ECLI:NL:RBNHO:2023:454
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde waarde van onroerende zaak en vergoeding van immateriële schade
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Gemeente Zaanstad. Eiser, eigenaar van een woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak, die per 1 januari 2019 op € 300.000 was vastgesteld. De heffingsambtenaar had het bezwaar ongegrond verklaard en de waarde gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de taxateur van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar met een taxatierapport aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiser heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn is overschreden met afgerond tien maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000, te verdelen tussen verweerder en de Staat. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om schadevergoeding toe, waarbij de schadevergoeding rechtstreeks aan eiser wordt uitbetaald.