2.5.2.Juridische ontwikkelingen internationaal
Internationaalrechtelijk is van belang de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Artikel 2 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (verder: UVRM) bepaalt:
“ Everyone is entitled to all the rights and freedoms set forth in this Declaration, without distinction of any kind, such as race, colour, sex, language, religion, political or other opinion, national or social origin, property, birth or other status.”
Artikel 3 UVRM bepaalt:
“Everyone has the right to recognition everywhere as a person before the law. Persons of diverse sexual orientations and gender identities shall enjoy legal capacity in all aspects of life. Each person’s self-defined sexual orientation and gender identity is integral to their personality and is one of the most basic aspects of self-determination, dignity and freedom. No one shall be forced to undergo medical procedures, including sex reassignment surgery, sterilisation or hormonal therapy, as a requirement for legal recognition of their gender identity. No status, such as marriage or parenthood, may be invoked as such to prevent the legal recognition of a person’s gender identity. No one shall be subjected to pressure to conceal, suppress or deny their sexual orientation or gender identity.
States shall:
a.
a) Ensure that all persons are accorded legal capacity in civil matters, without discrimination on the basis of sexual orientation or gender identity, and the opportunity to exercise that capacity, including equal rights to conclude contracts, and to administer, own, acquire (including through inheritance), manage, enjoy and dispose of property;
b) Take all necessary legislative, administrative and other measures to fully respect and legally recognise each person’s self-defined gender identity;
c) Take all necessary legislative, administrative and other measures to ensure that procedures exist whereby all State-issued identity papers which indicate a person’s gender/sex — including birth certificates, passports, electoral records and other documents — reflect the person’s profound self-defined gender identity;
d) Ensure that such procedures are efficient, fair and non-discriminatory, and respect the dignity and privacy of the person concerned;
e) Ensure that changes to identity documents will be recognised in all contexts where the identification or disaggregation of persons by gender is required by law or policy;
f) Undertake targeted programs to provide social support for all persons experiencing gender transitioning or reassignment.
Deze mensenrechten zijn in 2006 nader uitgewerkt in de Yogyakarta-beginselen inzake de toepassing van internationale mensenrechten waar het gaat om seksuele voorkeur en genderidentiteit, opgesteld om discriminatie op basis van homoseksualiteit, genderidentiteit, transseksualiteit, transgenderisme, en interseksualiteit tegen te gaan. De beginselen zijn gebaseerd op het idee dat genderidentiteit onlosmakelijk verbonden is met de persoonlijke waardigheid en menselijkheid, en nooit een reden mag zijn voor discriminatie of andere laakbare handelingen.
In de preambule van de Yogyakarta-beginselen wordt als definitie voor genderidentiteit gegeven:
“Gender identity’ to refer to each person’s deeply felt internal and individual experience of gender, which may or may not correspond with the sex assigned at birth, including the personal sense of the body (which may involve, if freely chosen, modification of bodily appearance or function by medical, surgical or other means) and other expressions of gender, including dress, speech and mannerisms”.
Uit de Yogyakarta-beginselen blijkt derhalve dat ieders zelf gedefinieerde seksuele oriëntatie en genderidentiteit gebaseerd is op de fundamentele mensenrechten van het recht op zelfbeschikking, het recht op privacy en het recht op menselijke waardigheid. Daarbij wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de juridische erkenning ervan los gezien moet worden van medische interventies.
Sinds het opstellen van de Yogyakarta-beginselen hebben diverse Aziatische landen, zoals Nepal (Supreme Court of Nepal, Sunil Babu Panta v the Government of Nepal, Writ. No. 9172007(2064) 2007) en India (Supreme Court of India, National Legal Services Authority v Union of India and others, writ. petition (civil) No. 400 of 2012 with writ. petition (civil) No. 604 of 2013, New Delhi, 15 April 2014), het bestaan van een derde gender erkend.
2.5.3.Juridische ontwikkelingen Europa
De Raad van Europa heeft de Yogyakarta-beginselen expliciet onderschreven en een aantal aanbevelingen aan lidstaten opgesteld om deze in de praktijk te brengen.
In de resolutie van 2015 (2048) werden de 47 lidstaten van de Raad van Europa opgeroepen om wetgeving te schrappen die de rechten van de transgenders beperkt en zo een einde te maken aan de discriminatie van deze groep. Daarnaast moeten de wettelijke regelingen voor geslachtsregistratie gebaseerd worden op zelfbeschikking. Tot slot maakt de resolutie ook mogelijk dat een derde genderaanduiding “X” kan worden opgenomen in de identiteitspapieren.
Nederland heeft vóór deze resolutie gestemd.
Op Europeesrechtelijk vlak is er nog geen specifieke wetgeving die betrekking heeft op de bescherming van een derde “gender identity”. Wel is er op dit vlak jurisprudentie die steeds meer ruimte biedt voor de erkenning ervan. Zo heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Y.Y. vs. Turkije (10 maart 2015, 14793/08) bepaald dat het recht op persoonlijke autonomie deel uitmaakt van de persoonlijke vrijheid en menselijke waardigheid, hetgeen de essentie is van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens.
In 2016 oordeelde het EHRM dat het recht op persoonlijke autonomie deel uitmaakt van het recht op bescherming van het privéleven in artikel 8 EVRM (49304/09, Birzietis vs Litouwen) en betrekking heeft op zowel de fysieke als sociale identiteit van een persoon (EHRM 12 april 2016, 64602/12, R.B. vs. Hongarije).
In het arrest Garçon en Nicot vs Frankrijk (EHRM 6 april 2017, 79885/12, 52471/13 en 52596/13) oordeelde het EHRM dat het recht op privéleven de zelfbeschikking met betrekking tot ‘seksuele identiteit’ meebrengt.
Uit de jurisprudentie van het EHRM blijkt dat onder privé leven ook valt de genderidentiteit en dat genderidentiteit meer omvat dan alleen erkenning van de fysieke verschijningsvorm. Het niet erkennen van een zelfbeleefde genderidentiteit zal meestal een inbreuk vormen op het privéleven. Wanneer die inbreuk niet gerechtvaardigd kan worden is sprake van een schending door de staat van zijn verplichtingen onder artikel 8 EVRM.
In de zaak Christine Goodwin vs UK (28957/95, 11 juli 2002) oordeelde het EHRM:
“
93. Having regard to the above considerations, the Court finds that the respondent Government can no longer claim that the matter falls within their margin of appreciation, save as regards the appropriate means of achieving recognition of the right protected under the Convention. Since there are no significant factors of public interest to weigh against the interest of this individual applicant in obtaining legal recognition of her gender re-assignment, it reaches the conclusion that the fair balance that is inherent in the Convention now tilts decisively in favour of the applicant. There has, accordingly, been a failure to respect her right to private life in breach of Article 8 of the Convention.”
De rechtbank merkt hierbij op dat het in deze zaak ging om een transseksueel.
2.5.4.Juridische ontwikkelingen Nederland
Sinds 1993 bestaat voor kinderen met (kenbare) ambivalente geslachtskenmerken (intersekse conditie/DSD) de mogelijkheid om een voorlopige akte op te maken waarop wordt vermeld dat het geslacht nog niet kon worden vastgesteld. Na uiterlijk drie maanden wordt een definitieve akte opgemaakt waarop bij geslacht mannelijk of vrouwelijk wordt ingevuld, tenzij het geslacht dan nog steeds niet kan worden bepaald. Het is dus mogelijk dat mensen die in Nederland zijn geboren wettelijk gezien geen man of vrouw zijn. Zij krijgen bij de vermelding van het geslacht een X in hun paspoort.
Als deze mensen op latere leeftijd ontdekken dat hun juridisch geslacht niet klopt, kunnen
zij de rechter verzoeken om de ambtenaar van de burgerlijke stand op te dragen deze
vergissing te corrigeren in de geboorteakte (art. 1:24-24b BW). De correctie wordt ook
doorgevoerd in de persoonslijst van de Basisregistratie Personen maar is niet zichtbaar.
Voor mensen die fysiek wél aan de (medische) normen voor man of vrouw voldoen, maar zich niet thuis voelen in het hun toegekende geslacht (transgenders) is er de
mogelijkheid om het geslacht te veranderen van man naar vrouw of andersom (art. 1:28 BW).
Vóór de wetswijziging van 1 juli 2014 moest men fysiek zoveel mogelijk zijn aangepast aan “het andere geslacht” en permanent onvruchtbaar, om van deze mogelijkheid
gebruik te kunnen maken. Deze voorwaarden zijn komen te vervallen omdat ze als “niet meer van deze tijd” en in strijd met mensenrechtelijke normen werden beschouwd, in het bijzonder het zelfbeschikkingsrecht. Hiermee werd de mogelijkheid om het juridisch geslacht te wijzigen losgekoppeld van een eventuele medische behandeling.
De vraag of doorhaling van de geslachtsaanduiding in de geboorteakte mogelijk moet zijn zonder dat in de akte een nieuwe geslachtsaanduiding wordt opgenomen (“niet-geseksueerdheid”) is aan de orde gekomen bij het wetsvoorstel in 2012-2013 dat wijziging van vermelding van het geslacht in de geboorteakte voor transgenders makkelijker moet maken. De staatssecretaris heeft toen aangegeven dit complexe vraagstuk apart te willen behandelen.
In het Voorstel van Wet van de leden Bergkamp, Van den Hul en Özütok tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter nadere invulling van het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op grond van geslacht (Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen), 34 650, vergaderjaar 2017-2018, wordt aandacht gevraagd voor dit vraagstuk. Het voorstel strekt ertoe dat in de wet wordt vastgelegd dat onderscheid op grond van geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie valt onder onderscheid op grond van geslacht. De initiatiefnemers zien een maatschappelijk tendens waarbij de keuze man/vrouw niet meer volstaat om de volledige reikwijdte van het begrip geslacht te omvatten. Zij hebben het streven dat eenieder die zichzelf niet man of vrouw voelt, of zich niet kan identificeren met een toebedeeld “etiket” man of vrouw ook tegen discriminatie op grond van geslacht wordt beschermd door de gelijke behandelingswetgeving.