Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de meervoudige douanekamer van 19 november 2024 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Douane, verweerder.
Procesverloop
€ 1.751.217,47 aan invoerrechten (te weten € 1.440.909,29 aan antidumpingrechten en
€ 310.308,18 aan compenserende rechten) en € 195.066,17 aan vanaf 1 mei 2016 verschuldigde rente op achterstallen.
20 september 2024 heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank bepaald dat de door verweerder gevraagde geheimhouding van de onleesbaar gemaakte delen van bijlage 17 gerechtvaardigd is.
Bijlage 13 bij het verweerschrift, subbijlage 6, is een volledig overzicht van de aangiften. Ik zie nu dat het schema is gaan schuiven waardoor niet alles meer goed loopt.
Ik dacht dat over aangifte NL0168 wel iets is gezegd in de vooraankondiging of in de uitspraak op bezwaar. Er staat echter niets over het niet op elkaar aansluiten van de nummers. Ik zie nu dat er geen link is dus de heffing vervalt. (…) Voor de aangifte NL0181 geldt hetzelfde en kan ik geen link maken. Ook die heffing moet vervallen. De rechtbank houdt mij voor dat bij de aangifte NL0183 in de laatste kolom 10 containernummers zijn vermeld terwijl op de aangiften in Nederland 15 containernummers zijn vermeld. Ik begrijp- nu dat de douanewaarde van € […] ziet op 15 containers. Dit moeten 10 containers zijn dus er moet 1/3 van de waarde af en 1/3 van de heffing. Ik weet niet hoe die 5 containers in de utb zijn gekomen. De containers staan niet op de D5-aangiften maar wel op de invoeraangiften. Ik denk dat is gedacht dat over alle 15 containers moest worden geheven omdat 10 containers uit China kwamen. Ik vind dat niet correct. Die 5 containers moeten er uit want daarvan is niet zeker dat ze via D5- en L1-aangiften zijn gekomen. (…)”
Geschil
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Verzoek om vergoeding van immateriële schade
Proceskosten en griffierecht
10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526).
Beslissing
€ 833,33; en
mr. W.M.C. Schipper, leden, in aanwezigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.