ECLI:NL:CRVB:2023:1125

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
22/1049 MAW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en financiële gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep door de Raad op 17 januari 2023. Appellante had verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring, omdat zij van mening was dat zij niet in verzuim was geweest met betrekking tot het betalen van het griffierecht. De Raad had eerder geoordeeld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald en dat appellante niet had aangetoond dat zij recht had op vrijstelling van dit griffierecht. Tijdens de zitting op 10 mei 2023 is appellante niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris van Defensie vertegenwoordigd was door mr. drs. A.J. Verdonk.

Appellante voerde in verzet aan dat het heffen van griffierecht in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en dat haar financiële gegevens vervalst en verduisterd zijn. De Raad heeft echter vastgesteld dat de argumenten van appellante een herhaling zijn van eerder aangevoerde gronden en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft benadrukt dat de regeling omtrent het griffierecht zodanig is dat rechtzoekenden niet in hun toegang tot de rechter worden belemmerd, en dat appellante de mogelijkheid om een beroep op betalingsonmacht te doen ongebruikt heeft gelaten.

Uiteindelijk heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 juni 2023
22/1049 MAW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 maart 2022, 20/3885 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Staatssecretaris van Defensie (Staatssecretaris)
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 17 januari 2023 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 10 mei 2023. Appellante is met voorafgaand bericht niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A.J. Verdonk.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 17 januari 2023 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 8 april 2022 gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellante, samengevat weergegeven, te kennen gegeven dat zij niet in verzuim is geweest. Appellante heeft het griffierecht niet betaald omdat het heffen van griffierecht in strijd is met onder meer artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verder voert appellante onder andere aan dat haar financiële gegevens zijn vervalst en verduisterd.
In eerdere uitspraken van de Raad [1] is op deze argumenten uitgebreid gereageerd. De gronden die appellante in verzet aanvoert zijn een herhaling van de argumenten die zij eerder heeft aangevoerd. De Raad heeft in die uitspraken geoordeeld dat de regeling in het bestuursrecht over de mogelijkheden om vrijstelling van betaling van het griffierecht te krijgen van dien aard is dat rechtzoekenden daarmee de toegang tot de rechter niet wordt ontnomen. Er is geen aanleiding om daar thans anders over te denken. Als appellante feitelijk minder inkomen ontvangt dan op papier staat, had het op de weg van appellante gelegen om dat bij de Raad aannemelijk te maken. Verder zijn er geen inkomensgegevens overgelegd waarop de Raad zou kunnen concluderen dat appellante recht had op vrijstelling van het griffierecht. Daarbij had appellante dan wel een beroep op vrijstelling van het griffierecht moeten doen. Dat heeft appellante om haar moverende redenen niet gedaan.
De Raad is van oordeel dat appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. Appellante is in de nota van 8 april 2022, waarin zij werd gewezen op het betalen van griffierecht, gewezen op de mogelijkheid om een beroep op betalingsonmacht te doen. Deze mogelijkheid heeft appellante ongebruikt gelaten.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) L. Winters

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld uitspraken van 20 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2883, 29 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1101, 20 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4327, 10 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:634 en 7 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1593.