4.3.1Vrijspraak feit 1 partieel en feit 3 partieelFeit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, voor zover het betreft het geldbedrag van € 1.545,-, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat de verdachte enige wetenschap van of beschikkingsmacht over dit geldbedrag heeft gehad.
Feit 3
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 ten laste is gelegd, voor zover het betreft de geldbedragen € 663,- en € 8.840,- , zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Hoewel er op grond van de feiten en omstandigheden in deze zaak sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, heeft de verdachte over de herkomst van genoemde geldbedragen verklaard dat zij deze mee had gekregen van haar man en dat het geld afkomstig was uit de verkoop van een auto. Het geld was bestemd als zakgeld en om apparatuur aan te schaffen om bonbons te maken. Ter terechtzitting is de verdachte bij deze verklaring gebleven.
Voorts heeft de raadsman van de verdachte bij een eerdere pro forma behandeling stukken overgelegd ter onderbouwing van de verklaring van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daarmee een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk verklaring heeft gegeven dat genoemde geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn en dat het openbaar ministerie nader onderzoek naar die verklaring had kunnen verrichten. Het openbaar ministerie heeft dat nader onderzoek niet verricht. De rechtbank kan daarom niet tot de conclusie komen dat het niet anders kan zijn dan dat genoemde geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
4.3.2Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten (voor het overige) op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
In de periode van 16 februari 2021 tot en met 18 februari 2021 verblijft de verdachte met de medeverdachten in een hotel te Katwoude. Vervolgens verplaatst de groep zich op 18 februari 2021 van Katwoude naar het [naam 2] te Amsterdam. Daar aangekomen wordt op naam van de medeverdachte [naam 4] een boeking gemaakt voor drie kamers met de nummers 812, 819 en 820. De verdachte en enkele medeverdachten betalen gezamenlijk voor deze kamers. Tussen 19:44 uur en 21:00 uur lopen de verdachten meermalen heen en weer tussen de kamers 812, 819 en 820. Diezelfde dag vindt er een doorzoeking plaats in genoemde kamers en hierbij zijn verschillende contante geldbedragen aangetroffen.
In kamer 819 zijn twee grote geldbedragen aangetroffen, namelijk een bedrag van € 396.700,- in een koffer in een kledingkast en een bedrag van € 101.450,-, ook in genoemde kledingkast. Voorts worden er verschillende kleinere geldbedragen aangetroffen. Zo wordt er op het bed een geldbedrag van € 1.850,- aangetroffen.
Ook in een koffer, die wordt aangetroffen op het bed in kamer 819, worden op verschillende plekken geldbedragen aangetroffen, namelijk een bedrag van € 1.300,- in een handschoen, een bedrag van € 5.180,- in een zakje mondmaskers en een bedrag van € 1.600,- in een trainingsbroek. Deze koffer is in gebruik bij de verdachte en haar zoon, medeverdachte [naam 4].
Meerdere van de aangetroffen geldbedragen waren op dezelfde wijze verpakt, te weten in huishoudfolie, en in diverse pakketten zaten briefjes met namen, woorden en/of bedragen. Op een aantal losse notities komt de naam “[naam 5]” voor in combinatie met verschillende getallen. [naam 5] is een van de bijnamen van de verdachte. Op het bureau in de kamer wordt een rol huishoudfolie aangetroffen.
Op de folie van één van de in het binnenvak van de koffer van de verdachte aangetroffen pakketten met geld wordt een DNA-mengprofiel aangetroffen met daarin materiaal dat afkomstig is van de verdachte.
In de kamer worden ook persoonlijke eigendommen van de verdachte aangetroffen.
Gelet op het voorgaande rechtvaardigen de volgende witwastypologieën een witwasvermoeden:
- het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in verdovende middelen winsten in contant geld genereert en dat in het drugscircuit grote bedragen omgaan (ECLI:NL:HR:2019:1137);
- het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit, waaronder het bezit van harddrugs, gepaard gaan met de aanwezigheid van grote hoeveelheden contant geld (ECLI:NL:GHAMS:2018:1972);
- het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in doorgaans grote coupures, terwijl coupures van € 100,- en € 500.- in het normale Nederlandse betalingsverkeer maar zelden worden gebruikt (ECLI:NL:RBAMS:2019:4153);
- het is een feit van algemene bekendheid dat het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich meebrengt (ECLI:NL:GHSHE:2015:1181);
- het is een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privé personen hoogst ongebruikelijk is vanwege het risico van onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd (ECLI:NL:RBMNE:2015:1838);
- het in een kledingkast bewaren van grote hoeveelheden contant geld is zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen (ECLI:NL:RBOVE:2015:2282);
- (veelvuldig) gebruik van Money Transfers (het is een feit dat het aanmerkelijk duurder is om geld over te maken naar het buitenland via Money Transfers dan via girale transacties).
- na aanhouding van de verdachte en inbeslagname van een groot contant geldbedrag is niet gebleken dat iemand het geld heeft opgeëist (ECLI:NL:RBOVE:2018:1637);
Onder deze omstandigheden mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat genoemde geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
De verdachte heeft verklaard dat zij op kamer 819 zou gaan verblijven. Ten aanzien van de op haar kamer aangetroffen geldbedragen heeft zij verklaard niet te weten aan wie deze toebehoren, met uitzondering van de geldbedragen die zijn gevonden in de Guess tas en de portemonnee, opgenomen in het onder feit 3 tenlastegelegde.
Deze verklaring acht de rechtbank in het licht van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden allereerst niet geloofwaardig. Bij gebreke van enige andere verklaring omtrent de herkomst van genoemde geldbedragen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de geldbedragen aangetroffen op kamer 819 heeft gehad, waartoe zij de toegang had en waarin zij zou verblijven.
Voorts constateert de rechtbank dat door de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld is afgelegd.
.
Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat genoemde geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Bewijsoverweging feit 3
De verdachte heeft driemaal een moneytransfer verricht van in totaal € 2.217,-.
De verdachte heeft verklaard dat zij de moneytransfers heeft gedaan op verzoek van [naam 6], één van de medeverdachten in deze zaak. Het geld heeft ze van hem gekregen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent (de wetenschap van de verdachte ten aanzien van) de aangetroffen geldbedragen, had de verdachte op het moment dat zij het geld kreeg van de medeverdachte dan wel dit voorhanden had teneinde dit over te maken naar Spanje, in ieder geval moeten vermoeden dat het geld van enig misdrijf afkomstig was.