Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.Ten aanzien van de feiten
4.De beslissing in eerste aanleg en de aanduiding van de grieven
LJN: AG4270, dat de gerechtsdeurwaarder niet is aan te merken als een hulppersoon van [geïntimeerde] in de zin van artikel 6:171 BW en dat eventuele fouten van de deurwaarder niet tot het risico van [geïntimeerde] behoren. Dat oordeel wordt aangevochten in
grief I.
grief II.
grief III.
5.Geen grieven tegen het tussenvonnis
6.De beoordeling van de grieven
functioneel verbandtussen de uitbestede werkzaamheden en het bedrijf van de opdrachtgever. Reeds omdat [geïntimeerde] geen bedrijf uitoefent, is dit artikel niet van toepassing. Voor zover de grief beoogt om - voor zover de deurwaarder al een fout heeft begaan - [geïntimeerde] daar mede voor verantwoordelijk te stellen omdat de deurwaarder als niet-ondergeschikte op voet van artikel 6:171 BW in opdracht van het bedrijf van [geïntimeerde] heeft gewerkt, treft zij geen doel.
LJN: BH3192,
NJ2009, 488). Indien de gerechtsdeurwaarder bij de ontruiming fouten maakt, is de executant daarvoor niet reeds medeaansprakelijk alleen omdat hij diens opdrachtgever is. De gerechtsdeurwaarder is bij de ontruiming niet een vertegenwoordiger van de executant, zodat artikel 6:172 BW hier toepassing mist.
LJN: AG4270 heeft de Hoge Raad het oordeel van het hof Amsterdam in stand gelaten dat de executant zelfstandig onrechtmatig jegens de geëxecuteerde kan handelen door niet in te grijpen tegen de wijze van executeren door de gerechtsdeurwaarder indien voor hem duidelijk is dat (het ingehuurde personeel van de) gerechtsdeurwaarder op onrechtmatige wijze een vonnis executeert. In genoemde zaak had het hof vastgesteld dat de executant het voor de executerende verhuurder evident was dat de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig bezig was omdat de verhuurder moet hebben gezien dat de gerechtsdeurwaarder gebeeldhouwde eiken meubelpanelen op straat liet smijten.