Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[Voornaam gp 3] [Achternaam gp] Q.Q.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 1 april 2014;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid en tevens conclusie van antwoord;
- het antwoord in incident tot onbevoegdheid;
- het verwijzingsvonnis van 6 augustus 2014 van deze rechtbank, sectie kanton, locatie Alkmaar;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 26 november 2014;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 september 2015.
2.De feiten
“een bedrag van € 3.456,16, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen waarbij op de facturen de bedragen die onder het opschortingsrecht van [Achternaam ep] vallen in mindering worden gebracht”. Daarbij is [Achternaam ep] tevens veroordeeld in de kosten van het geding, tot dat moment aan de zijde van [Achternaam 1] voornoemd begroot op € 746,14. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. In de procedure die heeft geleid tot voornoemde vonnissen werd [Achternaam 1] bijgestaan door het Invorderingsbedrijf, aan wie [Achternaam 1] de incasso van de betreffende vordering had overgedragen.
“op alle voor zodanig beslag vatbare gelden, geldswaarden en zaken, die de derde gearresteerde verschuldigd mocht zijn of worden aan of onder haar/zijn berusting mocht hebben of verkrijgen van”[Achternaam 1] .
“een in executoriale vorm uitgegeven grosse van een vonnis, rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad dd 05-06-2013 inzake bovengenoemde partijen”en [Achternaam ep] bevel gedaan om binnen twee dagen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de bedragen opgesomd in 1-9 van het exploot (totaal:
€ 4.979,80).
3.Het geschil
14 november 2013. Desondanks vond de deurwaarder c.q. het Invorderingsbedrijf het nodig om al op 25 november 2013 beslag te leggen onder twee banken, de belastingdienst en op de woning. Toen [Achternaam ep] daarover navraag deed bij het deurwaarderskantoor, kreeg hij te horen dat de deurwaarder optrad namens zowel [Achternaam 1] als het Invorderingsbedrijf, terwijl alleen het Invorderingsbedrijf zijn opdrachtgever zou zijn. Een volmacht waaruit blijkt dat het Invorderingsbedrijf en de deurwaarder bevoegd zijn om namens [Achternaam 1] op te treden, ontbreekt. [Achternaam ep] gaat ervan uit dat zij wat betreft [Achternaam 1] betreft onbevoegd hebben opgetreden. De bevoegdheid van de deurwaarder beperkte zich tot het Invorderingsbedrijf.
terwijl dat wel in het exploot van 14 november 2013 wordt gesteld en dat in het exploot niet het eindvonnis van 9 oktober 2013 maar het tussenvonnis van 5 juni 2013 wordt genoemd. Aangenomen moet worden dat het eindvonnis niet is betekend, waardoor er geen startpunt is voor de executoriale handelingen en dus sprake is van vexatoire beslagen. Alle executiekosten moeten dus voor rekening van gedaagden blijven.
4.De beoordeling
9 oktober 2013 aan [Achternaam ep] is betekend, en dus niet het tussenvonnis van 5 juni 2013. In het exploot worden immers de bedragen genoemd tot betaling waarvan [Achternaam ep] bij vonnis van
9 oktober 2013 is veroordeeld. Dat in het exploot is vermeld dat het gaat om een vonnis van 5 juni 2013 is niet vreemd, gezien de dagtekening van de eerste pagina van het vonnis.
e-mails van de deurwaarder in dit opzicht niet uitblinken in duidelijkheid, zijn ze niet van dien aard dat daardoor gerechtvaardigde twijfel kon ontstaan aan de bevoegdheid van de deurwaarder om het vonnis van 9 oktober 2013 te executeren.
768,00(2,0 punten × tarief € 384,00)