ECLI:NL:RBNHO:2022:2158

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
15.047418.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van grote geldbedragen na schietincident in Bergen aan Zee

Op 11 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietincident in Bergen aan Zee, waarbij het slachtoffer is overleden. De verdachte en medeverdachten werden enkele dagen na het incident geobserveerd door de politie, waarna zij in een hotel in Amsterdam werden aangehouden. Tijdens doorzoekingen in de hotelkamers werden grote hoeveelheden contant geld en wapens aangetroffen. De verdachte werd beschuldigd van witwassen van geld, met bedragen die opliepen tot meer dan 500.000 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft verklaard dat zij het geld had gekregen van haar man en dat het afkomstig was uit de verkoop van een auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat de geldbedragen niet van misdrijf afkomstig waren. Uiteindelijk werd de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van witwassen en schuldwitwassen, en kreeg zij een gevangenisstraf van 25 maanden opgelegd. De rechtbank verklaarde ook dat een aantal in beslag genomen voorwerpen, waaronder een geldbedrag en een iPhone, verbeurd werden verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.047418.21 (P)
Uitspraakdatum: 11 maart 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 februari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum- en plaats],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht, locatie Nieuwersluis.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Sarian en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan deverdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 februari 2021 tot
en met 18 februari 2021, te Bergen aan Zee en/of Katwoude en/of te Amsterdam,
in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 498.150
(kamer 819, kledingkast en Samsonite koffer) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) EUR 1.850 (kamer 819, geld op bed)
en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 1.545 (kamer
820, in portemonnee en kluis),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een
of meer van die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl zij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Feit 2
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 februari 2021 tot
en met 18 februari 2021, te Bergen aan Zee en/of Katwoude en/of te Amsterdam,
in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van (ongeveer) EUR 1.300 (kamer 819, in koffer op bed
in zwarte handschoenen) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) EUR 5.180 (kamer 819, in koffer op bed
in zakje mondmaskers) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) EUR 1.600 (kamer 819, in koffer op bed
in trainingsbroek),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een
of meer van die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl zij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
Feit 3
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 januari 2021 tot en
met 18 februari 2021, te Bergen aan Zee en/of Katwoude en/of te Amsterdam, in
ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van (ongeveer) EUR 663 (kamer 819, in Guess tas in
portemonnee) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) EUR 8.840 (kamer 819, in grote vak van
Guess tas) en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 2.217
(Moneytransfers),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een
of meer van die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl zij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingOp 16 februari 2021 is te Bergen aan Zee [slachtoffer] neergeschoten. Het slachtoffer is later aan zijn verwondingen overleden.

Binnen het onderzoek 26Edgerton, een lopend onderzoek van de Landelijke Eenheid aangaande de handel in cocaïne, is het telefoonnummer [telefoonnummer] getapt. Dit nummer heeft onder andere op 14 en 16 februari 2021 meerdere telefoongesprekken gevoerd, die meer dan vermoedelijk betrekking hadden op boven genoemd schietincident.
Uit nader onderzoek is gebleken dat de gebruikster van het telefoonnummer [telefoonnummer] vanaf 16 februari 2021, omstreeks 21:36 uur, tot 18 februari 2021, omstreeks 12:00 uur, samen met vijf andere personen verbleef in [naam 1] te Katwoude. Tevens bleek dat genoemde zes personen zich verplaatsten naar [naam 2] en daar drie hotelkamers met nummers 812, 819 en 820 boekten.
Tussen 18 februari 2021, 21:05 uur en 19 februari 2021, 00:35 uur, hebben doorzoekingen plaats gevonden in de hotelkamers 812, 819 en 820 van het [naam 2]. Hierbij werden grote hoeveelheden contant geld en wapens aangetroffen. Tevens werden de zes hierboven bedoelde personen, waaronder de verdachte [naam 3], aangehouden.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan haar ten laste gelegde feiten.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 1 partieel en feit 3 partieelFeit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, voor zover het betreft het geldbedrag van € 1.545,-, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat de verdachte enige wetenschap van of beschikkingsmacht over dit geldbedrag heeft gehad.
Feit 3
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 ten laste is gelegd, voor zover het betreft de geldbedragen € 663,- en € 8.840,- , zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Hoewel er op grond van de feiten en omstandigheden in deze zaak sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, heeft de verdachte over de herkomst van genoemde geldbedragen verklaard dat zij deze mee had gekregen van haar man en dat het geld afkomstig was uit de verkoop van een auto. Het geld was bestemd als zakgeld en om apparatuur aan te schaffen om bonbons te maken. Ter terechtzitting is de verdachte bij deze verklaring gebleven.
Voorts heeft de raadsman van de verdachte bij een eerdere pro forma behandeling stukken overgelegd ter onderbouwing van de verklaring van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daarmee een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk verklaring heeft gegeven dat genoemde geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn en dat het openbaar ministerie nader onderzoek naar die verklaring had kunnen verrichten. Het openbaar ministerie heeft dat nader onderzoek niet verricht. De rechtbank kan daarom niet tot de conclusie komen dat het niet anders kan zijn dan dat genoemde geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten (voor het overige) op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
In de periode van 16 februari 2021 tot en met 18 februari 2021 verblijft de verdachte met de medeverdachten in een hotel te Katwoude. Vervolgens verplaatst de groep zich op 18 februari 2021 van Katwoude naar het [naam 2] te Amsterdam. Daar aangekomen wordt op naam van de medeverdachte [naam 4] een boeking gemaakt voor drie kamers met de nummers 812, 819 en 820. De verdachte en enkele medeverdachten betalen gezamenlijk voor deze kamers. Tussen 19:44 uur en 21:00 uur lopen de verdachten meermalen heen en weer tussen de kamers 812, 819 en 820. Diezelfde dag vindt er een doorzoeking plaats in genoemde kamers en hierbij zijn verschillende contante geldbedragen aangetroffen.
In kamer 819 zijn twee grote geldbedragen aangetroffen, namelijk een bedrag van € 396.700,- in een koffer in een kledingkast en een bedrag van € 101.450,-, ook in genoemde kledingkast. Voorts worden er verschillende kleinere geldbedragen aangetroffen. Zo wordt er op het bed een geldbedrag van € 1.850,- aangetroffen.
Ook in een koffer, die wordt aangetroffen op het bed in kamer 819, worden op verschillende plekken geldbedragen aangetroffen, namelijk een bedrag van € 1.300,- in een handschoen, een bedrag van € 5.180,- in een zakje mondmaskers en een bedrag van € 1.600,- in een trainingsbroek. Deze koffer is in gebruik bij de verdachte en haar zoon, medeverdachte [naam 4].
Meerdere van de aangetroffen geldbedragen waren op dezelfde wijze verpakt, te weten in huishoudfolie, en in diverse pakketten zaten briefjes met namen, woorden en/of bedragen. Op een aantal losse notities komt de naam “[naam 5]” voor in combinatie met verschillende getallen. [naam 5] is een van de bijnamen van de verdachte. Op het bureau in de kamer wordt een rol huishoudfolie aangetroffen.
Op de folie van één van de in het binnenvak van de koffer van de verdachte aangetroffen pakketten met geld wordt een DNA-mengprofiel aangetroffen met daarin materiaal dat afkomstig is van de verdachte.
In de kamer worden ook persoonlijke eigendommen van de verdachte aangetroffen.
Gelet op het voorgaande rechtvaardigen de volgende witwastypologieën een witwasvermoeden:
  • het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in verdovende middelen winsten in contant geld genereert en dat in het drugscircuit grote bedragen omgaan (ECLI:NL:HR:2019:1137);
  • het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit, waaronder het bezit van harddrugs, gepaard gaan met de aanwezigheid van grote hoeveelheden contant geld (ECLI:NL:GHAMS:2018:1972);
  • het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in doorgaans grote coupures, terwijl coupures van € 100,- en € 500.- in het normale Nederlandse betalingsverkeer maar zelden worden gebruikt (ECLI:NL:RBAMS:2019:4153);
  • het is een feit van algemene bekendheid dat het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich meebrengt (ECLI:NL:GHSHE:2015:1181);
  • het is een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privé personen hoogst ongebruikelijk is vanwege het risico van onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd (ECLI:NL:RBMNE:2015:1838);
  • het in een kledingkast bewaren van grote hoeveelheden contant geld is zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen (ECLI:NL:RBOVE:2015:2282);
  • (veelvuldig) gebruik van Money Transfers (het is een feit dat het aanmerkelijk duurder is om geld over te maken naar het buitenland via Money Transfers dan via girale transacties).
  • na aanhouding van de verdachte en inbeslagname van een groot contant geldbedrag is niet gebleken dat iemand het geld heeft opgeëist (ECLI:NL:RBOVE:2018:1637);
Onder deze omstandigheden mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat genoemde geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
De verdachte heeft verklaard dat zij op kamer 819 zou gaan verblijven. Ten aanzien van de op haar kamer aangetroffen geldbedragen heeft zij verklaard niet te weten aan wie deze toebehoren, met uitzondering van de geldbedragen die zijn gevonden in de Guess tas en de portemonnee, opgenomen in het onder feit 3 tenlastegelegde.
Deze verklaring acht de rechtbank in het licht van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden allereerst niet geloofwaardig. Bij gebreke van enige andere verklaring omtrent de herkomst van genoemde geldbedragen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de geldbedragen aangetroffen op kamer 819 heeft gehad, waartoe zij de toegang had en waarin zij zou verblijven.
Voorts constateert de rechtbank dat door de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld is afgelegd.
.
Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat genoemde geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Bewijsoverweging feit 3
De verdachte heeft driemaal een moneytransfer verricht van in totaal € 2.217,-.
De verdachte heeft verklaard dat zij de moneytransfers heeft gedaan op verzoek van [naam 6], één van de medeverdachten in deze zaak. Het geld heeft ze van hem gekregen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent (de wetenschap van de verdachte ten aanzien van) de aangetroffen geldbedragen, had de verdachte op het moment dat zij het geld kreeg van de medeverdachte dan wel dit voorhanden had teneinde dit over te maken naar Spanje, in ieder geval moeten vermoeden dat het geld van enig misdrijf afkomstig was.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
zij op tijdstippen in de periode van 16 februari 2021 tot en met 18 februari 2021, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten
een geldbedragen van in totaal EUR 498.150 (kamer 819, kledingkast en Samsonite koffer) en een geldbedrag van EUR 1.850 (kamer 819, geld op bed) heeft voorhanden gehad,
terwijl zij, verdachte, wist, dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2
zij op tijdstippen in de periode van 16 februari 2021 tot en met 18 februari 2021, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten
een geldbedrag van EUR 1.300 (kamer 819, in koffer op bed
in zwarte handschoenen) en een geldbedrag van EUR 5.180 (kamer 819, in koffer op bed
in zakje mondmaskers) en een geldbedrag van EUR 1.600 (kamer 819, in koffer op bed
in trainingsbroek) heeft voorhanden gehad,
terwijl zij, verdachte, wist, dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 3
zij in de periode van 9 januari 2021 tot en met 18 februari 2021, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens voorwerpen, te weten geldbedragen van in totaal EUR 2.217
(Moneytransfers), heeft voorhanden gehad en omgezet,
terwijl zij, verdachte, redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat deze voorwerpen onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1, Feit 2, telkens:
medeplegen van witwassen.
Feit 3:
medeplegen van schuldwitwassen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek ex artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf er rekening mee te houden dat niet is komen vast te staan dat de verdachte onderdeel is geweest van een crimineel verband. Voorts heeft de raadsman de rechtbank verzocht om rekening te houden met de tijd die de verdachte reeds in detentie heeft doorgebracht en met het gegeven dat de verdachte first offender is.
Gelet op de straffen die in de eerdere zaken van de medeverdachten zijn opgelegd, verzoekt de raadsman om aan de verdachte – in verband met haar beperkte rol in tegenstelling tot die medeverdachten – een onvoorwaardelijke straf op te leggen gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en daarbij eventueel nog een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met de medeverdachten grote contante geldbedragen voorhanden gehad, terwijl zij wist dat deze geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren. Dit betrof een totaal bedrag van € 508.080,- .
Voorts heeft de verdachte een geldbedrag van in totaal € 2.217,- voorhanden gehad en omgezet, terwijl zij moest vermoeden dat voornoemd geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.
Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand.
Gezien de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking.
Nu het LOVS voor witwassen geen specifieke oriëntatiepunten heeft vastgesteld, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken wordt opgelegd.
Een voorwaardelijk strafdeel acht de rechtbank in onderhavige zaak, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, niet op zijn plaats.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Verbeurdverklaring

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten het geldbedrag er hoogte van € 5.180,- en de iPhone 8, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van genoemde voorwerpen, zijn begaan of voorbereid.
9. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten het geldbedrag ter hoogte van € 663,07 (opgenomen op de beslaglijst) en het geldbedrag ter hoogte van € 8.840 (opgenomen op de kennisgeving van inbeslagname in het beslagdossier op p. 51), dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47, 57, 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
25 maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
  • 5180 EUR;
  • 1 STK telefoontoestel (goednummer 647090, wit, merk: iPhone 8).
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
  • 663,07 EUR;
  • 8840 EUR.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W.M. Giesen, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. S.J. Richters, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A.K. Ramdjan,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 maart 2022.