In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 februari 2020 uitspraak gedaan over de wijziging van de geslachtsaanduiding en voornamen van een verzoeker die zich identificeert met een neutrale geslachtelijke identiteit. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. C. Simmelink, heeft verzocht om de geboorteakte te wijzigen, zodat het geslacht als 'niet kunnen worden vastgesteld' wordt vermeld. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 1:24 lid 1 BW. De officier van justitie steunde dit verzoek en vroeg ook om een wijziging van de voornamen van de verzoeker.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige wettelijke regeling niet voorziet in de mogelijkheid om de geslachtsaanduiding geheel achterwege te laten. Echter, de rechtbank oordeelde dat er inmiddels een maatschappelijke erkenning is voor een neutrale geslachtelijke identiteit en dat het individuele belang van de verzoeker zwaarder weegt dan het algemeen belang bij handhaving van de huidige regeling. De rechtbank heeft daarom besloten om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten een latere vermelding aan de geboorteakte toe te voegen, waarin staat dat het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld. Tevens is de wijziging van de voornamen in genderneutrale namen toegestaan.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad en andere rechtbanken, en naar de ontwikkelingen in de wetgeving en maatschappelijke opvattingen omtrent genderidentiteit. De beslissing is genomen in het kader van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verzoeker, zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft de ambtenaar gelast om de geboorteakte te verbeteren en de voornaamswijziging door te voeren, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen.