ECLI:NL:RBLIM:2024:1014

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
ROE 22/950, ROE 22/977, ROE 22/1096, ROE 22/1454, ROE 22/1566, ROE 22/1638, ROE 22/1956 en ROE 22/1957
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht bij verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 6 maart 2024, zijn de verzetten van opposante tegen eerdere uitspraken van de rechtbank behandeld. Opposante was niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep omdat zij geen griffierecht had betaald en geen beroep had gedaan op betalingsonmacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat opposante in eerdere procedures steeds dezelfde argumenten heeft aangevoerd, die al veelvuldig zijn beoordeeld en verworpen. De rechtbank concludeert dat de wijze van procederen van opposante misbruik van recht oplevert, omdat zij zonder redelijk doel verzet aantekent tegen uitspraken die al zijn gedaan. De rechtbank heeft de verzetten niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere buiten-zitting uitspraken in stand blijven. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummers: ROE 22/950 V, ROE 22/977 V, ROE 22/1096 V, ROE 22/1454 V, ROE 22/1566 V, ROE 22/1638 V, ROE 22/1956 V en ROE 22/1957 V

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2024 op de verzetten van

[eiseres], te [woonplaats] , opposante [1] ,
tegen de uitspraken van de rechtbank van 30 augustus 2022, 11 oktober 2022, 23 september 2022, 24 oktober 2022 en 28 november 2022 in de gedingen tussen
opposante
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(locatie Heerlen), geopposeerde,
(gemachtigde: mr. R. Boonstra).

Inleiding

1. Deze uitspraak op de verzetten van opposante gaat over de uitspraken van de rechtbank van 30 augustus 2022, 11 oktober 2022, 23 september 2022, 24 oktober 2022 en 28 november 2022 (hierna: de uitspraken) waarin de rechtbank de beroepen van opposante niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft besloten deze verzetten gevoegd te behandelen.
1.1.
De rechtbank heeft de verzetten op 25 januari 2024 op zitting behandeld, gelijktijdig met vijftien verzetten van opposante in gedingen tussen opposante en vijf andere geopposeerden. In de uitnodigingen voor de zitting heeft de rechtbank vermeld dat op de zitting in elk geval zal worden besproken in hoeverre er sprake is van misbruik van recht.
1.2.
Geopposeerde en opposante hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de verzetten niet-ontvankelijk zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is er beslist op de beroepen van opposante?
3. De rechtbank heeft in de beroepszaken uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank doen als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk geacht, omdat opposante in verzuim was het verschuldigde griffierecht te voldoen (artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht). De rechtbank heeft in de uitspraken overwogen dat opposante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in onmacht verkeerde om het griffierecht tijdig te voldoen en dat er geen grond is voor het oordeel dat het geheven griffierecht opposante wezenlijk heeft belemmerd in haar recht op toegang tot de rechter. Dat opposante om haar moverende redenen geen beroep wil doen op betalingsonmacht, maakt dat niet anders.
Welke vraag moet in deze uitspraak worden beantwoord?
4. Opposante heeft in haar verzetschriften dezelfde argumenten naar voren gebracht als in de beroepen. Volgens opposante zijn haar financiële gegevens vervalst en verduisterd. Opposante betaalt geen griffierecht zolang er geen onvervalste documenten worden overgelegd van haar financiën. Opposante vindt dat er sprake is van strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM) omdat haar recht op de toegang tot de rechter wordt belemmerd en het recht om te worden gehoord wordt geschonden. Opposante heeft bovendien steeds uitdrukkelijk verklaard zich niet te beroepen op betalingsonmacht, omdat deze regeling eveneens in strijd is met artikel 6 van het EVRM.
4.1.
De rechtbank heeft ambtshalve geconstateerd dat opposante deze argumenten niet alleen naar voren heeft gebracht in de beroepen en de onderhavige acht verzetten, maar ook in de vijftien verzetzaken van opposante die gelijktijdig op zitting zijn behandeld. Ook heeft de rechtbank geconstateerd dat opposante dezelfde argumenten al in een groot aantal andere beroeps- en verzetzaken heeft aangevoerd, waarop reeds door (onder meer) deze rechtbank is beslist. Omdat opposante dezelfde argumenten, die al veelvuldig zijn beoordeeld, naar voren blijft brengen, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of opposante met haar verzetten misbruik van recht maakt.
Wanneer is er sprake van misbruik van recht?
5. In artikel 13, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, (het BW) staat dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt, deze niet kan inroepen voor zover hij deze misbruikt. In het tweede lid staat dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. In artikel 15 van hetzelfde boek vindt artikel 13 toepassing buiten het vermogensrecht voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
5.1.
Deze artikelen uit het BW kunnen ook in het bestuursrecht van toepassing zijn. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) en de Centrale Raad van Beroep (de CRvB), volgt uit deze artikelen dat de bevoegdheid om een bestuursrechtelijk rechtsmiddel in te stellen, niet kan worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. [2] Deze artikelen verzetten zich dus tegen inhoudelijke behandeling van een bestuursrechtelijk rechtsmiddel (zoals beroep of verzet) dat misbruik van een bevoegdheid behelst en bieden dan ook een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig rechtsmiddel.
6. Dit betekent dat wanneer de rechtbank van oordeel is dat opposante met haar verzetten misbruik van recht maakt, de rechtbank deze verzetten niet inhoudelijk hoeft te beoordelen en niet-ontvankelijk kan verklaren.
Maakt opposante misbruik van recht met het aantekenen van verzet?
7. De rechtbank stelt vast dat de argumenten van opposante in (inmiddels) een groot aantal uitspraken al is beoordeeld. Niet alleen door deze rechtbank [3] (en andere rechtbanken), maar ook door de CRvB. [4] Steeds is geoordeeld dat de regeling over het heffen van griffierecht en de hoogte hiervan, zoals die in Nederland wordt gehanteerd, dusdanig is dat deze normaal gesproken géén belemmering vormt voor de toegang tot de rechter. Dat kan in individuele gevallen anders zijn, namelijk als het netto-inkomen waarover de rechtzoekende maandelijks kan beschikken onder een bepaalde grens ligt en er geen vermogen is waarmee het griffierecht kan worden betaald. Er kan dan een beroep op betalingsonmacht worden gedaan, waardoor vrijstelling van griffierecht kan worden verleend. Het is dan wel aan opposante zélf om aan te tonen dat de heffing van het griffierecht in haar geval een onaanvaardbare belemmering vormt om zich tot de rechter te wenden. Dat heeft opposante niet gedaan, door steeds uitdrukkelijk af te zien van een beroep op betalingsonmacht. Dat opposante het griffierecht niet wil betalen zolang zij de door haar gewenste documenten (over haar inkomen) niet heeft ontvangen, is niet voldoende om een onaanvaardbare belemmering aan te nemen.
7.1.
Hieruit kan niet alleen worden opgemaakt dat de uitspraken waartegen de verzetten zich richten juist zijn, maar ook dat opposante tegen beter weten in blijft volharden in een rechtsgang door verzet aan te tekenen tegen uitspraken waarmee zij niet-ontvankelijk is verklaard in haar beroep wegens het niet betalen van griffierecht. Inmiddels moet voor opposante meer dan duidelijk zijn dat zij tijdig griffierecht dient te betalen, of een onderbouwd beroep op betalingsonmacht dient te doen. Met het instellen van rechtsmiddelen zonder het verschuldigde griffierecht te voldoen, daarbij bewust geen beroep te doen op betalingsonmacht, en onder aanvoering van steeds dezelfde (of vergelijkbare) argumenten, kan het opposante niet langer te doen zijn om het verkrijgen van duidelijkheid over de wet- en regelgeving en rechtspraak over het heffen van griffierecht en de regeling van beroep op betalingsonmacht, want die duidelijkheid is al meerdere keren uitdrukkelijk gegeven.
7.2.
De rechtbank acht van belang dat deze wijze van procederen door opposante, en de vele zaken en (gelijkluidende) uitspraken die moeten worden gedaan, een onevenredige belasting op de rechtspraak opleveren. Dat geldt te meer nu opposante al heel vaak in haar verzetschrift heeft aangegeven te willen worden gehoord, waarna een zitting wordt gepland om haar die gelegenheid te bieden, om vervolgens niet ter zitting te verschijnen. Ook in de onderhavige verzetten is dat het geval.
7.3.
De rechtbank komt tot de conclusie dat opposante de bevoegdheid om verzet aan te tekenen heeft aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, namelijk met geen ander doel dan de rechtspraak onnodig te belasten en zodanig dat dit blijk geeft van kwade trouw. De rechtbank had dit graag met opposante op de zitting van 25 januari 2024 besproken, maar opposante is (opnieuw) niet verschenen. Nu opposante bewust en tegen beter weten in op dezelfde voet blijft doorprocederen over het verschuldigde griffierecht kan de rechtbank haar proceshouding niet anders kwalificeren dan als misbruik van recht.
Wat betekent dit voor nieuwe verzetten van opposante?
8. Voor zover opposante bij andere procedures verzet heeft ingesteld of instelt tegen een buiten-zittinguitspraak waarmee haar beroep niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet betalen van het verschuldigde griffierecht, onder aanvoering van dezelfde of vergelijkbare argumenten, kan de rechtbank (ook) dat verzet niet-ontvankelijk verklaren wegens misbruik van recht. De rechtbank kan in dat geval een behandeling van het verzet op een zitting achterwege laten, ook als opposante daarom wel heeft verzocht. Dat kan omdat er in dat geval, waarin sprake is van misbruik van recht, niet aan een inhoudelijke beoordeling van het verzet wordt toegekomen. Voor het oordeel dat er geen sprake zou zijn van een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM is dan op voorhand geen aanleiding. [5]

Conclusie en gevolgen

9. Nu het instellen van de verzetten getuigt van misbruik van recht, zal de rechtbank deze verzetten niet-ontvankelijk verklaren. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraken in stand blijven.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de verzetten niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaken op: 6 maart 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposante wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1636) en de uitspraak van de CRvB van 22 januari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:307).
3.Zie bijvoorbeeld de recente uitspraken van deze rechtbank van 2 oktober 2023 (ECLI:NL:RBLIM:2023:5858) en van 25 januari 2024 (ECLI:NL:RBLIM:2024:341).
4.Zie onder meer de uitspraak op verzet van 21 juni 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1125) en de uitspraak van 2 augustus 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1471).
5.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4063) en de uitspraak van de CRvB van 18 januari 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:105).