4.3.1Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 16 februari 2021 verblijft de verdachte met de medeverdachten in een bungalow in Noordwijk. Op 18 februari reist de verdachte samen met de medeverdachten van een hotel in Katwoude naar het [naam 1] te Amsterdam. Daar aangekomen maakt de verdachte een boeking voor drie kamers met de nummers 812, 819 en 820. De verdachte en enkele medeverdachten betalen gezamenlijk voor deze kamers. Tussen 19:44 uur en 21:00 uur lopen de verdachten meermalen heen en weer tussen de kamers 812, 819 en 820.
Diezelfde dag vindt er een doorzoeking plaats in genoemde kamers en hierbij zijn verschillende contante geldbedragen aangetroffen.
In kamer 819 zijn twee grote geldbedragen aangetroffen, namelijk een bedrag van
€ 396.700,- in een koffer in een kledingkast en een bedrag van € 101.450,-, ook in genoemde kledingkast. Voorts worden er verschillende kleinere geldbedragen aangetroffen. Zo wordt er op het bed een geldbedrag van € 1.850,- aangetroffen.
Ook in een koffer, welke wordt aangetroffen op het bed in kamer 819, worden op verschillende plekken geldbedragen aangetroffen, namelijk een bedrag van € 1.300,- in een handschoen, een bedrag van € 5.180,- in een zakje mondmaskers en een bedrag van € 1.600,- in een trainingsbroek. Deze koffer is in gebruik bij de verdachte en zijn moeder, de medeverdachte [naam 3] ,
Meerdere van de aangetroffen geldbedragen waren op dezelfde wijze verpakt, te weten in huishoudfolie, en in diverse pakketten zaten briefjes met namen, woorden en/of bedragen. Onder meer wordt aangetroffen en notitiebriefje met daarop geschreven “15.000 Juan”.
Op het bureau in de kamer wordt een rol huishoudfolie aangetroffen.
Op de folie van één van de in de koffer van de verdachte aangetroffen pakketten met geld wordt een DNA-mengprofiel aangetroffen met daarin materiaal dat afkomstig is van de verdachte.
In deze kamer worden ook persoonlijke eigendommen van de verdachte aangetroffen.
De verdachte zelf bevindt zich ten tijde van diens aanhouding in kamer 820. In deze kamer wordt in een kast een los pakket geld aangetroffen met een totale waarde van € 1.240,17 en in een portemonnee wordt ook geld aangetroffen, te weten € 295,-.
Gelet op het voorgaande rechtvaardigen de volgende witwastypologieën een witwasvermoeden:
- het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in verdovende middelen winsten in contant geld genereert en dat in het drugscircuit grote bedragen omgaan (ECLI:NL:HR:2019:1137);
- het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit, waaronder het bezit van harddrugs, gepaard gaan met de aanwezigheid van grote hoeveelheden contant geld (ECLI:NL:GHAMS:2018:1972);
- het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in doorgaans grote coupures, terwijl coupures van € 100,- en € 500.- in het normale Nederlandse betalingsverkeer maar zelden worden gebruikt (ECLI:NL:RBAMS:2019:4153);
- het is een feit van algemene bekendheid dat het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich meebrengt (ECLI:NL:GHSHE:2015:1181);
- het is een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privé personen hoogst ongebruikelijk is vanwege het risico van onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd (ECLI:NL:RBMNE:2015:1838);
- het in een kledingkast bewaren van grote hoeveelheden contant geld is zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen (ECLI:NL:RBOVE:2015:2282);
- (veelvuldig) gebruik van Money Transfers (het is een feit dat het aanmerkelijk duurder is om geld over te maken naar het buitenland via Money Transfers dan via girale transacties).
- na aanhouding van verdachte en inbeslagname van een groot contant geldbedrag is niet gebleken dat iemand het geld heeft opgeëist (ECLI:NL:RBOVE:2018:1637);
Onder deze omstandigheden mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat genoemde geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
De verdachte heeft tot aan het onderzoek ter terechtzitting gezwegen. Pas ter terechtzitting heeft de verdachte voor het eerst verklaard en deze verklaring houdt onder meer in dat het geld, dat is aangetroffen in de trainingsbroek op kamer 819 van hem is. Hij heeft dit geld gekregen van familie omdat hij in de december jarig is geweest, aldus de verdachte.
Ten aanzien van de overige hiervoor genoemde geldbedragen heeft de verdachte verklaard niet te weten aan wie deze toebehoren.
De verklaring van de verdachte acht de rechtbank in het licht van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden allereerst niet geloofwaardig. Bij gebreke van enige andere verklaring omtrent de herkomst van genoemde geldbedragen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de geldbedragen aangetroffen in kamer 819 heeft gehad, waartoe hij de toegang had, en de twee hiervoor genoemde geldbedragen aangetroffen in kamer 820, waar de verdachte is aangehouden.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de door de verdachte gegeven verklaring met betrekking tot het geldbedrag dat is aangetroffen in de trainingsbroek niet kan worden aangemerkt als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, nu deze pas voor het eerst ter terechtzitting is gedaan en op geen enkele wijze is onderbouwd. Met betrekking tot de herkomst van de overige bedragen heeft de verdachte geen enkele verklaring afgelegd.
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie.
Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat genoemde geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Bewijsoverweging feit 3
De verdachte heeft vijf keer een moneytransfer verricht van in totaal € 4.520,-. De verdachte heeft verklaard dat hij de moneytransfers heeft gedaan op verzoek van [naam 4] , één van de medeverdachten in deze zaak. Het geld heeft hij van [naam 4] gekregen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent (de wetenschap van de verdachte ten aanzien van) de aangetroffen geldbedragen, had de verdachte op het moment dat hij het geld kreeg van de medeverdachte dan wel dit voorhanden had teneinde dit over te maken naar Spanje, in ieder geval moeten vermoeden dat het geld van enig misdrijf afkomstig was.