ECLI:NL:RBZWB:2022:691
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in handhavingsverzoek inzake visserij met lood
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 10 februari 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld, die stelt dat de gedeputeerde staten van de provincie Zeeland niet tijdig hebben beslist op haar verzoek tot handhaving van 10 juni 2021. Eiseres verzoekt om handhaving van een verbod op het gebruik van lood door sportvissers in de [plaatsnaam 2]. De rechtbank overweegt dat er geen aanleiding is voor een zitting, omdat het verzoek niet voldoet aan de vereisten van een handhavingsverzoek zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat eiseres een verzoek heeft ingediend, maar dat dit verzoek niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Verweerder heeft het verzoek afgewezen op basis van de stelling dat er geen overtredingen van bestaande wettelijke regels zijn. De rechtbank concludeert dat het verzoek onvoldoende concreet is en dat er geen wettelijke termijnen zijn gaan lopen. Hierdoor is er geen sprake van een met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen, waartegen beroep kan worden ingesteld.
De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Eiseres krijgt haar griffierecht teruggestort en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.