ECLI:NL:CRVB:2021:1197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing Wajong-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1982, een Wajong-uitkering aangevraagd in verband met chronisch depressieve klachten. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door het Uwv op 5 juni 2015, waarna een bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellante diende op 29 november 2017 opnieuw een aanvraag in, met het verzoek om terug te komen van het eerdere besluit. Het Uwv wees deze aanvraag af, onder verwijzing naar het eerdere besluit, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangedragen. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het Uwv ten onrechte geen rekening heeft gehouden met haar medische beperkingen en klachten. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellante haar aanvraag niet had onderbouwd met relevante nieuwe informatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het verzoek om terug te komen van het besluit van 5 juni 2015 niet deugdelijk was onderbouwd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.