Beoordeling door de rechtbank
9. Eiseres krijgt geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Deze zaak is begonnen met het verzoek van 4 september 2021, waarin de stichting het waterschap vraagt om een preventieve last onder dwangsom op te leggen om overtreding tijdens toekomstige viswedstrijden te voorkomen.
11. Deze beroepsprocedure gaat om twee beroepszaken: een beroep tegen het niet tijdig beslissen en een beroep tegen het besluit op bezwaar van 28 februari 2023, waarin het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van het verzoek van 4 september 2021 niet-ontvankelijk is verklaard omdat verweerder vindt dat het verzoek niet concreet genoeg is en daarom geen aanvraag in de zin van de Awb.
12. Zoals op de zitting besproken gaat het in deze procedure om de vraag of het verzoek van 4 september 2021 om een preventieve last onder dwangsom op te leggen een aanvraag is als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek van 4 september 2021 geen aanvraag in de zin van de Awb. Niet ieder verzoek aan een bestuursorgaan om op te treden of maatregelen te treffen, is een aanvraag om een handhavingsbesluit. Daarvoor is nodig dat een concrete activiteit van een (rechts)persoon in verband kan worden gebracht met een overtreding van een wettelijk voorschrift. Alleen als een overtreding of een dreigende overtreding kan worden vastgesteld en bekend is wie overtreder is, kan een bestuursorgaan namelijk een besluit nemen om te handhaven.
14. In lijn met de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State(hierna: ABRvS) moet het verzoek van eiseres van 4 september 2021 aan het dagelijks bestuur daarom voldoende concreet zijn en de activiteit beschrijven waarvan handhaving wordt verzocht en vermelden wie, waar en wanneer deze activiteit concreet uitvoert of gaat uitvoeren om het verzoek als aanvraag te kunnen aanmerken.
15. Het verzoek van eiseres voldoet niet aan deze eisen en is dus geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Weliswaar noemt eiseres in haar verzoek een aantal visverenigingen die wedstrijden organiseren in het beheergebied van het waterschap, maar in het verzoek is niet gespecificeerd waar en wanneer de viswedstrijden worden georganiseerd en door wie. Zij vermeldt daarbij ook dat op de websites van de verenigingen van de federaties overzichten staan van te organiseren wedstrijden. Maar de rechtbank vindt dat van het dagelijks bestuur redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat het dan in plaats van eiseres op zoek gaat naar de organisator en data van viswedstrijden.
16. De rechtbank wijst daarbij op uitspraken van andere rechtbanken die op gelijke wijze hebben geoordeeld: de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2023, de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 februari 2022, de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 april 2022en de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant van 15 december 2022.
17. Op de zitting heeft eiseres een aantal uitspraken genoemd waarin het volgens haar om vergelijkbare verzoeken gaat van eiseres, en waarin de bestuursrechter heeft geoordeeld dat wel sprake is van een aanvraag. Deze uitspraken overtuigen de rechtbank echter niet. De rechtbank legt dit hierna per uitspraak uit.
18. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2022is een uitspraak op verzet van eiseres. De bestuursrechter heeft in die zaak geoordeeld dat, gelet op de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 10 januari 2022, het niet buiten redelijke twijfel stond dat het verzoek geen aanvraag was. De verzetsrechter geeft dus geen inhoudelijk oordeel over het verzoek, of dit wel of geen aanvraag is. Daar komt bij dat de rechtbank Oost-Brabant inmiddels een andere lijn heeft dan in de uitspraak van 10 januari 2022, zie de uitspraken van 15 december 2022.
19. In de zaak waarin de rechtbank Gelderland op 14 maart 2022uitspraak heeft gedaan heeft eiseres verzocht de Waterwet te handhaven. Eiseres heeft aldus verzocht om een bestuursrechtelijke norm te handhaven en daarmee om een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb te nemen. De rechtbank past hier niet, althans niet kenbaar de rechtspraak van de ABRvS toe dat een handhavingsverzoek voldoende concreet moet zijn, en daarom brengt deze uitspraak de rechtbank niet tot een ander oordeel.
20. Ook de uitspraak op verzet van de rechtbank Den Haag van 17 oktober 2022brengt de rechtbank niet op andere gedachten. In de buiten zitting zaak ging het namelijk om de vraag of de reactie van het bestuursorgaan op het verzoek van eiseres om een preventieve last onder dwangsom op te leggen een besluit is in de zin van de Awb. De rechtbank vond dat dat wel zo is, omdat het bestuursorgaan zich in die reactie op het standpunt stelt dat hij niet bevoegd is om handhavend op te treden. In die zaak speelde dus niet de rechtsvraag of het verzoek om preventieve handhaving een aanvraag is als bedoeld in de Awb. Uit de uitspraak op verzet kan dus niet de conclusie worden getrokken dat de bestuursrechter het verzoek een aanvraag vond.
21. In de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (Haarlem) van 2 mei 2022oordeelt de rechtbank dat de reactie van het bestuursorgaan op het verzoek van de stichting om preventieve handhaving een besluit is, omdat dit een inhoudelijke reactie is op het verzoek van eiseres. De rechtbank ziet niet terugkomen dat in deze zaak de rechtsvraag aan de orde is gekomen of het verzoek een aanvraag is in de zin van de Awb.
22. In de zaak waarin de rechtbank Noord-Nederland (Leeuwarden) op 28 oktober 2022uitspraak heeft gedaan ging het niet om een vergelijkbaar verzoek van eiseres, want in dat verzoek heeft eiseres juist wel een concrete viswedstrijd genoemd. Dat is dus anders dan in deze zaken die aan de rechtbank voorliggen.
23. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek van 4 september 2021 geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Het waterschap heeft het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen het besluit op bezwaar van 28 februari 2023 is ongegrond.
24. Omdat het verzoek geen aanvraag is hoefde het waterschap niet te beslissen op dit verzoek, omdat geen beslistermijn is gaan lopen en omdat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is.