Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de bij het proces-verbaal gevoegde pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover in cassatie van belang, in:
“Cliënt vindt het lastig om in een situatie te worden gebracht waarin hij moet bewijzen dat de herkomst van zijn gelden legaal is, terwijl het openbaar ministerie in zijn ogen 'volstaat' met een optelsom van stortingen. En daar komt dan nog bij dat cliënt geconfronteerd wordt met (a) een langdurige periode (bijna zes en een half jaar), die (b) ook nog eens een behoorlijke poos geleden is.
En zeker van dat laatste vind ik dat cliënt daar een punt heeft. Want het bleek, om door cliënt gisteren ter zitting al benoemde omstandigheden, behoorlijk ingewikkeld en soms zelfs feitelijk onmogelijk voor cliënt om stukken waarmee hij zijn gelijk kon aantonen terug te vinden en/of (laten) reproduceren. In dat kader wijs ik bijvoorbeeld op de email-berichten die ik als bijlage 1b aan deze pleitnotitie hecht.
Uit het email-bericht van cliënt aan [naam] van ABN-AMRO d.d. 3 november 2015 en de reactie d.d. 4. november 2015 van [naam] van ABN-AMRO aan cliënt blijkt dat het niet meer mogelijk was om bankafschriften van voor 26 april 2001 te reproduceren.
Daardoor kan cliënt niet aan de hand van bankafschriften onderbouwen dat het door hem te ontvangen bedrag na de verkoop van [b-straat 1] te 's-Gravenhage (bijlage 1a) door hem is ontvangen en daarna weer opgenomen.
(...)
De Hoge Raad duidt in het Air Holland arrest hoe de rechter of het OM in een witwaszaak toch tot een bewezenverklaring zou kunnen concluderen, indien er géén rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald gronddelict.
(...)
Dat moet gaan in 4 stappen:
Stap 1. Het OM moet een 'ernstig vermoeden' van witwassen aantonen;
Stap 2. Als dat is gelukt mag vervolgens van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld;
Stap 3. Die herkomst moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk zijn aan te merken; (n.b. de verdachte hoeft het niet te bewijzen)
Stap 4. Het OM moet die herkomst vervolgens onderzoeken.
(...)
Stap 1. Het OM moet een 'ernstig vermoeden' van witwassen aantonen;
Het OM heeft een strafrechtelijk financieel onderzoek ingesteld naar cliënten en heeft er daarbij voor gekozen om zo ver terug te gaan als ze konden: 1 januari 2008.
Uit dat onderzoek blijkt dat er gedurende de onderzoeksjaren veel contante stortingen op de bankrekeningen van cliënten worden gedaan.
Het dossier bevat overzichten met totaalbedragen en daaruit blijken behoorlijke saldi.
[rekeningnummer 2]
Eén bankrekening valt uit de toon, dat is de rekening die als tweede staat genoemd op de tenlastelegging: de [rekeningnummer 2] .
Die rekening valt uit de toon omdat daarop het opgenomen bedrag (behoorlijk veel) hoger is dan het gestorte bedrag (43.060 - 81.650).
Wat bij deze bankrekening in het bijzonder opvalt, is een bijschrijving op 9 juli 2008 van € 42.848,90 van 'De Goudse' (...).
Wat daarnaast opvalt is dat dat bedrag op dezelfde dag dat het wordt bijgeschreven, bijna volledig wordt opgenomen - daar kom ik later nog op terug).
Het betreft hier dus een giraal bijgeschreven bedrag, met een duidelijke herkomst.
Cliënten kiezen ervoor om dat contant te maken - dat mag.
En heeft kennelijk dit geld op latere momenten weer bijgestort - dat mag ook.
Nu het opgenomen bedrag het gestorte bedrag op deze rekening ruimschoots overstijgt, de herkomst uit de analyse van de bankafschriften kenbaar is en bovendien blijkt van een constante legale inkomstenstroom op deze rekening (kinderbijslag, kindertoeslag, andere betalingen van de Belastingdienst) ben ik van mening dat het OM ten aanzien van de onder het tweede gedachtestreepje genoemde bedragen aan 'stap 1' niet heeft voldaan en dat alleen al daarom voor die punten een vrijspraak moet volgen.
Beschouw ik de inhoud van het witwasdossier verder, dan stel ik vast dat het OM inzichtelijk heeft gemaakt dat er kennelijk forse contante geldstromen over de bankrekeningen lopen en dat daarmee aan stap 1 wel is voldaan.
(...)
Stap 2. Als dat is gelukt, mag vervolgens van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld;
(...)
[verdachte] heeft ter terechtzitting van meet af aan duidelijk gemaakt hoe hij tegen de witwasbeschuldiging aankijkt.
- Op 29 september 2014 heeft cliënt aangegeven dat hij zich niet aan witwassen
schuldig heeft gemaakt en dat hij zijn inkomen kan verantwoorden.
Client heeft gesteld dat hij kan aantonen dat hij grote geldbedragen heeft ontvangen en heeft opgenomen, zonder dat die bedragen van witwassen afkomstig zijn.
- Op 19 november 2014 heeft mijn kantoorgenoot mr. Nieuwburg voor zover toen mogelijk was inzicht gegeven in de financiële situatie van cliënt. Daarbij is onder andere opgemerkt dat:
• Het OM er ten onrechte vanuit gaat dat cliënt in 2008 voor het eerst het levenslicht heeft gezien, waardoor een aanvangskapitaal ten onrechte volledig buiten beschouwing blijft (m.a.w. een kasopstelling is in deze context niet geschikt).
• Cliënt heeft in het verleden inkomsten gehad die doorwerken in de periode van de tenlastelegging, zoals
(i) de ontslagvergoeding bij [A]
(ii) inkomsten uit coffeeshop [B]
(iii) inkomsten uit diverse bloemenzaken
(iv) inkomsten uit de verkoop van auto's
• Verder is benoemd dat cliënt een thuisbankier is: hij neemt bijschrijvingen op zijn bankrekening direct op - in dat kader verwijs ik naar de eerder genoemde bijschrijving en opnamen van
€ 42.000 van de Goudse.
Ter onderbouwing van die stellingen heeft Nieuwburg per email voorafgaand stukken aan de rechtbank en aan het OM doen toekomen.
Die stukken betroffen:
(i) de winst van € 23.207,00 bij een pokertoernooi
(ii) de opbrengst van € 3.500,00 van de verkoop van Swarovksi beeldjes
(iii) de opbrengst van € 4.000 van de verkoop van sloopgoud
(iv) jaaropgaven van 2002 en 2003 waaruit bleek van legaal inkomen uit die jaren
(v) een bijschrijving van Fl 153.222,85 vanwege de verkoop van onroerend goed aan de [c-straat 1] te Den Haag (10 mei 1999)
(vi) de opbrengst van Fl. 365.000 voor de verkoop van het [b-straat 1] te Den Haag (23 maart 2001) *
(vii) maandelijkse pachtinkomsten van de [D] te Den Haag € 3.872,00 over de periode van 26 augustus 2013 tot heden
(viii) de opbrengst van een uitkoopbedrag van [E] ad € 45.000
(ix) een bedrag van € 35.000 voor de verhuizing van [I]
Aan de pleitnotitie van eerste aanleg zijn vervolgens nog enkele nieuwe stukken gehecht.
(x) Twee stukken van Senter Zwolle
Daaruit blijkt dat aan cliënt € 33.433 + € 22.055 aan compensatie is toegekend.
(xi) Cliënt heeft stukken achterhaald waaruit blijkt dat de compensatie voor het verplaatsen van zijn snackcar € 52.062,50 is geweest.
(xii) Jaaropgaven 2004
In hoger beroep zijn er nog enkele stukken door cliënt verstrekt.
Die stukken heb ik op 9 november jl. al per email aan het hof doen toekomen en zijn ook aan deze pleitnotitie gehecht.
* Ten aanzien van het eerder vermelde stuk (vi) merk ik op dat het bedrag op de in hoger beroep verstrekte afrekening van de verkoop van [b-straat 1] staat dat er Fl. 162.138,76 wordt uitgekeerd. Cliënt stelt dat hij dat bedrag heeft ontvangen en heeft opgenomen.
Opname uit onderneming
Opname uit onderneming (zou volgens de berekening in het dossier ruim € 16.000 zijn), is wel verdisconteerd in de totaalberekening in het dossier, maar door de redactie van de tenlastelegging nu niet in de beschuldiging. Dat bedrag moet 'ergens' in mindering worden gebracht nu de legale herkomst daarvan inzichtelijk is.
Als bijlage 5 A t/m C heb ik een overzicht van een door [verdachte] ingeschakelde boekhouder gevoegd. Daaruit blijkt dat de opname uit onderneming veel hoger is geweest dan in het dossier wordt gesteld, namelijk € 81.357. Nu de berekening in het dossier er vanuit gaat dat deze post moet worden verdisconteerd, meen ik dat dat voor dit hogere bedrag dus ook geldt.
Voor wat betreft de vraag of cliënt aan 'stap 2' heeft voldaan, vind ik dat dat zo is.
Hij heeft niet gezwegen. Hij heeft niet iets geroepen zonder daarna met stukken te komen. Hij heeft van meet af aan een stelling ingenomen en die stelling naar zijn beste kunnen onderbouwd.
Wat dat betreft vind ik de stukken die in hoger beroep nog zijn verstrekt ook erg belangrijk. Uit de bankafschriften van bijlage 2 en 3 blijkt bijvoorbeeld dat de betalingen van Senter inderdaad bij cliënt zijn binnengekomen en ook dat er daarna grote bedragen zijn opgenomen - in totaal € 35.000,00.
Hij heeft niet verzonnen dat hij bedragen van Senter heeft ontvangen en hij heeft ook niet verzonnen dat hij grote contante bedragen heeft opgenomen.
Stap 3. Die herkomst moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk zijn aan te merken;
Van alle bedragen die cliënt heeft benoemd, zijn stukken overgelegd waarop data, kenmerken, contactpersonen en contactgegevens zijn vermeld (zie ook email van Nieuwburg). Daarmee zijn bovengenoemde inkomsten concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken. Daarmee heeft cliënt dan meteen voldaan aan de derde stap van het Air Holland arrest.
En dan komt de bal dus weer bij het OM te liggen.”