Uitspraak
[X 1] B.V.te
[Z]en
[X 2] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 2 mei 2013, nrs. 11/00598 en 11/00599, betreffende uitnodigingen tot betaling van douanerechten.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbenden tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op 2 mei 2013 de uitnodigingen tot betaling van douanerechten heeft bevestigd. De belanghebbenden, [X 1] B.V. en [X 2] B.V., ontvingen op 23 oktober 2009 afzonderlijke aanslagbiljetten voor douanerechten. Na bezwaar tegen deze uitnodigingen, heeft de Inspecteur de uitnodigingen gehandhaafd, maar de Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep ongegrond. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarop de belanghebbenden in cassatie gingen.
De Hoge Raad oordeelt dat de Inspecteur na de vernietiging van eerdere uitnodigingen tot betaling, opnieuw mededelingen kon doen over de douanerechten. Dit was mogelijk omdat de Inspecteur de boekingen in zijn administratie had gehandhaafd, ondanks procedurele gebreken bij de eerdere uitnodigingen. De Hoge Raad verwijst naar relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die bevestigt dat een tweede mededeling kan worden gedaan indien de eerste op formele gronden is vernietigd.
De Hoge Raad concludeert dat de Inspecteur niet in strijd heeft gehandeld met het Unierecht door opnieuw mededelingen te doen van de geboekte douanerechten. De argumenten van de belanghebbenden dat de douaneschuld door de vernietiging van de oorspronkelijke uitnodigingen zou zijn tenietgegaan, worden verworpen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.