ECLI:NL:RBNHO:2021:12640

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
15/047398-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorhanden hebben start/alarmpistolen; veroordeling voor medeplegen en witwassen

Op 20 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van twee start/alarmpistolen en bijbehorende munitie, alsook van het medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van de wapens, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze voorwerpen. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het medeplegen van witwassen van aanzienlijke geldbedragen, die in een hotelkamer waren aangetroffen. De verdachte had in totaal meer dan € 500.000,- voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit geld afkomstig was uit misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een niet-onderbouwde verklaring had gegeven over de herkomst van het geld, en dat de omstandigheden rondom de geldbedragen een witwasvermoeden rechtvaardigden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van voorarrest, en het in beslag genomen geldbedrag van € 564.912,53 werd verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/047398-21
Uitspraakdatum: 20 december 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 december 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Ter Apel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. D. Sarian en mr. R. Funke Küpper (hierna: de officier van justitie) en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 februari 2021 tot en met 18 februari 2021, te Bergen aan Zee en/of Katwoude en/of te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 498.150 (kamer 819, kledingkast en Samsonite koffer) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) EUR 1.850 (kamer 819, geld op bed) en/of
- een geldbedrag van EUR 57,36 (kamer 819, biljet in hoesje en los muntgeld) en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 1.545 (kamer 820, portemonnee en kluis) en/of
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een of meer van die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had(den), terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 18 februari 2021, te Bergen aan Zee en/of Katwoude en/of te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van (ongeveer) EUR 63.000 (kamer 812, Louis Vuitton tas) en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 14.164 (Moneytransfers),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een of meer van die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had(den), terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Feit 3
hij op of omstreeks 18 februari 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, wapens van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten twee (2) start/alarmpistolen, van het merk Kimar, en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten minstens drie (3) knalpatronen behorende bij de bovengenoemde start/alarmpistolen, voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde in vereniging plegen van witwassen, het onder 2 ten laste gelegde witwassen en het onder 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van twee alarmpistolen en drie stuks munitie.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien van het bewijs van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft dit feit ter terechtzitting bekend.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Aan de verdachte is onder 2 het witwassen van een tweetal geldbedragen ten laste gelegd. De verdachte heeft over de herkomst van deze geldbedragen een geloofwaardige, niet op voorhand onaannemelijke verklaring afgelegd, welke verklaring wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de onderbouwingsstukken die aan de pleitnota zijn gehecht. De moneytransfers worden verklaard door de ‘opgave geëffectueerde giro’s’ (bijlage III punt 4 bij de pleitnota).
Het Openbaar Ministerie heeft onderzoek gedaan naar de door de verdachte afgelegde verklaring en een Europees Onderzoekbevel uitgevaardigd. Naar aanleiding hiervan hebben de Spaanse autoriteiten uitvoeringsstukken overgelegd. De verantwoordingsstukken van de verdachte worden niet door deze uitvoeringsstukken weersproken. Het onderzoek van het Openbaar Ministerie sluit een legale herkomst van beide ten laste gelegde geldbedragen aldus niet uit, waardoor vrijspraak moet volgen van feit 2.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman van de verdachte eveneens vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat geen wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is dat de verdachte de wapens opzettelijk voorhanden heeft gehad. Ook is er geen wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van het feit.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 3
Op 18 februari 2021 is bij de doorzoeking van kamer 819 van het Park Inn Radisson Hotel in Amsterdam een tas aangetroffen met daarin een jas waar twee alarm-/startpistolen en munitie in zaten. De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze voorwerpen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 18 februari 2021 is de verdachte samen met zijn medeverdachten aangehouden in het Park Inn Radisson Hotel in Amsterdam (hierna: het hotel). Tijdens de doorzoeking van de hotelkamers waarin zij verbleven, zijn verschillende contante geldbedragen in beslag genomen. In kamer 819 zijn twee grote geldbedragen gevonden, namelijk een bedrag van € 101.450,- in de kledingkast, een bedrag van € 396.700,- in een Samsonite koffer en een kleiner bedrag van € 1.850,- op het bed. Deze geldbedragen waren in pakketten in huishoudfolie gewikkeld en in diverse pakketten zaten notitiebriefjes met namen, woorden en/of bedragen. Het witwassen van deze geldbedragen is onder feit 1 ten laste gelegd. De verdachte en twee medeverdachten hebben bekend dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het in vereniging witwassen van deze geldbedragen.
Verder zijn in persoonlijke eigendommen van de verdachte verschillende (grote) geldbedragen in contanten aangetroffen. In kamer 812 is in de Louis Vuitton tas van de verdachte een geldbedrag van € 63.000,- aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat dit bedrag aan hem toebehoort. Voorts heeft de verdachte in de periode van 1 april 2020 tot en met 18 februari 2021 in totaal tien moneytransfers verzonden met een totaalbedrag van € 14.164,-. Voornoemde geldbedragen zijn onder 2 ten laste gelegd.
Nu de onder 1 en 2 ten laste gelegde geldbedragen in dezelfde hotelkamers op hetzelfde moment zijn aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat deze bedragen in samenhang moeten worden bezien. Gelet op het voorgaande rechtvaardigen de volgende witwastypologieën een witwasvermoeden voor de onder 2 ten laste gelegde geldbedragen:
  • Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in verdovende middelen winsten in contant geld genereert en dat in het drugscircuit grote bedragen omgaan (ECLI:NL:HR:2019:1137);
  • Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit, waaronder het bezit van harddrugs, gepaard gaan met de aanwezigheid van grote hoeveelheden contant geld (ECLI:NL:GHAMS:2018:1972);
  • Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in doorgaans grote coupures, terwijl coupures van €100,- en € 500,- in het normale Nederlandse betalingsverkeer maar zelden worden gebruikt (ECLI:NL:RBAMS:2019:4153);
  • Het is een feit van algemene bekendheid dat het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich meebrengt (ECLI:NL:GHSHE:2015:1181);
  • Het is een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privé personen hoogst ongebruikelijk is vanwege het risico van onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd (ECLI:NL:RBMNE:2015:1838);
  • Het in een kledingkast bewaren van grote hoeveelheden contant geld is zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen (ECLI:NL:RBOVE:2015:2282);
  • (Veelvuldig) gebruik van Money Transfers (het is een feit dat het aanmerkelijk duurder is om geld over te maken naar het buitenland via Money Transfers dan via girale transacties);
  • Na aanhouding van verdachte en inbeslagname van een groot contant geldbedrag is niet gebleken dat iemand het geld heeft opgeëist (ECLI:NL:RBOVE:2018:1637);
Van de verdachte mag derhalve een verklaring worden verlangd voor deze belastende omstandigheden die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verdachte heeft bij de politie over de herkomst van de geldbedragen verklaard dat het totale geldbedrag bestaat uit een lening die hij had afgesloten bij een Spaanse bank, de opbrengst van de verkoop van zijn fruitzaak in Valencia, de opbrengsten van de verkoop van zijn busje en twee auto’s, zijn spaargeld en een voorschot dat hij heeft ontvangen voor de verkoop van zijn restaurant in Valencia. Dit totale geldbedrag heeft de verdachte in contanten meegenomen naar Nederland. Ter terechtzitting is de verdachte bij deze verklaring gebleven en heeft de verdediging stukken ter onderbouwing overgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is. Het Openbaar Ministerie heeft nader onderzoek verricht naar de verklaring van de verdachte en een Europees Onderzoekbevel uitgevaardigd. De Spaanse autoriteiten hebben daaropvolgend (i) een overzicht van het arbeidsverleden van de verdachte, de belastinggegevens over de jaren 2019, 2020 en 2021 van de belastingdienst, (ii) informatie uit het register voertuigen en (iii) informatie uit lokale registers aan het Internationaal Rechtshulp Centrum gestuurd. Uit deze gegevens blijkt dat de verdachte over de jaren 2019, 2020 en 2021 weinig tot geen inkomsten heeft gehad en dat er ook geen inkomsten zijn geweest uit overige bronnen.
De rechtbank acht de resultaten van het door het Openbaar Ministerie verrichte nadere onderzoek van dien aard dat mede op basis daarvan geen andere conclusie mogelijk is dan dat de ten laste gelegde geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Dat geldt te meer nu de door de verdachte verstrekte onderbouwing slechts een gedeelte van het aangetroffen bedrag zou kunnen verantwoorden.
Verder heeft de verdachte in het kader van feit 1 bekend een aanzienlijk contant bedrag voorhanden te hebben gehad en zijn er dactyloscopische sporen van de verdachte aangetroffen op de onder feit 1 ten laste gelegde geldpakketten. Gelet hierop – en op het feit dat de onderbouwing van de verdachte het aangetroffen bedrag niet geheel kan verantwoorden – is aannemelijk dat eventueel eigen vermogen van de verdachte is vermengd met het geldbedrag met een criminele herkomst. Hierdoor kan het aldus vermengde vermogen voorts worden aangemerkt als ‘mede’ of ‘deels’ uit misdrijf afkomstig. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij in de periode van 16 februari 2021 tot en met 18 februari 2021, te Bergen aan Zee en/of Katwoude en/of te Amsterdam, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van in totaal EUR 498.150 (kamer 819, kledingkast en Samsonite koffer) en
- een geldbedrag van EUR 1.850 (kamer 819, geld op bed) en
- een geldbedrag van EUR 57,36 (kamer 819, biljet in hoesje en los muntgeld) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 1.545 (kamer 820, portemonnee en kluis)
voorhanden heeft gehad, terwijl hij (telkens) wist dat deze voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 18 februari 2021, te Bergen aan Zee en/of Katwoude en/of te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, (telkens) voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van EUR 63.000 (kamer 812, Louis Vuitton tas) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 14.164 (Moneytransfers),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij (telkens) wist, dat deze voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Medeplegen van witwassen
Feit 2
Witwassen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die gelden ten aanzien van fraude en voor wat betreft de hoogte van het bedrag aansluiting te zoeken bij het bedrag dat blijkens het dossier aan de verdachte zou worden toebedeeld, te weten € 65.000,-.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft (deels in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten) grote contante geldbedragen van in totaal ruim € 500.000,- voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand. De verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin.
De op te leggen straf
Gezien de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking.
Nu het LOVS voor witwassen geen specifieke oriëntatiepunten heeft vastgesteld, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken wordt opgelegd. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het voor feit 1 bewezen verklaarde medeplegen van witwassen eraan in de weg staat om bij het bepalen van de strafmaat aansluiting te zoeken bij het geldbedrag dat aan de verdachte zou worden toebedeeld. Voor feit 1 heeft de rechtbank als uitgangspunt de oplegging van een gevangenisstraf van vijfentwintig maanden genomen en de feiten 2 en 3 apart gewaardeerd. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 564.912,53, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 en 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit geldbedrag, dat aan de verdachte toebehoort, is begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 564.912,53 EURO.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mr. J. van Beek en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.C.W. Coesel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2021.
Mr. Hendriks is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)