mondelinge behandeling de vordering kon intrekken. [gedaagde 3 HA ZA 22-665] en de Gerechtsdeurwaarder hebben hierdoor onnodige kosten moeten maken. De rechtbank zal daarom een extra punt toekennen boven op het geldende liquidatietarief.
5.37.
De proceskosten van [gedaagde 3 HA ZA 22-665] worden begroot op:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
3.642,00
(3,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.657,00
5.38.
De proceskosten van de Gerechtsdeurwaarder worden begroot op:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
3.642,00
(3,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.657,00
5.39.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak ( [eiseres HA ZA 22-239] tegen [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] )
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres HA ZA 22-239] af,
6.2.
veroordeelt [eiseres HA ZA 22-239] in de proceskosten van € 3.907,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres HA ZA 22-239] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald,
in de vrijwaring ( [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] tegen [gedaagden HA ZA 22-463] )
6.3.
wijst de vorderingen van [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] af,
6.4.
veroordeelt [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] in de proceskosten van € 5.443,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde HA ZA 22-239 en eiser HA ZA 22-463] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in de ondervrijwaring ( [gedaagden HA ZA 22-463] tegen de Gerechtsdeurwaarder , [gedaagde 2 HA ZA 22-665] en [gedaagde 3 HA ZA 22-665] )
6.5.
wijst de vorderingen van [gedaagden HA ZA 22-463] af,
6.6.
veroordeelt [gedaagden HA ZA 22-463] in de proceskosten van [gedaagde 3 HA ZA 22-665] van € 6.657,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden HA ZA 22-463] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.7.
veroordeelt [gedaagden HA ZA 22-463] in de proceskosten van de Gerechtsdeurwaarder van € 6.657,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden HA ZA 22-463] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in alle zaken
6.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de veroordeling onder 6.7.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Pijper en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.