ECLI:NL:RBMNE:2022:156

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/4719
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres op 4 september 2021 per e-mail een verzoek ingediend om een preventieve last onder dwangsom op te leggen aan het college van Dijkgraaf en Heemraden van Waterschap Zuiderzeeland. Eiseres heeft op 3 november 2021 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar verzoek. Vervolgens heeft eiseres op 25 november 2021 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist. Verweerder heeft op 14 december 2021 een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat partijen niet voor een zitting zijn uitgenodigd, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft de stelling van eiseres dat verweerder het verzoek om handhaving niet heeft ontvangen, beoordeeld. Eiseres heeft een kopie van de e-mail van 4 september 2021 meegestuurd, maar verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij het verzoek niet heeft ontvangen en heeft dit onderbouwd met een loguitdraai.

De rechtbank oordeelt dat de ontvangst van de e-mail door verweerder redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat de e-mail is verzonden, maar het is niet bewezen dat deze door verweerder is ontvangen. De rechtbank concludeert dat verweerder pas op 22 november 2021 op de hoogte was van het handhavingsverzoek, en dat de beslistermijn van acht weken pas op dat moment begon te lopen. Aangezien eiseres verweerder in gebreke heeft gesteld voordat de beslistermijn was verstreken, is de ingebrekestelling prematuur en is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Awb.

De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard en deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4719

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
het college van Dijkgraaf en Heemraden van Waterschap Zuiderzeeland, verweerder.

Procesverloop

Eiseres stelt op 4 september 2021 per e-mail een verzoek te hebben ingediend om een preventieve last onder dwangsom op te leggen om overtredingen tijdens toekomstige viswedstrijden te voorkomen.
Eiseres heeft per e-mail van 3 november 2021 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen.
Op 25 november 2021 heeft eiseres beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen.
Verweerder heeft op 14 december 2021 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan.
3. Eiseres geeft in haar beroepschrift aan dat verweerder beweert het verzoek om handhaving niet te hebben ontvangen en daarom nog geen besluit heeft genomen. Volgens eiseres is dit onwaarschijnlijk, omdat andere e-mails naar hetzelfde e-mailadres wel zijn ontvangen door verweerder. Eiseres heeft bij haar beroepschrift ook een kopie van de e-mail van 4 september 2021 meegestuurd.
4. Verweerder stelt in zijn verweerschrift het verzoek tot handhaving van 4 september 2021 niet te hebben ontvangen. Verweerder onderbouwt dit met een uitdraai uit de log, waar te zien is dat er tussen 1 september 2021 tot en met 30 september 2021 op geen enkel e-mailadres van verweerder een e-mail van eiseres is ontvangen. Verweerder heeft na ontvangst van de in gebreke stelling navraag gedaan bij eiseres en op 22 november 2021 alsnog het handhavingsverzoek ontvangen. Volgens verweerder is de beslistermijn daarom ook nog niet verstreken.
5. Het feit dat een e-mail de geadresseerde niet of niet volledig bereikt komt in beginsel voor rekening en risico van de verzender. Dit brengt met zich dat, als door de geadresseerde wordt gesteld dat de verzonden e-mail niet is ontvangen, het op de weg van de verzender ligt de verzending aannemelijk te maken. Indien de verzender de verzending van de e-mail aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde het vermoeden dat de e-mail de geadresseerde heeft bereikt te ontzenuwen.
6. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat de e-mail is verzonden door middel van een kopie van de e-mail. Echter blijkt hier niet uit of deze e-mail daadwerkelijk door verweerder is ontvangen. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd en de meegezonden uitdraai van de log kan de ontvangst van de e-mail door verweerder redelijkerwijs worden betwijfeld.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder pas op 22 november 2021 op de hoogte was van eiseres haar handhavingsverzoek. In dit geval geldt een beslistermijn van acht weken.
Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb. Verweerder moet dus uiterlijk op
17 januari 2022 beslissen. Eiseres heeft verweerder dus in gebreke gesteld voordat de beslistermijn verstreken is. Nu op 3 november 2021 de beslistermijn nog niet is verstreken, is de ingebrekestelling prematuur en is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb).
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.