ECLI:NL:RBZWB:2023:1939
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking en aanslag onroerende-zaakbelastingen
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een WOZ-beschikking en een aanslag onroerende-zaakbelastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn woning voor het jaar 2020, die was vastgesteld op € 147.000. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 28 februari 2023 bereikten partijen overeenstemming over de waarde van de woning, die nu op € 125.000 werd vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de eerdere uitspraak op bezwaar.
Daarnaast verzocht de belanghebbende om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn met meer dan een jaar was overschreden en kende een schadevergoeding toe van € 150. Ook werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de belanghebbende, die in totaal € 2.266 bedroegen. De rechtbank besliste dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 48 aan de belanghebbende moest vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank benadrukte dat een hogerberoepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.