ECLI:NL:RBMNE:2025:1801

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/2548
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Uwv inzake Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld. Eiser had eerder, op 28 juni 2018, een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die was afgewezen omdat het Uwv oordeelde dat het arbeidsvermogen van eiser niet duurzaam ontbrak. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Op 12 december 2022 diende eiser opnieuw een aanvraag in, die door het Uwv werd opgevat als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit. Het Uwv weigerde dit, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 januari 2024, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn persoonlijk begeleider. De rechtbank oordeelde dat eiser en het Uwv het erover eens waren dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, maar dat er onduidelijkheid bestond over de duurzaamheid van dit gebrek aan arbeidsvermogen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had besloten niet terug te komen op het eerdere besluit, omdat het ontbreken van arbeidsvermogen niet binnen de verzekerde periode was ingetreden. Eiser had geen recht op een Wajong-uitkering, en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. A. de Snoo, in aanwezigheid van griffier mr. M.C.G. van Dijk, op 21 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2548

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.M. van Rooij),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het Uwv om niet terug te komen op het eerdere besluit van 28 juni 2018. In dit eerdere besluit is geweigerd aan eiser een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong) toe te kennen. Het Uwv heeft geweigerd terug te komen van dit besluit, omdat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is binnen de verzekerde periode. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden.
Wat er aan deze procedure vooraf ging
1.1.
Eiser is op [geboortedag] 2006 achttien jaar geworden. Hij heeft op 26 december 2017 heeft een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering vanwege de ziekte van Lyme, fibromyalgie en genderdysforie. Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uwv op 28 juni 2018 aan eiser medegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat het arbeidsvermogen niet duurzaam ontbreekt.
1.2.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het bezwaar is met het besluit van 8 januari 2019 ongegrond verklaard.
1.3.
Op 12 december 2022 heeft eiser opnieuw een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Het Uwv heeft deze aanvraag aangemerkt als een verzoek om terug te komen van de eerdere beslissing van 28 juni 2018. Het Uwv heeft met het besluit van 27 juli 2023 medegedeeld niet van deze beslissing terug te komen, omdat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden en de toegenomen arbeidsongeschiktheid niet is gelegen binnen de vijf jaar na eisers eerste ziektedag. Die eerste ziektedag wordt in dit besluit gesteld op 1 april 2015.
1.4.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Met het besluit van 26 februari 2024 heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. In dit besluit heeft het Uwv verder uitgelegd dat binnen de verzekerde periode – op eisers achttiende verjaardag of binnen de vijf jaar na die dag – het arbeidsvermogen van eiser niet duurzaam ontbreekt. Daarbij is verder aangegeven het bericht van 27 juli 2024, dat een recht op Wajong per 1 april 2025 kan ingaan, onjuist is.
1.5.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 10 januari 2024. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn persoonlijk begeleider. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordelingskader

2. Om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering moet vast komen staan dat eiser een jonggehandicapte is. Dat betekent dat eiser duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Van het ontbreken van arbeidsvermogen is sprake als eiser:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie; of
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt; of
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur. [1]
Deze criteria worden beoordeeld door een verzekeringsarts. De criteria onder a en b worden ook beoordeeld door een arbeidsdeskundige.
2.1.
Dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam moet zijn, betekent dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. [2] Hiervan is sprake als de betrokkene geen enkel perspectief meer heeft op ontwikkeling en als herstel is uitgesloten. Het Uwv hoeft bij deze beoordeling niet te onderbouwen dat betrokkene in de toekomst zal beschikken over arbeidsvermogen. Wel moet het Uwv aannemelijk maken dat er mogelijkheden zijn om zich zo te kunnen ontwikkelen dat niet uitgesloten is dat het arbeidsvermogen ontstaat. Het gaat dan om de mogelijkheden tot verbetering van de belastbaarheid, de verdere ontwikkeling en de toename van bekwaamheden. [3] Om de duurzaamheid goed te kunnen beoordelen is een stappenplan ontwikkeld dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen bij zo’n beoordeling moeten volgen.
2.2.
De Wajong onderscheidt twee doelgroepen voor jonggehandicapten. De eerste doelgroep [4] ziet op de ingezetenen die op de dag waarop zij achttien jaar worden als gevolg van ziekte duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben (a-grond). De tweede doelgroep [5] ziet op de ingezetenen die (kortgezegd) tijdens of binnen zes maanden na afronden van de studie als gevolg van ziekte duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben (b-grond). Voor beide groepen geldt op grond van het tweede lid de Amber-regeling.
2.3.
Het kan voorkomen dat iemand op zijn achttiende verjaardag geen arbeidsvermogen heeft, maar dit niet duurzaam is. Als binnen vijf jaar nadat iemand achttien is geworden dezelfde medische oorzaak ertoe leidt dat deze persoon duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, kan diegene alsnog een Wajong-uitkering krijgen. Dit wordt dan getoetst aan de hand van de zogenoemde Amber-beoordeling. [6]
2.4.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. [7] Met een aanvraag kan worden beoogd dat wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht), kan worden beoogd een beroep te doen op de
Amber-regeling of kan worden verzocht om herziening voor de toekomst (duuraanspraak).
2.5.
Het Uwv heeft de aanvraag van eiser van 12 december 2022 opgevat als een verzoek om terug te komen van zijn eerdere Wajong-beoordeling. Dit betekent dat aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden zal worden getoetst of het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, zal aan de hand van de beroepsgronden worden beoordeeld of het bestreden besluit niet evident onredelijk is. [8]
2.6.
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. [9] Een medisch rapport is op zich niet aan te merken als een nieuw feit, maar uit een medisch rapport kan de aanwezigheid van een nieuw feit blijken.
2.7.
Ook heeft het Uwv de aanvraag opgevat als een beroep op de Amber-regeling. De rechtbank zal daarom aan de hand van de beroepsgronden verder toetsen of het Uwv terecht heeft gesteld dat er geen sprake is van een verslechtering van de medische situatie op basis van dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na eisers achttiende verjaardag.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser en het Uwv zijn het erover eens dat eiser geen arbeidsvermogen heeft. Tussen partijen is in geschil per wanneer het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
4. De rechtbank is het eens met de beslissing van het Uwv om niet terug te komen van het eerdere besluit van 28 juni 2018 om aan eiser geen Wajong-uitkering toe te kennen. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank licht dat hierna toe.
4.1.
Eiser voert aan dat het ontbreken van zijn arbeidsvermogen uiterlijk per april 2020 (na het afronden van zijn studie) duurzaam is. Hij verwijst hiervoor naar behandelverslagen van het UMC Utrecht 2017 tot en met 2023, informatie van de klinisch psycholoog van Altrecht van 16 juli 2019 en informatie van de psychotherapeut van Altrecht van 29 december 2020.
4.2.
De rechtbank overweegt dat eiser reeds op zijn achttiende jaar op grond van een ziekte beperkingen heeft ondervonden, zodat de beoordeling van een aanspraak op een
Wajong-uitkering alleen plaatsvindt op basis van de a-grond. Ondanks dat eiser ook beperkingen heeft ondervonden tijdens zijn studie, kan niet ook worden beoordeeld op basis van de b-grond. Er kan namelijk slechts sprake zijn van één eerste arbeidsongeschiktheidsdag. [10] Dit betekent dat de verzekerde periode is begonnen op de achttiende verjaardag van eiser, dat is [geboortedag] 2006, en vijf jaar later eindigt, dat is op [geboortedag] 2011. Alleen als de duurzaamheid binnen deze periode is ingetreden, kan eiser aanspraak maken op een Wajong-uitkering.
4.3.
De rechtbank overweegt dat aan de hand van de door eiser ingebrachte medische informatie de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 9 februari 2024 zorgvuldig en deugdelijk gemotiveerd heeft gerapporteerd dat er geen medische gronden zijn om terug te komen van het eerdere besluit. De toename van beperkingen is namelijk niet gelegen binnen de verzekerde periode. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat uit de medische informatie volgt dat eiser in 2018 tot en met 2021 behandelingen heeft gevolgd en dat in 2021 wordt geconcludeerd dat er geen effectieve behandelmogelijkheden meer zijn. Dit betekent dat het ontbreken van arbeidsvermogen per deze datum duurzaam is en dit valt niet onder de verzekerde periode.
4.4.
De rechtbank ziet gelet hierop en in de beroepsgronden van eiser geen aanleiding voor het oordeel dat het Uwv had moeten terugkomen van het eerdere besluit van 28 juni 2018. Met de medische informatie heeft eiser beoogd te onderbouwen dat zijn arbeidsvermogen uiterlijk per april 2020 duurzaam ontbreekt. Dit leidt niet tot het oordeel dat het Uwv terug had moeten komen van zijn besluit van 28 juni 2018. Hiermee is namelijk niet gebleken dat het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen is gelegen binnen de verzekerde periode, zijnde op eisers achttiende verjaardag of binnen de vijf jaar daarna. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit evident onredelijk moet worden geacht.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht is gebleven bij het eerdere besluit van 28 juni 2018. Eiser heeft geen recht op een Wajong-uitkering. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Snoo, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
2.Artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong.
3.Zie onder andere de uitspraak van de CRvB van 15 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:508 en van 6 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2324.
4.Artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wajong.
5.Artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wajong.
6.Artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong.
7.Zie de uitspraak van de CRvB van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115, van 17 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1197 en van 27 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4270.
9.Zie de uitspraak van de CRvB 2 december 2021:ECLI:NL:CRVB:2021:3018.
10.De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de CRvB van 8 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:29.