ECLI:NL:RBOBR:2020:4984

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
20/834T
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beëindiging Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 14 oktober 2020, staat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres centraal. Eiseres had zich ziekgemeld vanuit een WW-recht van 16 uren per week, maar het UWV verklaarde haar arbeidsgeschikt en beëindigde haar ZW-uitkering. Eiseres, die ook werkte voor 24 uren per week, betwistte deze beslissing, omdat haar totale urenomvang van 42 uren per week de door het UWV vastgestelde belastbaarheid van 40 uren per week overschreed. De rechtbank oordeelt dat het UWV een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd door uit te gaan van de non-activiteit van eiseres en biedt het UWV de kans om dit motiveringsgebrek te herstellen. De rechtbank benadrukt dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld, maar dat de beoordeling van de geschiktheid van eiseres voor haar werk niet correct is uitgevoerd. De rechtbank stelt het UWV in de gelegenheid om binnen tien weken het gebrek te herstellen, waarbij het UWV moet onderzoeken of eiseres in staat is haar werkzaamheden te verrichten zonder haar belastbaarheid te overschrijden. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/834 - T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.D. Koren),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: A.G. Lavrijsen).

Procesverloop

Eiseres ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Op 7 november 2019 heeft het UWV besloten dat eiseres vanaf 31 oktober 2019 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat zij weer arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In het besluit van 10 februari 2020 (het bestreden besluit) staat dat het UWV het bezwaar ongegrond heeft verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 21 september 2020. De gemachtigde van het UWV was aanwezig. Eiseres en haar gemachtigde hebben de rechtbank laten weten dat zij niet aanwezig zouden zijn.

Wat ging er aan de zaak vooraf?

1. Eiseres werkte vanaf 15 juni 2016 als sociaal raadsvrouw bij de [naam] voor 8 uren per week. Op 1 december 2016 werd dit dienstverband voortgezet voor 24 uren per week. Vanaf 1 februari 2017 werd het dienstverband voortgezet voor maximaal 16 uren per week. Per diezelfde datum werd eiseres op non-actief gesteld en hoefde zij geen werkzaamheden meer te verrichten. Het dienstverband eindigde op 31 december 2017. Vervolgens ontving eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) voor 16 uren per week. Zij meldde zich vanaf 29 juli 2019 ziek voor het WW-recht en ontving vanaf die datum een ZW-uitkering. Op 24 oktober 2019 vond een medisch onderzoek plaats. Dat leidde tot de besluiten onder het kopje ‘Procesverloop’.
2. Eiseres werkte sinds 1 januari 2017 ook als sociaal raadsvrouw bij [naam] voor 24 uren per week. Dat dienstverband is op enig moment uitgebreid naar 26 uren per week. Voor dit werk meldde eiseres zich niet ziek.

Waar gaat de zaak over?

3. Het UWV heeft besloten dat eiseres vanaf 31 oktober 2019 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. De rechtbank moet beoordelen of dat terecht is. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiseres haar arbeid kan verrichten. Onder haar arbeid verstaat het UWV het werk van de sociaal raadsvrouw op basis van non-activiteit zonder verdere verplichtingen al dan niet in dienst van een soortgelijke werkgever. Voor dit werk is eiseres geschikt, want haar belastbaarheid wordt in samenloop met haar functie bij [naam] niet overschreden.
4. Eiseres is het daar niet mee eens. Daarom heeft zij beroep ingesteld. Zij voert kort samengevat aan dat het besluit niet zorgvuldig is genomen. Het UWV heeft onvoldoende rekening gehouden met haar klachten en beperkingen. Zij is nog steeds arbeidsongeschikt en niet in staat de functie die zij in het verleden verrichtte te combineren met haar werk bij [naam] .

Wat zijn de wettelijke regels?

5. Iemand heeft recht op ziekengeld als hij zijn arbeid niet kan verrichten als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte. Dat staat in artikel 19 van de ZW. Als iemand geen werkgever heeft, dan wordt onder zijn arbeid verstaan de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever kenmerkend voor zijn arbeid zijn. Dit is geregeld in artikel 19, vijfde lid, van de ZW.
6. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft over artikel 19, vijfde lid, van de ZW overwogen dat deze bepaling is geschreven met het doel om voor vangnetters zonder werkgever het begrip zijn arbeid te verruimen door, in het geval sprake is van bijzondere aspecten van het werk die een werkhervatting in de weg staan, deze buiten beschouwing te laten. [1] Gelet op dit doel dienen alleen bijzondere verzwarende aspecten van het laatst verrichte werk buiten beschouwing gelaten te worden en bijzondere verlichtende aspecten niet. [2]
7. Als iemand tijdens de WW-periode gedeeltelijk is gaan werken in een andere functie is de combinatie van die werkzaamheden de maatstaf waarvan moet worden uitgegaan. [3]
8. Het UWV mag zijn besluit over de geschiktheid van eiseres voor haar arbeid baseren op een verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De rapporten van de verzekeringsartsen moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. De rapporten:
- moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- mogen geen tegenstrijdigheden bevatten;
- moeten conclusies bevatten die logisch voortvloeien uit de bevindingen.
9. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Als eiseres de inhoudelijke medische beoordeling van de verzekeringsarts aanvecht, dan is het in beginsel niet voldoende dat zij alleen stelt dat zij verdergaande beperkingen heeft dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Zij zal dat standpunt moeten onderbouwen, bijvoorbeeld met medische informatie.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

10. De rechtbank is van oordeel dat het onzorgvuldig is geweest dat de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B) het medisch advies dat eiseres in bezwaar heeft ingediend niet in de heroverweging heeft betrokken. Dat gebrek is echter in beroep hersteld en eiseres is daardoor niet benadeeld. Daarom passeert de rechtbank dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor het overige heeft het medisch onderzoek zorgvuldig plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 27 mei 2020. Het UWV heeft voldoende onderzoek gedaan naar de functies die eiseres heeft verricht. Maar het UWV heeft niet de juiste maatstaf arbeid gehanteerd. Dat betekent dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en wat de gevolgen daarvan zijn.
Zorgvuldigheid
11. Het onderzoek door de verzekeringsartsen heeft zorgvuldig plaatsgevonden. De rechtbank baseert dat oordeel op hun bevindingen. De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op zijn spreekuur van 24 oktober 2019. Hij heeft haar toen lichamelijk en psychisch onderzocht en met haar gesproken over onder andere haar arbeidsverleden, klachten en behandelingen en haar daginvulling. De verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B) heeft het dossier bestudeerd en het bezwaarschrift gelezen. Zij was ook aanwezig bij de hoorzitting. In beroep heeft zij de rapportage van de medisch adviseur van eiseres alsnog meegewogen. Daarmee is het zorgvuldigheidsgebrek hersteld. De rechtbank heeft geen tegenstrijdigheden aangetroffen in de rapporten van de verzekeringsartsen en hun conclusies vloeien logisch voort uit hun bevindingen.
Medisch inhoudelijke beoordeling
12. De verzekeringsarts B&B heeft vanwege de psychische klachten van eiseres beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden. De allergie voor gras en huisstofmijt is ook in de FML opgenomen. De verzekeringsarts B&B heeft in haar rapport van 27 mei 2020 goed gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet voor verdergaande beperkingen. De rechtbank heeft geen redenen om daaraan te twijfelen, want eiseres heeft niet met medische informatie onderbouwd dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat.
Maatstaf arbeid
13. Het UWV heeft een goed beeld gekregen van de functie van sociaal raadsvrouw van eiseres bij de [naam] en [naam] doordat de verzekeringsartsen met haar hebben gesproken over de inhoud van die functie. Eiseres heeft haar werkzaamheden ook beschreven in vragenlijsten. Het UWV heeft echter een onjuiste maatstaf arbeid gehanteerd door uit te gaan van de situatie waarin eiseres op non-actief was gesteld. Zij maakte op dat moment geen arbeidsuren meer en zij was daartoe ook niet gehouden. Die omstandigheid was niet in de werkzaamheden zelf gelegen, maar in de situatie tussen eiseres en haar werkgever. Door de non-activiteit was er geen tijds- of tempodruk en geen enkele andere psychische of fysieke belasting. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een uitzonderlijke situatie met extreem verlichtende omstandigheden. Deze situatie valt niet te scharen onder de rechtspraak van de CRvB over bijzonder verlichtende omstandigheden in het werk. Bij de beoordeling van de geschiktheid van eiseres voor haar werk hadden deze omstandigheden daarom wel buiten beschouwing moeten worden gelaten. [4] Dat betekent dat voor de maatstaf arbeid de werkzaamheden van de sociaal raadsvrouw gelden zoals eiseres die tot 1 februari 2017 bij de [naam] verrichtte. De gezamenlijke belasting van dit werk en het werk van eiseres bij [naam] mag haar belastbaarheid niet overschrijden.

Wat zijn de gevolgen van het oordeel van de rechtbank?

13. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het UWV in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Het gebrek kan hersteld worden met een aanvullende motivering of met een nieuwe beslissing op bezwaar als dat nodig is. Om het gebrek te herstellen, moet het UWV onderzoeken of eiseres in staat is het werk van sociaal raadsvrouw zoals zij dat feitelijk deed voordat zij op non-actief werd gesteld te verrichten in combinatie met haar werk van sociaal raadsvrouw bij [naam] en of haar belastbaarheid daarbij niet wordt overschreden. Met andere woorden, het UWV moet dus onderzoeken of eiseres geschikt is voor de maatgevende functie als de bijzonder verlichtende omstandigheden wel buiten beschouwing worden gelaten. Als de combinatie van de functies ertoe leidt dat de medisch gemaximeerde urenomvang van 8 uren per dag en 40 uren per week wordt overschreden, zal het UWV goed moeten motiveren of dit past binnen de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op tien weken na verzending van deze tussenuitspraak.
14. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. In beginsel, ook in de situatie dat het UWV de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
15. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877).
16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het UWV op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen tien weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
drs. J.G.J. van Geesink, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 14 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.CRvB 6 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ0672
2.CRvB 3 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9068, 16 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3260, 3 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3214 en 17 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3091
3.CRvB 2 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2357
4.Zie bijvoorbeeld ook CRvB 31 januari 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7665 en 20 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3237