Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
BMA Nederland B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van de curator uitgebracht op 21 juli 2017
- de reactie van BMA AG op de dagvaarding (conclusie van antwoord van 6 december 2017), waarbij ook de bevoegdheid van deze rechtbank is betwist
- de reactie van de curator op de betwisting van de bevoegdheid (incidentele conclusie van 7 februari 2018)
- het tussenvonnis van deze rechtbank van 23 mei 2018 (ECLI:NL:RBMNE:2018:2163), waarin zij heeft geoordeeld dat zij op grond van de Insolventieverordening
- de reactie van de curator op de conclusie van antwoord van BMA AG (bij conclusie van repliek van 29 augustus 2018), waarbij hij zijn eis heeft gewijzigd,
- de vordering van 29 augustus 2018 van een derde, de Stichting, om haar toe te staan om in de procedure tussen de curator en BMA AG te mogen tussenkomen,
- de reacties van BMA AG en de curator op deze vordering van de Stichting (bij conclusies van antwoord van 12 september 2018 en 12 december 2018)
- het tussenvonnis van deze rechtbank van 30 januari 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:242), waarbij de tussenkomst is toegestaan,
- het verzoek van BMA AG aan de rechtbank om terug te komen op de tussenvonnissen van 23 mei 2018 en 30 januari 2019 (akte heroverweging van 21 augustus 2019),
- de reacties van de curator en de Stichting op dit verzoek (bij aktes van 16 oktober 2019)
- de indiening door de Stichting van haar vorderingen op de curator en BMA AG (conclusie van eis in tussenkomst van 12 februari 2020).
2.De beoordeling
- de feiten die voor de beoordeling van de prejudiciële vragen van belang zijn (hoofdstuk 3),
- de vorderingen van de curator en de Stichting (hoofdstukken 4 en 5),
- het toepasselijke nationale recht (hoofdstuk 6),
- de kernstandpunten van partijen over de rechtsmacht en het toepasselijke recht (hoofdstukken 7 en 8),
- de voorgenomen vragen (hoofdstuk 9) en
- de toelichting op de vragen (hoofdstuk 10).
3.De feiten
4.De vorderingen van de curator
5.De vorderingen van de Stichting
- tegenover alle schuldeisers in het faillissement van BMA NL , dan wel
- tegenover de schuldeisers die hebben vertrouwd dat BMA NL haar aangegane verplichtingen tegenover hen zou nakomen omdat BMA AG daarvoor adequate financiering aan BMA NL zou verstrekken, dan wel
- tegenover de schuldeisers die maatregelen hadden kunnen nemen om te voorkomen dat hun vordering op BMA NL onbetaald bleef, als zij vóór het staken van de verdere financiering door BMA AG daarvan op de hoogte waren geweest.
6.De inhoud van het nationale recht
7.De kernstellingen van partijen over de rechtsmacht
8.De kernstellingen van partijen over het toepasselijke recht
9.De voorgenomen vragen van uitleg
10.Toelichting op de vraagstelling
Toelichting op vraag 1
- het verwijt dat BMA AG een risicovolle vorm van financiering in het leven heeft geroepen: verdedigd kan worden dat het Handlungsort zich bevindt op de plaats waar de omstreden beslissing is genomen om wel op die wijze te financieren, dus in Duitsland,
- het verwijt dat BMA AG niet eerder met deze vorm van financiering is gestopt: hiervoor kan hetzelfde verdedigd worden als bij het vorige verwijt,
- het verwijt dat BMA AG de financiering op enig moment heeft gestaakt, waardoor de schulden van BMA NL aan haar schuldeisers onbetaald zouden blijven: de gestelde verplichting om door te gaan met financieren had moeten worden uitgevoerd door de financiering ter beschikking te stellen aan een in Nederland gevestigde vennootschap, terwijl de financiering feitelijk ter beschikking werd gesteld op een Duitse bankrekening,
- het verwijt dat het staken van de financiering niet tijdig is aangekondigd: de gestelde verplichting tot het tijdig aankondigen van het staken van de financiering had als eerste moeten plaatsvinden aan de in Nederland gevestigde kleindochter-vennootschap BMA NL , dus in Nederland, waarna BMA NL vervolgens haar crediteuren had kunnen inlichten,
- het verwijt dat BMA AG met de gekozen wijze van financiering van BMA NL de schijn wekte bij de schuldeisers dat BMA NL kredietwaardig was: verdedigd kan worden dat het Handlungsort zich bevindt op de plaats waar de omstreden beslissing is genomen om wel op die wijze te financieren en daarmee de schijn van kredietwaardigheid te wekken, dus in Duitsland.
Gelet hierop geeft de rechtbank het HvJEU in overweging om deze zaken gelijktijdig te behandelen.
11.Vervolg van de procedure
12.De beslissing
10 juni 2020voor een
gelijktijdigte nemen akte
door alle partijenover het voornemen om prejudiciële vragen te stellen aan het HvJEU en over de inhoud van die vragen; uiterlijk op
27 mei 2020wisselen partijen over en weer hun concept-aktes uit, zodat zij daarop in hun definitieve akte afzonderlijk kunnen reageren,