In deze zaak heeft de heer [verzoeker] op 21 juli 2020 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, waarin hij op basis van artikel 35 lid 2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) verzocht om inzage in de persoonsgegevens die ABN AMRO BANK N.V. over hem heeft verwerkt. ABN AMRO heeft hierop gereageerd met een verweerschrift op 9 oktober 2020. De rechtbank heeft op 22 januari 2021 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij de heer [A] namens de verzoeker en de advocaten van ABN AMRO, mr. R.L. Ubels en mr. [B], aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ABN AMRO een klantonderzoek naar [verzoeker] uitvoert in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft). [verzoeker] heeft op 29 april 2020 een verzoek ingediend om inzage in alle gegevens die ABN AMRO over hem heeft, maar ABN AMRO heeft slechts een verwerkingsoverzicht verstrekt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het recht op inzage volgens artikel 15 AVG niet betekent dat de betrokkene recht heeft op inzage in alle documenten waarin zijn persoonsgegevens voorkomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verwerkingsoverzicht van ABN AMRO volledig is en dat [verzoeker] geen belang heeft bij het verzoek om de onderliggende stukken te verstrekken, aangezien hij al toegang heeft tot de relevante informatie.
De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van ABN AMRO, die zijn begroot op € 1.782,--. Deze beschikking is gegeven door mr. S.H. Bokx - Boom en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2021.