ECLI:NL:CRVB:2015:3260
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld en de zorgvuldigheid van medische onderzoeken door verzekeringsartsen
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het ziekengeld van appellant, die van 1 februari 2011 tot 1 augustus 2012 als schoonmaker in een fastfoodrestaurant werkte. Appellant meldde zich op 19 september 2012 ziek vanwege nek- en schouderklachten, die voortkwamen uit een kogel in zijn nek. Het Uwv besloot op 14 november 2012 dat appellant per 19 november 2012 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij weer geschikt werd geacht voor zijn eigen werk. Dit besluit werd later herzien, en appellant kreeg opnieuw recht op ziekengeld. Echter, op 28 maart 2013 besloot het Uwv het recht op ziekengeld per 29 mei 2013 te beëindigen, wat appellant aanvecht.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en appellant ging in hoger beroep. In hoger beroep werd betoogd dat het Uwv ten onrechte terugkwam op het eerdere besluit en dat er geen deugdelijk onderzoek naar de beperkingen van appellant had plaatsgevonden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de juiste maatstaf hadden gehanteerd. De Raad bevestigde dat de verlichtende omstandigheden in de werkzaamheden van appellant niet buiten beschouwing mochten worden gelaten.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.