Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Zwolle, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 70.000 als winst uit onderneming in aanmerking zal worden genomen, daarnaast wordt er geen aftrek ter zake van ziektekosten en scholingsuitgaven verleend. Het aldus vastgestelde verzamelinkomen bedroeg € 83.076.
“ 2.4 Bedrijfsactiviteiten
“Beoordeling van uw bezwaar
Mondelinge toelichting
Ik heb afgezien van het horen op grond van artikel 7:3 onderdeel b Algemene Wet Bestuursrecht, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond is.”
8 juni 2010 bezwaar heeft gemaakt en dat verweerder met dagtekening 13 december 2012 uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De bezwaarfase heeft dientengevolge ruim twee en een half jaar geduurd. Ondanks deze lange bezwaarfase is eiser niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord, zie 1.6. Daarnaast blijkt uit paragraaf 6.1 van het controlerapport dat er ook geen eindbespreking over de resultaten van het boekenonderzoek c.q. het controlerapport heeft plaatsgevonden. Eiser heeft dus pas in de beroepsfase de mogelijkheid gekregen om daarover gehoord te worden.
gehoudenkan zijn tot het doen van aangifte als hij is uitgenodigd. Van een
vereisteaangifte kan dus alleen sprake zijn als een belastingplichtige is uitgenodigd tot het doen van aangifte. Ook uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad over het niet doen van de vereiste aangifte volgt dat hierbij moet worden gekeken naar de eisen uit artikel 8 van de Awr (zie HR 28 maart 1979, ECLI:NL:HR:1979:AX2688). Nu vast staat dat eiser niet is uitgenodigd tot het doen van aangifte is de rechtbank van oordeel dat eiser ook niet
gehoudenwas tot het doen van aangifte en dat er dus ook geen sprake kan zijn van het niet doen van een
vereisteaangifte, ook niet wegens inhoudelijke gebreken (vergelijk Rechtbank Zeeland-West-Brabant 30 juni 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:4226). Aldus komt de rechtbank niet toe aan de in 5.3 bedoelde toetsing aan de criteria die gelden voor de inhoudelijke gebreken
Beslissing
L.S. Langius, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2017.