Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen (ongenummerd), ter griffie ingekomen (per e-mail) op 13 september 2022 en (per brief) op 14 september 2022;
- het verweerschrift met één bijlage, ter griffie ingekomen op 17 februari 2023.
2.De feiten
, bedoeld die herleidbaar zijn tot mijn persoon.
[adres van verzoekster], bedoeld die herleidbaar zijn tot mijn persoon”.
die herleidbaar zijn tot mijn persoon.
die herleidbaar zijn tot mijn persoon. (…)
.
3.Het verzoek en het verweer
correspondentierondom haar klachten over het binnenklimaat, geldt dat zij daar niet eerder om heeft gevraagd. Zij heeft daar ook geen recht op: enkel de correspondentie van [verweerster] met [verzoekster] zelf bevat persoonsgegevens (nl. haar contactgegevens). De correspondentie met derden bevat enkel technische gegevens over de huurwoning. Het adres wordt daarin vermeld, maar dat wordt niet gekoppeld aan de persoon van [verzoekster] .
4.De beoordeling
Juridisch kader
a) de verwerkingsdoeleinden;
vanwege haar inhoud, doel of gevolg gelieerd is aan een natuurlijk persoon. Als bepaalde gegevens (mede-)bepalend zijn voor de wijze waarop de betrokken persoon in het maatschappelijk verkeer wordt beoordeeld of behandeld, vallen ze daarmee onder het begrip ‘persoonsgegevens’. Het gaat dus niet alleen om gegevens op basis waarvan een natuurlijk persoon geïdentificeerd kan worden (objectieve persoonsgegevens), maar ook om feitelijke of waarderende gegevens over iemands eigenschappen, opvattingen of gedragingen (subjectieve persoonsgegevens). Voor zover de persoonsgegevens geautomatiseerd worden verwerkt – of voorkomen in geautomatiseerde bestanden – is het inzagerecht ook op die verwerking van toepassing. [2] Het recht op inzage van betrokkene in de hem betreffende persoonsgegevens is echter niet absoluut. De betrokkene heeft niet zonder meer recht op inzage in – of kopieën van – álle stukken of gegevensbestanden waarin zijn persoonsgegevens (zouden kunnen) voorkomen: dit moet per concreet verzoek worden beoordeeld.
Toepassing van het juridisch kader op deze zaak
aan de betrokkeneom nadere feiten of omstandigheden te stellen waaruit zou kunnen blijken dat er wel degelijk meer of andere persoonsgegevens zijn verwerkt. [6] [verzoekster] heeft dat in dit geval niet, althans onvoldoende, gedaan. Zij heeft weliswaar gesteld dat [verweerster] ‘moet’ beschikken over méér gegevens van haar, bijvoorbeeld in de vorm van correspondentie en/of geregistreerde telefoongesprekken, maar zij heeft niet concreet aangegeven op grond waarvan zij meent dat die gegevens daadwerkelijk (hebben) bestaan. [verweerster] heeft tijdens de mondelinge behandeling nadrukkelijk betwist dat zij notities of geluidsopnames maakt van (telefoon)gesprekken met haar huurders, juist met het doel om zo weinig mogelijk persoonsgegevens van hen op te slaan. [verzoekster] is tijdens de mondelinge behandeling meerdere malen uitgenodigd om nader toe te lichten op grond waarvan zij meent dat [verweerster] nog meer of andere persoonsgegevens van haar (heeft) verwerkt dan blijkt uit het verwerkingsoverzicht en om welke (soort) gegevens het dan zou gaan, maar die toelichting is er niet gekomen. Ook de door partijen uitgewisselde stukken geven geen aanknopingspunten voor een verdergaande verwerking van [verzoekster] ’ persoonsgegevens door [verweerster] . Sterker nog: uit de stukken blijkt dat [verweerster] haar naast het verwerkingsoverzicht ook nog afschriften (en daarmee inzage) heeft gegeven in een tweetal rapporten aangaande onderhoud/reparatie aan de door haar bewoonde huurwoning. [verweerster] was hiertoe, zoals zij terecht heeft gesteld, op grond van de AVG niet verplicht. Dergelijke rapport kunnen uiteraard wel relevant zijn voor de huurder, bijvoorbeeld als daaruit kenbaar wordt wat de oorzaak van een bepaalde klacht van die huurder is en/of hoe die klacht zal worden opgelost, maar dat valt buiten het bereik van de AVG.
‘twee factor identificatie’, ‘data minimalisatie’ en ‘toegang op 'need to know' basis’, ‘geautomatiseerde besluitvorming’en
‘profilering’zal de duidelijkheid van de brief ten goede komen en aldus het vertrouwen van de ontvanger van de brief in (de compleetheid van) de verstrekte gegevens vergroten. Dat een dergelijke toelichting aan [verzoekster] (nog) niet is verstrekt, is voor de rechtbank aanleiding om [verzoekster] – hoewel zij in overwegende mate ongelijk krijgt – niet te veroordelen in door [verweerster] gemaakte proceskosten.