Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2023 in de zaak tussen
[eiseres] B.V. uit [plaats] , eiseres
de Staat der Nederlanden(de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
Eiseres heeft allereerst de grootte van het vloeroppervlak van de winkel bestreden. Volgens eiseres volgt uit de Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG-registratie) dat het vloeroppervlak 279 m² bedraagt, terwijl de heffingsambtenaar is uitgegaan van een vloeroppervlak van 318 m².
8. Partijen zijn het er over eens dat de waarde van de winkel moet worden bepaald met de methode van huurwaardekapitalisatie (HWK-methode). Bij de HWK-methode worden de huurwaarde en de kapitalisatiefactor afgeleid uit huur- en verkooptransacties van vergelijkbare bedrijfsobjecten. De rechtbank acht met partijen deze methode bruikbaar ter bepaling van de waarde van dit winkelpand.
.Dit betekent dat de procedure bijna 30 maanden heeft geduurd. De redelijke termijn is dus met bijna zes maanden overschreden. In dat geval wordt immateriële schade verondersteld en dient als uitgangspunt voor de schadevergoeding voor deze overschrijding een tarief te worden gehanteerd van € 500 per half jaar (naar boven afgerond) waarmee die termijn is overschreden, wat betekent dat eiseres in totaal een vergoeding toekomt van € 500. De rechtbank is van oordeel dat de termijnoverschrijding van bijna zes maanden zowel aan de bezwaarfase als de beroepsfase moet worden toegerekend. Daarbij geldt dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt, en de beroepsfase voor zover die meer dan anderhalf jaar in beslag neemt. De redelijke termijn voor de bezwaarfase is (naar boven afgerond) [7] met bijna vier maanden overschreden, waarbij geen uitzondering geldt voor gevallen waarin de heffingsambtenaar, zoals in deze zaak, op grond van artikel 30, negende lid, van de Wet WOZ uitspraak mag doen na afloop van de voor bezwaarprocedures normaliter op grond van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb geldende termijn van zes weken. De termijnoverschrijding in de beroepsfase is iets meer dan een maand. Omdat de overschrijding van de redelijke termijn zowel aan de bezwaar- als aan de beroepsfase moet worden toegerekend, wordt de veroordeling tot vergoeding van de schade naar evenredigheid met de mate waarin de overschrijding aan de bezwaar- en aan de beroepsfase kan worden toegerekend, uitgesproken ten laste van de heffingsambtenaar respectievelijk de Staat. [8] Dat betekent dat, om redenen van eenvoud en uitvoerbaarheid, de heffingsambtenaar 2/3 deel van € 500 dient te vergoeden, dus € 333,33 en de Staat 1/3 deel van € 500, dus € 166,67.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
vermindert de daarop gebaseerde aanslag OZB overeenkomstig die waarde;
eiseres;
immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 333,33;
het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 166,67.