3.2 Bij inleidend verzoekschrift heeft [verweerder] de rechtbank verzocht Dexia op straffe van een dwangsom te bevelen (i) uitvoering te geven aan de Wbp en [verweerder] inzage te verlenen in en afschriften te verstrekken van alle op hem betrekking hebbende persoonsgegevens en (ii) [verweerder] volledige informatie te verstrekken over de herkomst van diens persoonsgegevens en het doel van de verwerking van deze gegevens door Dexia. De rechtbank heeft Dexia bevolen aan [verweerder] op de voet van het bepaalde in art. 35 Wbp een overzicht te verstrekken dat niet méér behoeft in te houden dan een opsomming van de verwerkte persoonsgegevens en de aard van eventuele bescheiden of bestanden die daaraan op de een of andere wijze zijn gekoppeld, zonder dat de inhoud van die bescheiden wordt weergegeven. Na ontvangst van dit overzicht kan [verweerder] Dexia desgewenst verzoeken om nadere informatie of inzage in/afschrift van één of meer bescheiden. [Verweerder] moet dan tot op zekere hoogte aangeven welk belang hij heeft bij inzage in of bij het verstrekken van een kopie van een bepaald stuk. Vervolgens dient Dexia een afweging te maken of zij aan het nadere verzoek van [verweerder] kan voldoen. Het overzicht dat Dexia bij brief van 22 december 2003 aan [verweerder] heeft verstrekt bevat slechts ten dele persoonsgegevens, en voor het overige gegevens die in zeer algemene termen zijn omschreven en is te weinig concreet om [verweerder] in staat te stellen zijn verzoek nader te specificeren, aldus de rechtbank. Ter voldoening aan de beschikking van de rechtbank heeft Dexia aan [verweerder] een nieuw overzicht van diens door Dexia verwerkte persoonsgegevens, gedateerd 11 mei 2005, gezonden.
[Verweerder] heeft in hoger beroep zijn verzoek gewijzigd in dier voege dat hij onder opsomming van diverse op hem betrekking hebbende, bij Dexia (verondersteld) aanwezige bescheiden het hof heeft verzocht (a) vast te stellen dat het door Dexia verstrekte overzicht niet voldoet aan de door de rechtbank gestelde eisen, (b) Dexia te bevelen alsnog een lijst aan [verweerder] te verstrekken van alle stukken die zich in het persoonlijk dossier van [verweerder] bevinden en (c) Dexia te bevelen om [verweerder] inzage in zijn persoonsgegevens te verlenen door middel van het verstrekken van kopieën, voor het geval Dexia in het te verstrekken overzicht slechts summierlijk melding zou maken van de verwerking van persoonsgegevens zonder de zakelijke inhoud van voormelde stukken weer te geven. Het hof heeft daarop Dexia verzocht uiterlijk op 13 februari 2006 de in rov. 4.10.8 en 4.10.9 van zijn beschikking genoemde schriftelijke inlichtingen te geven, de in die rechtsoverwegingen bedoelde, onder Dexia berustende stukken in te zenden, en tegelijk met de verzending van deze inlichtingen en stukken aan het hof een afschrift hiervan aan [verweerder] te sturen. Daartoe heeft het hof - voorzover in cassatie van belang - onder meer het volgende overwogen.
(i) Dexia heeft aangevoerd dat [verweerder] misbruik maakt van zijn bevoegdheid ex art. 35 Wbp door deze bevoegdheid te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven, namelijk om zijn processuele positie te verbeteren ten nadele van Dexia. Of een betrokkene zijn bevoegdheid misbruikt waardoor deze bevoegdheid niet kan worden ingeroepen (art. 3:15 BW jo. 3:13 BW) zal aan de hand van de concrete omstandigheden moeten worden beoordeeld. Het doel van art. 35 Wbp is om de betrokkene (in casu: [verweerder]) in de gelegenheid te stellen om na te gaan of en, zo ja, welke hem betreffende persoonsgegevens door de verantwoordelijke (in casu: Dexia) worden verwerkt, en of de weergave van zijn persoonsgegevens in de verwerking van Dexia juist is, voor het doel of de doeleinden van de verwerking volledig en ter zake dienend is en of Dexia zijn persoonsgegevens in overeenstemming met wettelijke voorschriften verwerkt. Dienaangaande heeft [verweerder] gemotiveerd gesteld dat hij wil nagaan of Dexia zijn persoonsgegevens correct heeft verwerkt, en hij heeft ter zake zelfs een procedure tegen Dexia aanhangig gemaakt met het risico van een proceskostenveroordeling. De enkele omstandigheid dat [verweerder] met de eenmaal verkregen gegevens vervolgens tevens een ander doel zou kunnen dienen, bijvoorbeeld door deze te gebruiken in een eventuele civiele procedure tegen Dexia, is ontoereikend om misbruik van recht aan te nemen. Dit kan anders zijn indien dat andere doel onrechtmatig is, maar dat heeft Dexia niet gesteld. Dexia stelt wel dat zij processuele schade zal lijden indien zij het verzoek van [verweerder] zou inwilligen, maar, zo al sprake zou kunnen zijn van schade, is dat rechtmatige schade. Ook het enkele feit dat sprake is van een conflictsituatie tussen partijen staat er niet aan in de weg dat [verweerder] gebruik maakt van zijn rechten uit de Wbp, en levert op zichzelf genomen geen misbruik van recht op. Hetgeen Dexia stelt is derhalve ontoereikend om misbruik van recht aan te nemen. Ten slotte geldt dat het verzoek van [verweerder] ex art. 35 Wbp geen doorkruising oplevert van art. 843a Rv. Beide procedures kunnen naast elkaar lopen in die zin dat (de mogelijkheid van) toepassing van de procedure van art. 843a Rv. niet aan toepassing van die van art. 35 Wbp in de weg kan staan, noch de toepassing van laatstgenoemde procedure op enigerlei wijze kan belemmeren of inperken. Daarbij is niet van belang dat voor een verzoek ex art. 35 Wbp niet dezelfde eisen gelden als voor een vordering ex art. 843a Rv. en dat Dexia niet op gelijke voet gegevens kan opvragen bij [verweerder], omdat dit nu eenmaal een gevolg is van de wettelijke regeling zoals neergelegd in de Wbp, en van de daaraan ten grondslag liggende Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995, waarbij alleen aan de betrokkene een onvoorwaardelijk recht op kennisneming van de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens is verleend. (rov. 4.6.2-4.6.3)
(ii) [Verweerder] heeft voldoende belang bij zijn verzoek ex art. 35 Wbp dat volgt uit het hem in art. 35 Wbp en in Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 verleende recht om zich vrijelijk tot de verantwoordelijke te wenden. Daaraan doet niet af dat [verweerder] van Dexia al twee overzichten van zijn persoonsgegevens heeft ontvangen (van 22 december 2003 en 11 mei 2005). Evenmin doet afbreuk aan het belang van [verweerder] dat hij reeds bekend is met de inhoud van de overeenkomst en van de tussen partijen gevoerde correspondentie en telefoongesprekken. De ratio van art. 35 Wbp is immers dat [verweerder] moet kunnen controleren of de weergave van zijn persoonsgegevens in de verwerking van Dexia juist, volledig, relevant en rechtmatig is, zodat [verweerder] in staat is om zonodig zijn correctierecht ingevolge art. 36 Wbp uit te oefenen. (rov. 4.7.1-4.7.2)
(iii) In art. 35 Wbp ligt het recht op kopieën en afschriften van persoonsgegevens besloten, alsmede het recht op transcripties van opgenomen telefoongesprekken, behoudens door Dexia te stellen bijzondere omstandigheden. Zulks sluit aan bij de Gedragscode verwerking persoonsgegevens financiële instellingen, alsmede bij het op de Wbp gebaseerde Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp (Stb. 2001, 305), welk besluit uitgaat van het verstrekken van kopieën en afschriften aan de betrokkene in het kader van de honorering van een verzoek ex art. 35 Wbp. Het feit dat Dexia kosten moet maken om aan [verweerder] kopieën en transcripties te kunnen verstrekken, en het feit dat er enige tijd gemoeid is met het traceren van de telefoongesprekken met [verweerder], leveren geen bijzondere omstandigheden op als hier bedoeld, met name niet nu genoemd besluit erin voorziet dat Dexia de daaraan verbonden (forfaitaire) kosten in rekening kan brengen bij [verweerder]. Dit een en ander geldt temeer nu het heden ten dage in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is om een betrokkene desgewenst (tegen betaling) inzage in zijn persoonsgegevens te verschaffen door middel van kopieën en transcripties, terwijl niet gebleken is dat Dexia een rechtens te respecteren belang heeft om deze stukken niet te verstrekken aan [verweerder]. Aan de hand van de betreffende kopieën en transcripties kan [verweerder] Dexia om verwijdering of correctie van zijn persoonsgegevens verzoeken en eventueel de onjuistheid of onrechtmatigheid van de verwerking hiervan bewijzen.(rov. 4.7.3-4.7.5)
(iv) Wat betreft de transcripties van opgenomen telefoongesprekken dient in ogenschouw te worden genomen dat de advocaat van Dexia tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd aan het hof heeft medegedeeld dat Dexia de bandopnamen van de telefoongesprekken bewaart met het oog op haar procespositie in eventuele civiele procedures tegen haar cliënten. Zodanig belang is dan wederzijds. Deze bewijsfunctie staat er niet aan in de weg dat [verweerder] er belang bij heeft dat Dexia aan hem transcripties verstrekt met het in de art. 35 en 36 Wbp voorziene doel. (rov. 4.7.6)
(v) Dexia heeft in eerste aanleg gesteld dat zij op grond van art. 43, onder e, Wbp geen gevolg behoeft te geven aan het verzoek van [verweerder], nu zij zich geconfronteerd ziet met een groot aantal verzoeken ex art. 35 Wbp, de honorering van al die verzoeken hoge administratieve lasten meebrengt en de bedrijfsvoering van Dexia frustreert. Daarbij heeft Dexia erop gewezen, dat zij naar aanleiding van een oproep van TROS Radar van 13 september 2004 al meer dan 3900 verzoeken ex art. 35 Wbp heeft ontvangen, en voorts dat de vereniging Payback haar leden blijkens een nieuwsbrief van 15 december 2003 heeft opgeroepen om bij Dexia een verzoek ex art. 35 Wbp in te dienen. Deze oproepen lijken volgens Dexia slechts ten doel te hebben om haar te schaden. Deze stellingen van Dexia snijden geen hout, omdat deze eraan voorbijzien dat het verzoek van [verweerder] moet worden beoordeeld als een individueel verzoek. In het onderhavige geval kan Dexia [verweerder] in elk geval niet tegenwerpen dat zij naar aanleiding van de oproepen van TROS Radar en de vereniging Payback vele verzoeken heeft ontvangen, aangezien [verweerder] zijn verzoek ruimschoots vóór de oproep van TROS Radar heeft gedaan en als onbetwist vaststaat dat [verweerder] geen lid is van de vereniging Payback, terwijl voorts gesteld noch gebleken is dat zijn verzoek het gevolg is van de oproep van deze vereniging. Waar het om gaat is of door inwilliging van het enkele verzoek van [verweerder] de administratieve lasten zodanig disproportioneel zijn dat Dexia in één van haar rechten en vrijheden wordt aangetast of dreigt te worden aangetast. Daarbij geldt dat Dexia per persoonsgegeven en per document aannemelijk zal moeten maken dat dit het geval is, aangezien art. 43 Wbp slechts de mogelijkheid biedt om art. 35 Wbp buiten toepassing te laten voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de in art. 43 Wbp genoemde gronden. Dexia heeft echter gesteld noch aannemelijk gemaakt dat de honorering van (onderdelen van) het verzoek van [verweerder] tot zodanige disproportionele administratieve lasten leidt, temeer daar Dexia in eerste aanleg in alinea nr. 28 van haar verweerschrift zelf heeft gesteld dat er op zichzelf geen enkel beletstel is om aan het verzoek van [verweerder] te voldoen. Het beroep van Dexia op art. 43, onder e, Wbp gaat daarom niet op. (rov. 4.8.1-4.8.3)
(vi) Dexia kan niet volstaan met de verstrekking aan [verweerder] van een samenvatting van diens persoonsgegevens. Zij zal [verweerder] kopieën moeten geven van documenten waarin zijn persoonsgegevens zijn opgenomen. In dit geding behoeft Dexia geen kopie van de met [verweerder] gesloten overeenkomst te verstrekken, omdat [verweerder] daarbij geen belang heeft, nu hij reeds over een kopie van de destijds door hem ondertekende en naar Dexia teruggestuurde overeenkomst beschikt. Dexia moet [verweerder] transcripties van de opgenomen telefoongesprekken verstrekken, omdat hij daarop recht heeft en het bestanden betreft in de zin van art. 1, aanhef en onder c, Wbp. Dexia bewaart deze banden immers als bewijsmateriaal. Het hof verzoekt Dexia, gelet op de daarmee gemoeide kosten, in dit geding niet om transcripties van de opgenomen telefoongesprekken over te leggen. Indien [verweerder] deze transcripties tegen betaling wenst te ontvangen, dient hij zich hiervoor rechtstreeks tot Dexia te wenden. Dexia behoeft geen kopieën over te leggen van interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van Dexia bevatten en uitsluitend zijn bedoeld voor intern overleg en beraad, aangezien [verweerder] daarop geen recht heeft, waarbij het hof verwijst naar HR 24 januari 2003, nr. C01/143, NJ 2003, 491 en art. 2 lid 2, onder a, Wbp. Dat wordt anders als deze notities in een bestand worden opgenomen. Onder bovenbedoelde interne notities kunnen niet worden begrepen notities van persoonsgegevens die Dexia bij derden heeft opgevraagd zoals bij het BKR, of notities van persoonsgegevens die Dexia heeft opgevraagd bij [verweerder] zelf, bijvoorbeeld in verband met het opstellen van zijn cliëntenprofiel. Laatstbedoelde notities vallen dus wél onder het recht op kennisneming ingevolge art. 35 Wbp. (rov. 4.9.2-4.10.10)
Bij aanvullende beschikking van 9 februari 2006 heeft het hof na een daartoe strekkend verzoek van Dexia, en na het horen van [verweerder] daarover, aan Dexia verlof verleend om cassatieberoep in te stellen tegen zijn beschikking van 16 januari 2006.