3.2 Bij inleidend verzoekschrift heeft [verweerder] de rechtbank op de voet van art. 46 lid 1 Wbp verzocht Dexia te bevelen om zijn verzoek ingevolge art. 35 Wbp alsnog toe te wijzen. De rechtbank heeft Dexia bevolen om aan [verweerder] een schriftelijk overzicht als bedoeld in art. 35 lid 2 Wbp te verstrekken, zulks met inachtneming van hetgeen de rechtbank hieromtrent in haar beschikking heeft overwogen. Met betrekking tot het voor [verweerder] uit art. 35 lid 2 Wbp voortvloeiende recht op een overzicht van zijn persoonsgegevens heeft de rechtbank overwogen, dat dit niet het recht op kopieën omvat, zodat [verweerder] geen recht heeft op een kopie van de overeenkomst, het risicoprofiel, afschriften van dividenduitkeringen en de overige op hem betrekking hebbende documenten.
De aankoopbewijzen van de in de overeenkomst genoemde aandelen zijn naar het oordeel van de rechtbank geen persoonsgegevens als bedoeld in art. 1, aanhef en onder a, Wbp, nu deze betrekking hebben op diverse aandelen die voor meerdere contracten gebundeld zijn aangekocht. Bandopnamen van met [verweerder] gevoerde telefoongesprekken vallen eveneens buiten het bereik van de Wbp, omdat zij geen bestand vormen in de zin van art. 2 lid 1 Wbp. Dit is slechts anders bij telefoongesprekken die op digitale of schriftelijke wijze zijn vastgelegd en persoonsgegevens bevatten. Deze dienen te worden vermeld in het door Dexia op grond van art. 35 lid 2 Wbp te verstrekken overzicht, aldus de rechtbank.
In het door Dexia ingestelde hoger beroep heeft het hof Dexia verzocht uiterlijk op 13 februari 2006 de in rov. 4.10.10 van zijn beschikking genoemde schriftelijke inlichtingen te geven, en de in die rechtsoverweging bedoelde, onder Dexia berustende stukken in te zenden en tegelijk met de verzending van de bovenstaande inlichtingen en stukken aan het hof een afschrift hiervan aan [verweerder] te sturen. Daartoe heeft het hof - voorzover in cassatie van belang - het volgende overwogen.
(i) Dexia heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat [verweerder] zijn bevoegdheid uit art. 35 Wbp jegens Dexia misbruikt. Het verzoek van [verweerder] is als een serieus op art. 35 Wbp gebaseerd verzoek op te vatten. De enkele omstandigheid dat [verweerder] met de eenmaal verkregen gegevens vervolgens tevens een ander doel zou kunnen dienen, bijvoorbeeld door deze te gebruiken in een eventuele civiele procedure tegen Dexia of tegen de tussenpersoon van [verweerder], is ontoereikend om misbruik van recht aan te nemen. Dexia stelt wel dat zij processuele schade zal lijden, maar, zo al sprake zou kunnen zijn van schade, is dat rechtmatige schade. Ook het enkele feit dat sprake is van een conflictsituatie tussen partijen staat niet eraan in de weg dat [verweerder] gebruik maakt van zijn rechten uit de Wbp, en levert op zichzelf genomen geen misbruik van recht op. Het verzoek van [verweerder] ex art. 35 Wbp levert ook geen doorkruising van art. 843a Rv. op. Beide procedures kunnen naast elkaar lopen in die zin dat (de mogelijkheid van) toepassing van de procedure van art. 843a Rv. niet aan toepassing van die van art. 35 Wbp in de weg kan staan, noch de toepassing van laatstgenoemde procedure op enigerlei wijze kan belemmeren of inkorten. Daarbij is niet van belang dat voor een verzoek ex art. 35 Wbp niet dezelfde eisen gelden als voor een vordering ex art. 843a Rv. en dat Dexia niet op gelijke voet gegevens kan opvragen bij [verweerder], omdat dit nu eenmaal een gevolg is van de wettelijke regeling zoals neergelegd in de Wbp, en van de daaraan ten grondslag liggende Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995, waarbij alleen aan de betrokkene een onvoorwaardelijk recht op kennisneming van de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens is verleend. Voorts heeft Dexia niet aannemelijk gemaakt dat [verweerder] zijn verzoek met geen ander doel heeft gedaan dan om Dexia financiële schade toe te brengen en haar bedrijfsvoering te frustreren, zodat op deze grond evenmin misbruik van recht kan worden aangenomen. Anders dan Dexia heeft gesteld, volgt het tegendeel niet uit het enkele feit dat [verweerder], net als vele anderen, gebruik heeft gemaakt van een voorbeeldbrief van TROS Radar, temeer daar uit de op de website van TROS Radar gegeven toelichting op deze brief geenszins blijkt dat het de bedoeling is om Dexia op collectieve wijze te schaden in haar bedrijfsvoering. Bovendien acht het hof het bepaald niet onaannemelijk dat een betrokkene zoals [verweerder], die niet juridisch geschoold is, eerst een schriftelijk verzoek ex art. 35 Wbp doet nadat hem daartoe een voorbeeldbrief is aangereikt. (rov. 4.6.2-4.6.3)
(ii) [Verweerder] heeft voldoende belang bij zijn verzoek dat volgt uit het hem in art. 35 Wbp en in Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 verleende recht om zich vrijelijk tot de verantwoordelijke te wenden. Aan het belang van [verweerder] doet geen afbreuk dat hij reeds bekend is met de inhoud van de overeenkomst en van de tussen partijen gevoerde correspondentie en telefoongesprekken. De ratio van art. 35 Wbp is immers dat [verweerder] moet kunnen controleren of de weergave van zijn persoonsgegevens in de verwerking van Dexia juist, volledig, relevant en rechtmatig is, zodat [verweerder] in staat is om zonodig zijn correctierecht ingevolge art. 36 Wbp uit te oefenen. (rov. 4.7.1-4.7.2)
(iii) In art. 35 Wbp ligt het recht op kopieën en afschriften van persoonsgegevens besloten, alsmede het recht op transcripties van opgenomen telefoongesprekken, behoudens door Dexia te stellen bijzondere omstandigheden. Zulks sluit aan bij de Gedragscode verwerking persoonsgegevens financiële instellingen, alsmede bij het op de Wbp gebaseerde Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp (Stb. 2001, 305), welk besluit uitgaat van het verstrekken van kopieën en afschriften aan de betrokkene in het kader van de honorering van een verzoek ex art. 35 Wbp. Het feit dat Dexia kosten moet maken om aan [verweerder] kopieën en transcripties te kunnen verstrekken, en het feit dat er enige tijd gemoeid is met het traceren van de telefoongesprekken met [verweerder], leveren geen bijzondere omstandigheden op als hier bedoeld, met name niet nu genoemd besluit erin voorziet dat Dexia de daaraan verbonden (forfaitaire) kosten in rekening kan brengen bij [verweerder]. Dit een en ander geldt temeer nu het heden ten dage in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is om een betrokkene desgewenst (tegen betaling) inzage in zijn persoonsgegevens te verschaffen door middel van kopieën en transcripties, terwijl niet gebleken is dat Dexia een rechtens te respecteren belang heeft om deze stukken niet te verstrekken aan [verweerder]. Aan de hand van de betreffende kopieën en transcripties kan [verweerder] Dexia om verwijdering of correctie van zijn persoonsgegevens verzoeken en eventueel de onjuistheid of onrechtmatigheid van de verwerking hiervan bewijzen.(rov. 4.7.3-4.7.5)
(iv) Wat betreft de transcripties van opgenomen telefoongesprekken dient in ogenschouw te worden genomen dat de advocaat van Dexia tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd aan het hof heeft medegedeeld dat Dexia de bandopnamen van de telefoongesprekken bewaart met het oog op haar procespositie in eventuele civiele procedures tegen haar cliënten. Zodanig belang is dan wederzijds. Deze bewijsfunctie staat er niet aan in de weg dat [verweerder] er belang bij heeft dat Dexia aan hem transcripties verstrekt met het in de art. 35 en 36 Wbp voorziene doel. (rov. 4.7.6)
(v) Dexia heeft in eerste aanleg gesteld dat zij op grond van art. 43, onder e, Wbp geen gevolg behoeft te geven aan het verzoek van [verweerder], (a) omdat zulks noodzakelijk is in het belang van de bescherming van haar rechten en vrijheden nu zij zich geconfronteerd ziet met meer dan 3800 verzoeken ex art. 35 Wbp, de honorering van al die verzoeken hoge administratieve lasten meebrengt, een onevenredige inspanning van haar vergt en de bedrijfsvoering van Dexia frustreert en (b) nu het hier gaat om een gestandaardiseerd verzoek dat een rechtstreeks gevolg is van de oproep van TROS Radar, welke oproep ertoe strekt om Dexia op collectieve wijze te schaden. Deze stellingen van Dexia snijden geen hout, omdat deze eraan voorbijzien dat het verzoek van [verweerder] moet worden beoordeeld als een individueel verzoek, terwijl niet gebleken is dat de bedoeling van de oproep van TROS Radar is om Dexia op collectieve wijze te schaden in haar bedrijfsvoering, en evenmin dat [verweerder] die bedoeling heeft. Waar het om gaat is of door de inwilliging van het enkele verzoek van [verweerder] de administratieve lasten zodanig disproportioneel zijn dat Dexia in één van haar rechten en vrijheden wordt aangetast of dreigt te worden aangetast Daarbij geldt dat Dexia per persoonsgegeven en per document aannemelijk zal moeten maken dat dit het geval is, aangezien art. 43 Wbp slechts de mogelijkheid biedt om art. 35 Wbp buiten toepassing te laten voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de in art. 43 Wbp genoemde gronden. Dexia heeft echter gesteld noch aannemelijk gemaakt dat honorering van (onderdelen van) het verzoek van [verweerder] tot zodanige disproportionele administratieve lasten leidt, temeer daar Dexia in eerste aanleg in alinea nr. 18 van haar verweerschrift zelf heeft gesteld dat er op zichzelf geen enkel beletsel is om aan het verzoek van [verweerder] te voldoen. Dexia heeft nagelaten aan te geven in hoeverre [verweerder] zijn verzoek had moeten specificeren en waarom de beantwoording ervan een onevenredige inspanning van haar zou vergen.(rov. 4.8.1-4.8.3)
(vi) Dexia kan niet volstaan met de verstrekking aan [verweerder] van een samenvatting van diens persoonsgegevens. Zij zal [verweerder] kopieën moeten geven van documenten waarin zijn persoonsgegevens zijn opgenomen. In dit geding behoeft Dexia geen aankoopbewijzen van effecten over te leggen, nu deze geen persoonsgegevens van [verweerder] bevatten. Dexia moet [verweerder] transcripties van de opgenomen telefoongesprekken verstrekken, omdat hij daarop recht heeft en het bestanden betreft in de zin van art. 1, aanhef en onder c, Wbp. Dexia bewaart deze banden immers als bewijsmateriaal. Het hof verzoekt Dexia, gelet op de daarmee gemoeide kosten, in dit geding niet om transcripties van de opgenomen telefoongesprekken over te leggen. Indien [verweerder] deze transcripties tegen betaling wenst te ontvangen, dient hij zich hiervoor rechtstreeks tot Dexia te wenden. Dexia behoeft geen kopieën over te leggen van interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van Dexia bevatten en uitsluitend zijn bedoeld voor intern overleg en beraad, aangezien [verweerder] daarop geen recht heeft, waarbij het hof verwijst naar HR 24 januari 2003, nr. C01/143, NJ 2003, 491 en art. 2 lid 2, onder a, Wbp. Dat wordt anders als deze notities in een bestand worden opgenomen. Onder bovenbedoelde interne notities kunnen niet worden begrepen notities van persoonsgegevens die Dexia bij derden heeft opgevraagd zoals bij het BKR, of notities van persoonsgegevens die Dexia heeft opgevraagd bij [verweerder] zelf, bijvoorbeeld in verband met het opstellen van zijn cliëntenprofiel. Laatstbedoelde notities vallen dus wél onder het recht op kennisneming ingevolge art. 35 Wbp. (rov. 4.9.2-4.10.11)
Bij aanvullende beschikking van 9 februari 2006 heeft het hof na een daartoe strekkend verzoek van Dexia, en na het horen van [verweerder] daarover, aan Dexia verlof verleend om cassatieberoep in te stellen tegen zijn beschikking van 16 januari 2006.