3.3 De overwegingen die het hof tot deze beslissing hebben geleid, kunnen als volgt worden samengevat.
(a) Het hof gaat ervan uit dat HBU persoonsgegevens van [verweerder] c.s. heeft verwerkt op een wijze die valt onder de Wbp (rov. 6 tot en met 11).
(b) Een verzoek op grond van art. 35 Wbp behoeft niet gespecificeerd te zijn (rov. 12).
(c) HBU heeft ten onrechte een beroep gedaan op de weigeringsgrond van art. 43, onder e, Wbp. Zij wordt niet geschaad in haar door art. 843a Rv. beschermde rechten of vrijheden en bij toewijzing van het verzoek op basis van art. 35 Wbp wordt niet het beginsel van fair trial geschonden. Art. 35 Wbp vormt niet een doorkruising van art. 843a omdat deze regelingen naar aard en strekking verschillend zijn (rov. 13 tot en met 18).
(d) [Verweerder] c.s. gebruiken hun inzagerecht van art. 35 Wbp niet voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven en zij maken ook geen misbruik van recht (rov. 20 tot en met 24).
(e) HBU verzet zich wel tegen verstrekking van afschriften, doch zij betwist niet dat een aantal stukken bestaat en dat zij die onder zich heeft.
(f) Het hof is het met HBU eens dat de betrokkene niet zonder meer recht heeft op een afschrift en dat niet noodzakelijkerwijs altijd een afschrift behoeft te worden gegeven. Art. 35 Wbp bepaalt dat een volledig overzicht in begrijpelijke vorm van de verwerkte persoonsgegevens moet worden verstrekt, en niet méér. Dit neemt niet weg dat een afschrift in ieder geval zo'n volledig overzicht geeft en dat het daarom in beginsel voor de hand ligt om een afschrift te verstrekken. Met name een afschrift zal geschikt zijn om na te kunnen gaan of de verwerkte gegevens feitelijk onjuist zijn, of het doel waarvoor zij verwerkt worden niet ongeoorloofd is, of zij voor het doel of doeleinden van de verwerking onvolledig, niet adequaat of niet ter zake dienend zijn, en of zij anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Dat de wetgever ook, of zelfs in het bijzonder, aan afschriften heeft gedacht blijkt uit art. 3 van het Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp van 13 juni 2001 (Stb. 305), waarin is voorzien in een kostenvergoeding aan de verantwoordelijke voor door hem gemaakte afschriften. Een verantwoordelijke weet bij uitstek, of moet bij uitstek weten, welke persoonsgegevens zij verwerkt, of laat verwerken, en hoe daarvan een volledig overzicht is te geven. Gelet verder op het transparantiebeginsel zal de verantwoordelijke, die zich op een andere wijze dan door het verstrekken van afschriften van zijn verplichting tot het geven van een volledig overzicht wil kwijten derhalve, indien hierover discussie ontstaat, duidelijk moeten maken dat ook op die andere wijze daadwerkelijk een volledig overzicht wordt verschaft. HBU heeft in het geheel niet uiteengezet hoe zij het vereiste volledige overzicht in begrijpelijke vorm wil verschaffen zonder verstrekking van afschriften. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat in dit geval alleen door middel van afschriften een volledig overzicht kan worden verkregen (rov. 27).
(g) [Verweerder] c.s. komen op tegen de afwijzing door de rechtbank van hun verzoek tot verstrekking van de bandopnames en de schriftelijke uitwerkingen daarvan die HBU volgens [verweerder] c.s. heeft gemaakt van telefoongesprekken met betrekking tot de kredietverlening aan hen. De rechtbank is tot deze afwijzing gekomen op grond van de overweging dat deze gesprekken geen gestructureerd geheel vormen en niet zijn ontsloten op een wijze die deze onder het bestandbegrip van de Wbp brengt. Hierbij heeft de rechtbank uitdrukkelijk in het midden gelaten of geloof verdient de betwisting door HBU dat bandopnames van die gesprekken zijn gemaakt (rov. 28).
(h) HBU heeft volhard in deze betwisting, waarmee zij tevens betwist dat er schriftelijke uitwerkingen van bandopnames bestaan. [Verweerder] c.s. stellen dat er wel bandopnames van de telefoongesprekken en schriftelijke uitwerkingen daarvan zijn gemaakt. Wie op dit punt gelijk heeft, valt op dit moment niet te beoordelen (rov. 29).
(i) In hun verzoek hebben [verweerder] c.s. HBU verzocht mede te delen of zij persoonsgegevens verwerkte en, zo ja, daarvan een volledig overzicht te geven. Nu daarbij specifiek is verzocht om bandopnames van telefoongesprekken en/of schriftelijke uitwerkingen daarvan, lag in het eerste verzoek, naar HBU heeft moeten begrijpen, besloten het verzoek om mede te delen of persoonsgegevens van [verweerder] c.s. in zulke gegevensdragers waren opgenomen/verwerkt. Het hof constateert dat HBU in haar brieven van 24 februari en 10 maart 2005 beide verzoeken niet heeft ingewilligd. Zij heeft in die brieven niet vermeld dat zij geen bandopnames van de telefoongesprekken of schriftelijke uitwerkingen daarvan heeft gemaakt. Dit heeft HBU alleen in deze procedure aangevoerd (rov. 30).
(j) Het verzoek van [verweerder] c.s. om inzage in de bandopnames of schriftelijke uitwerkingen daarvan, impliceert dat in hun visie deze gegevensdragers bestaan. Dat weten zij echter niet zeker en HBU heeft hierover geen mededeling in de zin van art. 35 Wbp gedaan. Volgens [verweerder] c.s. heeft HBU op dit punt een verzwaarde stelplicht, hetgeen strookt met de regel van art. 35 lid 1 Wbp dat de verantwoordelijke de betrokkene op diens verzoek mededeelt of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt én, met de regel van art. 12, aanhef en onder a, eerste gedachtestreepje, van de Richtlijn, dat de verantwoordelijke de betrokkene zelfs "uitsluitsel" moet geven omtrent het "al dan niet" bestaan van verwerkingen van hem betreffende persoonsgegevens, welke, aan het transparantiebeginsel uitdrukking gevende, regel bepalend is voor de uitleg van art. 35 lid 1 Wbp. Verder voorzien de leden 1 en 2 van art. 35 Wbp welbeschouwd slechts in één verzoek, namelijk in het verzoek van lid 1. Ingevolge lid 2 is de verantwoordelijke verplicht om, indien hij heeft medegedeeld dat persoonsgegevens worden verwerkt, daarvan een volledig overzicht te geven, zonder dat daarvoor een afzonderlijk verzoek is vereist. Gelet op dit alles, in onderling verband en samenhang bezien, moeten de stellingen en verzoeken van [verweerder] c.s. in deze procedure (tevens) worden opgevat als strekkende tot het alsnog verkrijgen, op de voet van art. 35 lid 1 Wbp, van informatie van HBU over het bestaan van bandopnames en/of schriftelijke uitwerkingen, over het vóórkomen daarop van persoonsgegevens betreffende [verweerder] c.s. en over de feitelijke wijze waarop deze gegevens zijn gestructureerd en toegankelijk zijn gemaakt. Nu HBU uitsluitsel dient te geven omtrent het al dan niet bestaan van verwerkingen van [verweerder] c.s. betreffende persoonsgegevens en HBU tot dusverre niet genoegzaam heeft aangetoond dat geen bandopnames zijn gemaakt of nog bestaan, zal HBU een bevel hiertoe worden gegeven (rov. 31).
(k) Beoordeeld dient nu nog te worden of, indien op bandopnames en/of schriftelijke uitwerkingen van telefoongesprekken onder de Wbp vallende persoonsgegevens worden verwerkt, HBU die banden en/of schriftelijke uitwerkingen dan aan [verweerder] c.s. dient te verstrekken. HBU meent dat zij hiertoe niet gehouden is omdat niet valt in te zien hoe een betrokkene een bandopname, die een historisch gegeven is, zou kunnen verbeteren of aanvullen zonder dat daarmee geweld wordt gedaan aan de oorspronkelijk inhoud daarvan. Zij wijst in dit verband op art. 36 Wbp. Hiermee verliest HBU echter uit het oog dat ingevolge dit artikel de betrokkene ook kan verzoeken om verwijdering of afscherming van (de persoonsgegevens op) de bandopnames en dat haar argumentatie in het geheel niet opgaat voor schriftelijke uitwerkingen van bandopnames. De stelling van HBU dat de betrokkene voldoende moet hebben aan de mededeling dat van de door hem met de verwerker gevoerde telefoongesprekken notities/bandopnames zijn gemaakt, wordt door het hof evenmin onderschreven. In een telefoongesprek over kredietverlening komen doorgaans meer persoonsgegevens ter sprake - zoals gegevens over het vermogen van de cliënt, zijn gezinssituatie en zijn inkomen - en louter met de mededeling dat een bepaald telefoongesprek is vastgelegd, verkrijgt de betrokkene dus geen volledig overzicht over de daarmee verwerkte persoonsgegevens. Nu HBU niet heeft aangegeven hoe anders dan door verstrekking van de bandopnames en/of schriftelijke uitwerkingen daarvan, een volledig overzicht van de daarin verwerkte persoonsgegevens kan worden verschaft, zal zij deze gegevensdragers dienen te verstrekken, tenminste wanneer deze bestaan en daarop persoonsgegevens worden verwerkt in de zin van de Wbp (rov. 32).