ECLI:NL:RBDHA:2019:13029

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
C/09/572633 / HA RK 19-295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J. Hoekstra - van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage in persoonsgegevens op grond van de AVG

In deze zaak heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.M. van Oers, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag op basis van artikel 15 lid 3 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het verzoek betreft het recht op kopieën van e-mails die door de gerechtsdeurwaarders zijn verwerkt. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 11 februari 2019 door de griffie is ontvangen, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 april 2019. De zaak werd vervolgens verwezen naar team handel van de rechtbank.

De verzoeker heeft op 17 december 2018 een e-mail gestuurd naar de gerechtsdeurwaarders waarin hij vraagt of zijn persoonsgegevens worden verwerkt en verzoekt om inzage in deze gegevens. De gerechtsdeurwaarders hebben op 15 januari 2019 gereageerd met een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens. De verzoeker heeft vervolgens aanvullende vragen gesteld en verzocht om kopieën van specifieke e-mails. De gerechtsdeurwaarders hebben aangegeven dat zij hebben voldaan aan hun verplichtingen onder de AVG, maar hebben geweigerd om de volledige e-mails te verstrekken, omdat deze ook persoonsgegevens van derden bevatten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het inzagerecht van de verzoeker niet onbegrensd is en dat de gerechtsdeurwaarders niet verplicht zijn om volledige kopieën van de e-mails te verstrekken. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker voldoende informatie heeft ontvangen om te kunnen controleren of zijn persoonsgegevens juist zijn verwerkt. De rechtbank wijst het verzoek van de verzoeker af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/572633 / HA RK 19-295
Beschikking van 10 oktober 2019
in de zaak van
[verzoeker]te [plaats 1] ,
verzoeker,
advocaat mr. J.A.M. van Oers te Amsterdam,
tegen
[de gerechtsdeurwaarders]te [plaats 1] ,
verweerster,
vertegenwoordigd door [A]
Partijen worden hierna aangeduid als [verzoeker] en [de gerechtsdeurwaarders] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ontvangen door de griffie op 11 februari 2019;
  • de mondelinge behandeling voor de kantonrechter op 1 april 2019;
  • de beschikking van de kantonrechter van 24 april 2019 waarin de zaak is verwezen naar team handel van de rechtbank Den Haag;
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op
19 september 2019. Verschenen zijn [verzoeker] in persoon en de heer [A] en de heer [B] namens [de gerechtsdeurwaarders] . [verzoeker] heeft pleitaantekeningen overgelegd.

2.Feiten

2.1.
Op 17 december 2018 heeft [verzoeker] aan [de gerechtsdeurwaarders] de volgende e-mail verzonden:
“Mogelijk verwerkt uw organisatie persoonsgegevens van mij. Concreet wil ik graag weten of u mijn persoonsgegevens verwerkt.
Verwerkt u mijn persoonsgegevens? Dan verneem ik graag:
  • om welke gegevens het gaat;
  • wat het doel is van het gebruik;
  • aan wie u de gegevens eventueel heeft verstrekt
  • welke passende waarborgen voor doorgifte u heeft getroffen als u deze gegevens heeft doorgegeven aan een ander land of aan een internationale organisatie;
  • wat de herkomst is van de gegevens, als deze bekend is.
  • hoe lang de gegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen;
  • of er sprake is van geautomatiseerde besluitvorming, waaronder profilering. In dat geval wil ik graag weten wat de onderliggende logica hiervan is. Wat is uw belang en wat zijn de verwachte gevolgen van deze geautomatiseerde besluitvorming voor mij?
Ik beroep me voor mijn verzoek op artikel 12 en 15 eerste lid van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
(…)”
2.2.
Op 15 januari 2019 heeft [de gerechtsdeurwaarders] , als reactie op het verzoek van [verzoeker] , het volgende overzicht verstrekt:
“(…)
U heeft onlangs een verzoek bij mij ingediend om inzage te krijgen in de gegevens die ik van u heb verwerkt in mijn systeem. Hierbij ontvangt u hiervan een uittreksel.
De volgende gegevens zijn in mijn systeem verwerkt:
Naam[verzoeker]
Woonadres
Adres: [adres]
PC/plaats: [plaats 2]
Land: [land]
Post-/ zaakadres
Adres: [postadres]
PC/plaats: [postcode+plaats]
Contactgegevens:
Email: [e-mailadres]
Mobiel: [nummer 1]
Overige persoonsgegevens
Geslacht: [geslacht]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Bevolkingsregister-nummer ( […] ): [nummer 2]
BSN: [nummer 3]
Werkgever(s)
(Voormalige) werkgevers [B.V. I]
[B.V. II]
Eigendom
Appartementsrecht/onroerende zaak [postadres]
[postcode+plaats]
Voertuig Personenauto
Kenteken [kenteken]
Merk BMW
Type [type]
Naast uw verzoek om inzage van de door mij verwerkte gegevens heeft u een aantal
aanvullende vragen gesteld:
Wat is het doel van het gebruik?
Door mijn opdrachtgever(s) is de opdracht gegeven om een openstaande vordering bij u te incasseren. Om deze opdracht uit te kunnen voeren is de verwerking van uw gegevens
noodzakelijk.
Aan wie heb ik gegevens verstrekt?
Opdrachtgever/schuldeiser:Aan mijn opdrachtgever heb ik informatie verstrekt over de
stand van zaken van het dossier, de procedure(s) en de verhaalsmogelijkheden.
Werkgever:Aan uw werkgever(s) zijn brieven gestuurd waarin uw naam en adresgegevens staan vermeld, om zo informatie te kunnen verkrijgen over uw inkomsten.
[Advocaten] :[Advocaten] heeft voor de schuldeiser de hoger beroepsprocedure
behandeld. Hiervoor is het noodzakelijk geweest om de dagvaarding en het vonnis van de eerdere procedure aan de advocaat te overleggen.
[Advocatenkantoor 1] :Aan de curator heb ik een opgave van de vordering toegezonden.
Beroepsaanprakelijkheidsverzekeraar:Nadat u (onder anderen) mij aansprakelijk stelde
voor schade heb ik hierover contact gehad met de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
Welke passende waarborgen voor doorgiften heb ik getroffen als deze gegevens zijn
doorgegeven aan een ander land of aan een internationale organisatie?
Uw gegevens zijn niet doorgegeven aan een ander land of aan een internationale
organisatie.
Wat is de herkomst van de gegevens?
De gegevens zijn afkomstig van mijn opdrachtgever, van eventuele derde(n), en uit de
registers die door de deurwaarder mogen worden geraadpleegd, namelijk de
Basisregistratie Personen, de Kamer van Koophandel, de Rijksdienst voor Wegverkeer, het Digitaal Beslagregister en het Kadaster.
Hoelang zullen de gegevens naar verwachting worden opgeslagen?
De gerechtsdeurwaarder is gehouden aan een bewaartermijn van tien jaar. De dossiers, met daarin uw persoonsgegevens, zullen dan ook voor de duur van tien jaar na afsluiting van de dossiers worden bewaard.
Is er sprake van geautomatiseerde besluitvorming, waaronder profilering?
Er is geen sprake van geautomatiseerde besluitvordering of profilering.
Als de gegevens die ik van u heb verwerkt niet juist zijn, dan kunt u een verzoek bij mij
indienen om uw gegevens te laten aanpassen (verzoek om rectificatie).
(…)”
2.3.
Op 16 januari 2019 heeft [verzoeker] aan [de gerechtsdeurwaarders] de volgende e-mail verzonden:
“(…)
In navolging van uw brief van 15 januari jl. vraag ik uw aandacht voor het volgende. Uw brief voldoet niet aan de vereisten van Art 15 van de AVG. U heeft er klaarblijkelijk voor gekozen een overzicht van de persoonsgegevens te verstrekken en niet een kopie van de gegevens zelf. Dit is alleen toegestaan wanneer er voldoende feitelijke informatie wordt verstrekt over de aard van het document waarin de gegevens zijn opgeslagen, bijvoorbeeld een email, met vermelding van de afzender en de datum.
Concreet verzoek ik u dan ook de navolgende stukken te overleggen. Indien U niet bereid bent kopieën te verstrekken verzoek ik U gedetailleerd de aard en oorsprong van het document te vermelden:
- Een kopie van de email van 17 november 2017 van de heer [X] aan uw kantoor waarin hij opdracht geeft tot het aanvragen van mijn faillissement aan uw kantoor. Een kopie waarin [X] deze email bevestigt op 14 november 2017 sluit ik bijgaand bij.
- Een kopie van uw opdracht aan [advocaat] van [Advocatenkantoor 2] waarin uw kantoor namens [de VVE 1] opdracht geeft tot het aanvragen van mijn faillissement.
- [Advocaten] : Een kopie van de opdracht van uw kantoor aan [Advocaten] .
Ik verzoek U de bovengenoemde stukken mij uiterlijk binnen de gestelde termijn te weten 22 januari 2018 toe te zenden bij gebreke waarvan ik een handhavingsverzoek in zal dienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
(…)”
2.4.
Op 21 januari 2019 heeft [de gerechtsdeurwaarders] als volgt gereageerd op de e-mail van 16 januari 2019 van [verzoeker] :
“(…)
Uw emailbericht van 16 januari 2019 heb ik in goede orde mogen ontvangen. Hierbij
ontvangt u mijn reactie.
E-mail 17 november 2017 – Ontvangen van [de VVE 2]
In het onderwerp van de e-mail van 17 november 2017 staat een dossiernummer en uw achternaam:
Onderwerp Re FW: [nummer 4] [B.V. III] / [verzoeker]
Onder de e-mail van 17 november 2017 staat eerdere e-mailcorrespondentie, afkomstig van [Advocatenkantoor 2] , waarin uw achternaam in de eerste zin is opgenomen:
In de diverse zaken tegen de heer [verzoeker] zijn nu drie advocaten in de weer, namelijk wij.
Een kopie van de opdracht aan [advocaat] van [Advocatenkantoor 2]
Er is door mij
geene-mail of brief met een opdracht aan [advocaat] van [Advocatenkantoor 2] verstuurd. De e-mail van [Advocatenkantoor 2] heb ik van [Advocaten] ontvangen. Deze e-mail heb ik voorgelegd aan mijn opdrachtgever, waarna mijn opdrachtgever akkoord gaf op 17 november 2017. Dit akkoord heb ik vervolgens op 17 november 2017 doorgestuurd aan [Advocaten] . In het onderwerp van deze e-mail staat een dossiernummer en uw achternaam:
Onderwerp: RE: [nummer 4] - [B.V. III] / [verzoeker]
Mijn e-mail aan [Advocaten] met de opdracht om het Hoger Beroep te behandelen
In het onderwerp van mijn e-mailbericht d.d. 14 september 2016 aan [Advocaten] staat
het dossiernummer opgenomen:
RE: Hoger Beroep dagvaarding dossier [dossiernummer 1]
Verder zijn er in de e-mail zelf geen persoonsgegevens van u opgenomen. Wel zijn bij de e-mail bijlagen opgenomen waarin persoonsgegevens staan, namelijk de dagvaarding in Hoger Beroep, het vonnis van 7 juli 2016 en de inleidende dagvaarding. Deze stukken doe ik u in de bijlage toekomen.
Tot slot
De documenten kunnen u niet in geheel worden toegestuurd, aangezien hierin ook gegevens (o.a. namen) van andere personen staan. De gegevens van deze andere personen (derden) zijn, net als uw persoonsgegevens, beschermd en zal ik u derhalve niet verstrekken.
(…)”
2.5.
Op 22 januari 2019 verzoekt [verzoeker] [de gerechtsdeurwaarders] om een kopie te verstrekken van de e-mails van 17 november 2017 en 14 september 2016, waarbij namen van personen mogen worden doorgehaald.
2.6.
Op 28 januari 2019 bericht [de gerechtsdeurwaarders] [verzoeker] dat zij hebben voldaan aan hun verplichtingen onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 (hierna: de AVG).

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[de gerechtsdeurwaarders] verzoekt de rechtbank, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, -samengevat -:
I. [de gerechtsdeurwaarders] op te dragen binnen twee dagen na het vonnis een kopie te verstrekken van de (volledige) e-mailcorrespondentie van 17 november 2017 met als onderwerp ‘Re:FW: [nummer 4] [B.V. III] / [verzoeker] ’, indien noodzakelijk met anonimisering van de persoonsgegevens;
II. [de gerechtsdeurwaarders] op te dragen binnen twee dagen na het vonnis een kopie te verstrekken van de (volledige) e-mailcorrespondentie van 14 september 2016 met als onderwerp ‘Re: Hoger Beroep Dagvaarding dossier [dossiernummer 2] ’, indien noodzakelijk met anonimisering van de persoonsgegevens;
III. [de gerechtsdeurwaarders] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek - samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag. [verzoeker] wil controleren of zijn persoonsgegevens die [de gerechtsdeurwaarders] verwerkt, juist zijn. Om dit te kunnen doen dient [verzoeker] te beschikken over een kopie van de hiervoor genoemde e-mails. Op grond van artikel 15 AVG heeft [verzoeker] recht op deze kopieën.
3.3.
[de gerechtsdeurwaarders] heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, indien nodig, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling ligt de vraag of [verzoeker] op grond van artikel 15 AVG recht heeft op kopieën van de e-mails van 17 november 2017 en 14 september 2016.
4.2.
Artikel 15 AVG heeft tot doel de betrokkene in staat te stellen kennis te nemen van de persoonsgegevens die over hem zijn verzameld en te controleren of die gegevens juist zijn en rechtmatig zijn vastgelegd. Artikel 15 AVG bepaalt:
“1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
(…)
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
(…)”
4.3.
Het inzagerecht was voorheen vastgelegd in artikel 12 van de Privacyrichtlijn 95/46 (hierna: “de Privacyrichtlijn”). Nu er geen aanwijzingen zijn dat onder de AVG de doelstelling en omvang van dit inzagerecht ten opzichte van de Privacyrichtlijn is gewijzigd, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de rechtspraak over het inzagerecht die is gewezen ten tijde van de Privacyrichtlijn.
4.4.
Het inzagerecht is beperkt tot persoonsgegevens. De uitleg van het begrip ‘persoonsgegevens’ is dus bepalend voor de reikwijdte van het inzagerecht. Door het Hof van Justitie en de Hoge Raad wordt een ruime uitleg aan het begrip “persoonsgegevens” gegeven. In zijn arrest van 20 december 2017 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) overwogen dat het begrip persoonsgegevens zich potentieel uitstrekt tot elke soort informatie, zowel objectieve als subjectieve informatie die de betrokkene betreft. Van dat laatste is sprake als de informatie wegens haar inhoud, doel of gevolg gelieerd is aan een natuurlijk persoon (ECLI:EU:C:2017:994). Dit betekent dat als de gegevens mede bepalend zijn voor de wijze waarop de betrokken persoon in het maatschappelijk verkeer wordt beoordeeld of behandeld die gegevens als persoonsgegevens worden aangemerkt. Niet alleen gegevens op basis waarvan een natuurlijk persoon geïdentificeerd kan worden, maar ook feitelijke of waarderende gegevens over eigenschappen, opvattingen of gedragingen van een persoon zijn dus persoonsgegevens. Voor zover dergelijke gegevens geautomatiseerd worden verwerkt of voorkomen in bestanden is het inzagerecht daarop van toepassing.
4.5.
Artikel 15 lid 3 AVG geeft recht op verstrekking van een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. In de AVG is geen bepaling opgenomen waarin staat dat de betrokkene recht heeft op het verstrekken van een kopie van de bescheiden waarin de persoonsgegevens zijn verwerkt. Het recht op inzage betekent dan ook niet dat de betrokkene zonder meer recht heeft op inzage in of kopieën van de stukken of dossiers als zodanig als daarin zijn persoonsgegevens voorkomen. Wel bestaat een recht op een volledig overzicht, in begrijpelijke vorm, van alle persoonsgegevens. Dat wil zeggen in een vorm die de betrokkene in staat stelt kennis te nemen van zijn gegevens en te controleren of zij juist zijn en zijn verwerkt in overeenstemming met de AVG. Voor zover daaraan kan worden voldaan met een andere vorm van verstrekking kan de betrokkene aan de AVG niet het recht ontlenen om een afschrift te verkrijgen van het originele document of bestand waarin de gegevens staan (HvJ EU 17 juli 2014, ECLI:EU:C:2014:2081). In welke concrete materiële vorm de gegevens moeten worden verstrekt is daarom afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
4.6.
Voor zover documenten niet alleen NAW-gegevens bevatten, maar ook meerdere feitelijke en waarderende gegevens over eigenschappen of gedragingen van natuurlijke personen lenen dergelijke gegevens zich niet goed voor opname in een overzicht. Gelet op de uitspraken van de Hoge Raad in de Dexia-zaak (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4663, ECLI:NL:HR:2007:AZ4664, ECLI:NL:HR:2007:BA3529) heeft een betrokkene in beginsel dan ook recht op een (eventueel deels zwartgemaakte) kopie van de documenten waarin die gegevens zijn opgenomen, omdat dat de meest effectieve wijze is waarop voldaan kan worden aan de verplichting zo volledig en duidelijk mogelijk informatie te verschaffen aan de hand waarvan de rechtmatigheid en juistheid van de gegevens kan worden gecontroleerd.
4.7.
In dit geval heeft [de gerechtsdeurwaarders] bij e-mail van 21 januari 2019, zie r.o. 2.4, aangegeven welke persoonsgegevens zijn opgenomen in de e-mails van 17 november 2017 en 14 september 2016. Het betrof wat betreft de e-mail van 17 november 2017 de naam van [verzoeker] in de onderwerpregel en in eerdere e-mailcorrespondentie, die onder de e-mail van 17 november 2017 is weergegeven. In de e-mail van 14 september 2016 betrof het het dossiernummer in de onderwerpregel. Daarnaast zijn in de bijlagen bij die e-mail persoonsgegevens opgenomen. Deze bijlagen zijn verstrekt aan [verzoeker] . Nu [de gerechtsdeurwaarders] slechts de naam van [verzoeker] en een dossiernummer als persoonsgegevens heeft verwerkt in de e-mails van 17 november 2017 en 14 september 2016 kan [verzoeker] op eenvoudige wijze controleren of deze persoonsgegevens juist zijn verwerkt. Daarvoor is het naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk dat [verzoeker] de beschikking heeft over integrale kopieën van deze e-mails.
4.8.
[verzoeker] stelt dat hij wil kunnen controleren of er niet nog andere persoonsgegevens van hem in de e-mails zijn opgenomen. Om dit te kunnen controleren, dient [verzoeker] te beschikken over deze e-mails, aldus [verzoeker] . [verzoeker] heeft echter niet gesteld dat er aanwijzingen zijn dat er nog meer persoonsgegevens zijn opgenomen in de e-mails van 17 november 2017 en 14 september 2016. Bovendien geldt dat [de gerechtsdeurwaarders] artikel 15 AVG onder meer buiten toepassing kan laten en inzage kan weigeren indien dit noodzakelijk is voor de bescherming en onafhankelijkheid van de rechter en gerechtelijke procedures (artikel 41 sub f Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming – hierna: UAVG) of voor de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen (artikel 41 sub i UAVG). Het inzagerecht strekt zich daarnaast niet uit tot (delen van) interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verwerkingsverantwoordelijke bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad (onder meer Hof Amsterdam 5 juli 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3020; HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4663, ECLI:NL:HR:2007:AZ4664, ECLI:NL:HR:2007:BA3529). Ook juridische analyses naar aanleiding van persoonsgegevens kunnen als zodanig niet worden gekwalificeerd als persoonsgegevens (HvJ EU 17 juli 2014, ECLI:EU:C:2014:2081). Nu er geen aanwijzingen zijn dat de e-mails nog andere persoonsgegevens bevatten waarvan [de gerechtsdeurwaarders] verplicht is om inzage te geven, bestaat er geen aanleiding voor afgifte van een kopie van de volledige mails.
4.9.
Daaraan doet niet af het enkele gegeven dat [verzoeker] stelt dat hij recht heeft op een kopie van de e-mails omdat een faillissementsaanvraag van een natuurlijk persoon een tot die persoon herleidbaar gegeven is en derhalve een persoonsgegeven is in de zin van de AVG. [verzoeker] weet immers reeds op grond van de hem verstrekte gegevens, dat de deurwaarder is ingeschakeld in het kader van verhaal van een vordering op hem, met de daarbij behorende verwerking van zijn persoonsgegevens. Met het AVG-verzoek beoogt [verzoeker] dan ook feitelijk integrale inzage te krijgen in de e-mails die de deurwaarder in dat kader met derden heeft gewisseld, teneinde te achterhalen in wiens opdracht de aanvraag van zijn faillissement is gedaan. Een dergelijk belang valt echter niet onder de reikwijdte van de AVG. Terecht heeft [de gerechtsdeurwaarders] in dat kader nog naar voren gebracht dat communicatie met zijn opdrachtgever over de te volgen verhaalstrategie vertrouwelijk is.
4.10.
De slotsom is dat [verzoeker] op grond van artikel 15 AVG geen recht heeft op kopieën van de e-mails van 17 november 2017 en 14 september 2016. Het verzoek van [verzoeker] zal daarom worden afgewezen. [verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [de gerechtsdeurwaarders] begroot op € 639,-- aan griffierecht,
5.3.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2019. [1]

Voetnoten

1.type: 24765